ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ5232

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16-600799-10
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de vordering tot wijziging van bijzondere voorwaarden in het kader van voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot wijziging van de bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd bij de voorwaardelijke straf van de veroordeelde. De zaak betreft een veroordeelde die een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden heeft gekregen, met een proeftijd van drie jaar. Bij de eerdere veroordeling waren bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het meewerken aan behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek. De officier van justitie heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden te wijzigen, zodat de veroordeelde in een beschermde woonvorm kan verblijven.

Tijdens de zitting zijn de officier van justitie, de veroordeelde, haar raadsman mr. J.P.W. Nijboer, en een reclasseringswerker gehoord. De officier van justitie heeft de wijziging van de voorwaarden onderbouwd met een reclasseringsrapport, waaruit blijkt dat de behandeling van de veroordeelde goed verloopt en dat zij gemotiveerd is om haar leven buiten de instelling vorm te geven. De verdediging heeft ingestemd met de wijziging van de voorwaarden.

De rechtbank heeft overwogen dat de huidige bijzondere voorwaarde, die een behandeling in een gesloten setting voorschrijft, niet meer de meest optimale behandelvorm voor de veroordeelde zal waarborgen. De rechtbank heeft besloten de vordering van de officier van justitie toe te wijzen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen, zodat de veroordeelde zich moet houden aan de voorschriften van de reclassering, inclusief het meewerken aan of verblijven in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, indien de reclassering dat nodig acht. Deze beslissing is genomen om de veroordeelde de nodige flexibiliteit te bieden in haar behandeling en woonvorm.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-600799-10
beslissing van 26 februari 2013 op de vordering tot wijziging van voorwaarden ex artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende [adres], [woonplaats],
heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden die zijn gesteld bij de aan veroordeelde opgelegde voorwaardelijke straf te wijzigen. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit het vonnis van de rechtbank Utrecht van 10 december 2010 en uit de vordering van de officier van justitie van 8 januari 2013.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 februari 2013, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en haar raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, en E. van der Pluim, reclasseringswerker.
2 De vordering
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis een voorwaardelijke straf opgelegd, te weten 18 maanden gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar. Hierbij is als bijzondere voorwaarde gesteld:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als deze inhouden verplichte opname en het meewerken aan behandeling in de FPK Assen dan wel een andere forensisch psychiatrische kliniek voor ten hoogste twee jaren.
Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 25 december 2010.
Bij beslissing van de rechtbank Utrecht van 31 oktober 2011 is voornoemde bijzondere voorwaarde gewijzigd, waarbij de nieuwe bijzondere voorwaarden zijn komen te luiden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- dat veroordeelde zal meewerken aan een behandeling bij FPC de Oostvaarderskliniek te Almere Buiten of een soortgelijke instelling, voor een termijn gelijk aan de duur van de proeftijd of zoveel korter als de deskundigen verbonden aan voornoemde kliniek of soortgelijke instelling dat wenselijk achten.
De vordering tot wijziging ziet erop de tweede bijzondere voorwaarde te wijzigen, in die zin, dat hieraan het wonen in een beschermde woonvorm wordt toegevoegd.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd. De gewijzigde vordering ziet erop dat de eerste bijzondere voorwaarde komt te luiden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dat inhoudt het meewerken aan of verblijven in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, indien Reclassering Nederland dat nodig acht, voor een termijn gelijk aan de duur van de proeftijd of zoveel korter als de deskundigen verbonden aan de betreffende instelling dat wenselijk achten.
2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de gewijzigde vordering dient te worden toegewezen. Zij heeft de vordering onderbouwd met het reclasseringsrapport van 19 december 2012 en met het ter terechtzitting door de reclassering ingenomen standpunt. Hieruit volgt dat de behandeling van veroordeelde in tegenstelling tot eerdere verwachtingen voorspoedig verloopt, dat zij erg gemotiveerd is en dat zij vanuit de instelling wordt gestimuleerd om haar leven buiten de instelling vorm te geven. Dit zou kunnen in de vorm van een begeleide of beschermde woonvorm. Gelet op de benodigde indicatiestelling is het noodzakelijk dat de bijzondere voorwaarden hierop worden aangepast. Op basis daarvan kan vervolgens worden bezien welke instelling de voor veroordeelde meest geschikte zorg en woonvorm kan bieden.
Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, indien door toewijzing ervan teveel onduidelijkheid zou ontstaan over de strekking en reikwijdte van de bijzondere voorwaarde(n).
2.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stemt in met het toewijzen van de vordering.
2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat is te voorzien dat de huidige bijzondere voorwaarde, die voorziet in een behandeling in een gesloten behandelsetting, op korte termijn niet meer de voor veroordeelde meest optimale behandelvorm zal waarborgen. Zij acht het van belang dat een kader wordt geboden waarop enerzijds zo nodig door de reclassering kan worden teruggevallen, en dat anderzijds voldoende flexibiliteit biedt om de voor veroordeelde meest geschikte woonvorm of behandelsetting te vinden.
De bijzondere voorwaarde zoals vermeld in de gewijzigde vordering voorziet hier naar het oordeel van de rechtbank in en zij zal deze vordering derhalve toewijzen.
3 De beslissing
De rechtbank:
- wijst de ter terechtzitting gewijzigde vordering van de officier van justitie om wijziging van de bijzondere voorwaarden na voorwaardelijke veroordeling toe;
- wijzigt de aan veroordeelde opgelegde voorwaarde “dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;” in die zin, dat deze komt te luiden:
“dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dat inhoudt het meewerken aan of verblijven in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, indien Reclassering Nederland dat nodig acht, voor een termijn gelijk aan de duur van de proeftijd of zoveel korter als de deskundigen verbonden aan de betreffende instelling dat wenselijk achten;”
Deze beslissing is gegeven door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. de Meulder, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 februari 2013.