RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656573-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 maart 2013
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats],
feitelijk verblijvende te Prinses Marijkelaan 11, 3708 DA Zeist.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. D.C. van den Heuvel, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 8 december 2012 goederen in brand heeft gestoken waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren met uitzondering van het deel van de tenlastelegging dat er levensgevaar voor personen te duchten was.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden met uitzondering van het deel van de tenlastelegging dat er levensgevaar voor personen te duchten was.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat er door de brandstichting levensgevaar voor personen te duchten was en zal verdachte daarvan partieel vrijspreken.
Het bewijs
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen van [A]
- het proces-verbaal van bevindingen van [B]
- de bekennende verklaring van verdachte .
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 08 december 2012 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
opzettelijk brand heeft gesticht in een kassencomplex aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
- een hoeveelheid benzine over een matras en kleden en stoelen en een hoeveelheid hout en een hoeveelheid beplanting en jerrycans en potjes en zeilen heen gegoten en
- vervolgens met een brandende aansteker voornoemde goederen in brand gestoken,
ten gevolge waarvan voornoemde goederen en glazen platen en voornoemd kassencomplex geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd kassencomplex te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Uit het de verdachte betreffend pro justitia rapport d.d. 13 februari 2013, opgesteld door W.C.J. Kramer, psychiater, volgt het advies om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Ook de gz-psycholoog, D.J. Burck, heeft in zijn rapport d.d. 1 februari 2013 geadviseerd om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal verdachte derhalve als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 227 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden dat verdachte mee zal werken aan reclasseringstoezicht, een behandeling bij de Viersprong, Altrecht of een soortgelijke instelling, een gedragsinterventie zoals een leefstijltraining en urinecontroles, en voorts dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd mogelijk te maken dat verdachte voor de duur van maximaal 7 weken klinisch opgenomen kan worden, zoals bedoeld in artikel 14c lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte zich kan vinden in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en in een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft betoogd dat een werkstraf niet nodig is, gelet op de rapporten van de psychiater en de psycholoog en de ernst en aard van het feit. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de invulling van de bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft opgemerkt dat hij geen bezwaar heeft tegen dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Verdachte heeft, omdat hij boos was, zijn eigen spullen overgoten met benzine en deze aangestoken. Over het stichten van die brand heeft verdachte nagedacht en hij is met dat doel naar een nabijgelegen tankstation gegaan om benzine te kopen. Zijn spullen lagen in een kassencomplex. In het kassencomplex bevonden zich verschillende goederen. Verdachte heeft door zijn handelen gevaar veroorzaakt voor de goederen in de nabije omgeving van de brand. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de verstrekkende gevolgen die de brand had kunnen hebben.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 december 2012 blijkt dat verdachte meermalen eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Uit het de verdachte betreffend pro justitia rapport d.d. 13 februari 2013, opgesteld door W.C.J. Kramer, psychiater, blijkt dat verdachte sinds 1988 lijdt aan chronische alcoholafhankelijkheid. Daarnaast is er een borderline persoonlijkheidsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale trekken vastgesteld. De psychiater adviseert een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact en een ambulante of klinische behandeling bij een forensische verslavingskliniek of een soortgelijke instelling.
Uit het de verdachte betreffend pro justitia rapport d.d. 1 februari 2013, opgesteld door D.J. Burck, gz-psycholoog, blijkt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de zin van alcoholafhankelijkheid. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis, waarbij narcistische en antisociale trekken worden waargenomen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De psycholoog adviseert om verdachte onder intensieve behandeling te stellen voor zijn borderlinestoornis. Dit zou op ambulante basis kunnen plaatsvinden bij de Viersprong of bij Altrecht. Deze behandeling kan plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht.
Gelet op bovengenoemde rapportages acht de rechtbank het, met de officier van justitie en de verdediging, van belang dat verdachte een behandeling zal ondergaan. De rechtbank is van oordeel dat dit een ambulante behandeling dient te zijn bij de Viersprong of Altrecht, of een soortgelijke instelling, en zal dit in het kader van bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht aan verdachte opleggen. Gelet op de alcoholproblematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat ook het meewerken aan urinecontroles als bijzondere voorwaarde opgelegd dient te worden. Voorts zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden opleggen het deelnemen aan een gedraginterventie en het meewerken aan een klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, indien de reclassering dit nodig acht. De rechtbank zal om deze bijzondere voowaarden mogelijk te maken een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 193 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden is en zal dit aan verdachte opleggen.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij deze straf passend vindt bij de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er niet ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen. De rechtbank wijst daarbij op de partiële vrijspraak ten aanzien van te duchten levensgevaar voor personen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 193 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 180 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
* zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering (GGZ Victas) hem geeft.
* meewerkt aan een ambulante behandeling bij de Viersprong, Altrecht of een soortgelijke instelling.
* deelneemt aan een gedragsinterventie, zoals een leefstijltraining, indien de reclassering dit nodig acht.
* meewerkt aan urinecontroles.
* meewerkt aan een klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken indien de reclassering dit nodig acht.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 100 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen.
Heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 maart 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 08 december 2012 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente
Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Utrecht,
opzettelijk brand heeft gesticht in een kas(sencomplex) aan de [adres],
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
- een hoeveelheid benzine, althans een brandbare stof, over een matras en/of
een of meer kle(e)d(en) en/of een of meer stoel(en) en/of een
hoeveelheid hout en/of een hoeveelheid beplanting en/of een of meer
jerrycan(s) en/of een of meer potje(s) en/of een of meer zeil(en)
heen gegoten en/of
- (vervolgens) (met) een (brandende) aansteker, althans een (brandend)
voorwerp, voornoemd(e) goed(eren) in brand gestoken, althans in de nabijheid
van voornoemd(e) goed(eren) gehouden,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een matras
en/of een of meer kle(e)d(en) en/of een of meer stoel(en) en/of een
hoeveelheid hout en/of een hoeveelheid beplanting en/of een of meer
jerrycan(s) en/of een of meer potje(s) en/of een of meer zeil(en), althans met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemd(e) goed(eren) en/of
een of meer (glazen) pla(a)t(en) en/of voornoemd(e) kas(sencomplex) geheel of
gedeeltelijk is / zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl
daarvan
* gemeen gevaar voor
- voornoemd(e) kas(sencomplex) en/of
- een of meer zich in de nabijheid van voornoemd(e) kas(sencomplex)
bevindend(e) pand(en) en/of woning(en) en/of goed(eren),
in elk geval gemeen gevaar voor goederen
* levensgevaar voor
- een of meer bewoner(s) en/of omwonende(n) die zich bevond(en) in de zich in
de nabijheid van voornoemd(e) kas(sencomplex) bevindend(e) pand(en) en/of
woning(en),
in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen