ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ5194

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/656486-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en poging tot diefstal met geweld door meerdere personen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige diefstal en een poging tot diefstal. De feiten vonden plaats op 12 november 2012 in Utrecht, waar de verdachte als bestuurder van een vluchtauto fungeerde. Twee mededaders, gemaskerd, benaderden twee scholieren op straat en trokken met geweld aan hun tassen. De verdachte wachtte in de auto en hielp zijn mededaders door hen na de diefstal te vervoeren. Tijdens de rechtszitting op 25 februari 2013 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte strafbaar was. De rechtbank heeft de door de verdediging aangevoerde verweren verworpen en achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld en de griffier aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656486-12 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende Utrecht,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en de toelichting op deze vordering, zoals gegeven door de raadsman van de benadeelde partij, mr. E.N. Bouwman, advocaat te Utrecht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: samen met een ander of anderen een tas met daarin een hoeveelheid
geld en een paspoort heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd
vergezeld van geweld;
feit 1 subsidiair: medeplichtig is geweest aan deze diefstal met geweld;
feit 2 primair: samen met een ander of anderen heeft geprobeerd een tas te stelen,
terwijl deze poging tot diefstal werd vergezeld van geweld;
feit 2 subsidiair: medeplichtig is geweest aan deze diefstal met geweld.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten en heeft daartoe de hierna te noemen verweren gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Op 12 november 2012 lopen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] in het Vondelpark te Utrecht.
[benadeelde 2] draagt een tas over haar schouder, onder haar arm geklemd, met daarin onder andere haar paspoort en een hoeveelheid geld van haar vader, [benadeelde 1]. [benadeelde 3] draagt een tas aan haar arm.
Plotseling zien [benadeelde 2] en [benadeelde 3] twee gemaskerde mannen op hen af komen rennen. Een van de mannen trekt meermalen met kracht aan de tas van [benadeelde 2] en weet de tas van haar af te nemen. De tweede man trekt met kracht aan de tas die [benadeelde 3] draagt. Hij slaagt er niet in om de tas weg te nemen. [benadeelde 2] en [benadeelde 3] zien dat de twee mannen daarna met de tas van [benadeelde 2] wegrennen en instappen in een zwarte Volkswagen Polo die verderop in de Croesestraat met draaiende motor staat. Deze auto rijdt daarop met hoge snelheid weg.
Getuige [getuige 1] bevestigt het voorgaande en verklaarde dat het incident plaatsvond omstreeks 14.05 uur. Hij verklaarde verder dat de betreffende Volkswagen Polo voorzien is van kenteken [kenteken]. Niet alleen getuige [getuige 1], ook getuige [getuige 2] verklaarde dat de betreffende auto voorzien is van dit kenteken.
Getuige [getuige 2] verklaarde verder dat hij zag dat deze auto omstreeks 14.00 uur in de Croesestraat reed en daar stopte. Hij zag twee mannen uitstappen die, na even bij de auto te hebben rondgekeken, het Vondelpark inliepen. De bestuurder van de Volkswagen Polo, een vermoedelijk Marokkaanse man, met licht getinte huidskleur, donker krullend haar en een opvallende, kromme neus, bleef in de auto zitten. Nadat een andere auto voor hem wilde parkeren, maande voornoemde bestuurder hem weg te gaan. De bestuurder hing vanaf de bestuurdersstoel achterin om de achterportieren open te zetten. Getuige [getuige 2] hoorde kort daarop hard gegil vanuit het Vondelpark klinken. De twee mannen die het park in waren gelopen, kwamen gemaskerd teruggerend, een van de mannen hield een tas onder zijn arm alsof het een rugbybal was, en gingen op de achterbank van de Volkswagen Polo zitten, die vervolgens met hoge snelheid wegreed in de richting van de Jutfaseweg.
Verbalisanten rijden naar aanleiding van de betreffende melding in de richting van de Jutfaseweg te Utrecht. Als zij omstreeks 14.15 uur over de Eemstraat in Utrecht rijden, zien zij een man in de Waalstraat rennen die voldoet aan voornoemd signalement. De man, die uit de richting van de Jutfaseweg rent, identificeert zich als [verdachte], verdachte.
In de Eemstraat, een zijstraat van de Waalstraat, treffen verbalisanten voornoemde Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] aan.
Verdachte heeft bevestigd dat hij de bestuurder is geweest van de in de Eemstraat aangetroffen auto. Hij verklaarde dat hij deze auto even voordat hij werd aangehouden in deze straat heeft geparkeerd.
Uit onderzoek volgt dat, komend vanaf de Croesestraat, ter hoogte van de plaats delict en rijdend met de auto in de richting van de Jutfaseweg, de afstand naar de [adres] meter betreft, met circa 2 minuten reistijd.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdediging gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van de ten laste gelegde feiten worden weerlegd door de hiervoor weergegeven gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Met betrekking tot de door de verdediging gevoerde verweren overweegt de rechtbank in het bijzonder nog het volgende.
Alternatief scenario
De verdediging heeft betwist dat verdachte de bestuurder van de door voornoemde getuigen genoemde Volkswagen Polo is geweest. Verdachte reed weliswaar in een auto van het zelfde merk en type, in dezelfde kleur en voorzien van hetzelfde kenteken, maar zijn auto zou mogelijk zijn gekloond, aldus de verdediging. Niet hij, maar een andere bestuurder zou betrokken zijn geweest bij de ten laste gelegde feiten. Ten tijde van het incident zou verdachte met zijn eigen auto elders in Utrecht hebben gereden, aldus de verdediging.
Ter ondersteuning van het voorgaande heeft de verdediging er op gewezen dat getuige [getuige 3] verdachte niet heeft herkend bij een foto-bewijsconfrontatie.
De rechtbank overweegt dat een alternatief scenario niet alleen niet ondenkbaar moet zijn, maar ook een zekere mate van waarschijnlijkheid moet hebben. Het alternatieve scenario dat door de verdediging is aangevoerd is - in het licht van voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd - zó onwaarschijnlijk en daarom naar het oordeel van de rechtbank onaannemelijk. Dat geldt eveneens voor de verklaring van verdachte dat hij ten tijde van de overval onderweg zou zijn naar huis na een familiebezoek in De Meern. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet waarschijnlijk nu de overval rond 14.05 uur heeft plaatsgevonden en verdachte vervolgens na de melding omstreeks 14.15 uur in de Waalstraat is aangetroffen. De Eemstraat waar de Volkswagen Polo stond geparkeerd, is een zijstraat van de Waalstraat en gelegen op een paar minuten afstand van de plaats delict. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte als bestuurder van de betreffende vluchtauto is opgetreden en verwerpt de daartegen gevoerde verweren.
Dat getuige [getuige 3] verdachte bij een foto-confrontatie, bijna twee maanden na de beroving, niet als de bestuurder heeft herkend, doet aan het bovenstaande naar het oordeel van de rechtbank niet af.
Bewuste en nauwe samenwerking
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging bepleit verdachte van het onder 1 primair en onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde vrij te spreken. Van enig overleg is volgens de verdediging niet gebleken en niet is gebleken dat verdachte - anders dan zijn ondersteunende rol op enkele honderden meters afstand - ook betrokken is geweest bij de beroving.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Verdachte heeft zijn twee mededaders, die als passagier in zijn auto zaten, naar de betreffende plaats delict gebracht. Nadat zij de auto daar verlieten, bleef hij met draaiende motor in de auto wachten. Hij maande een andere auto die voor hem wilde parkeren weg te gaan en hield de achterportieren van de auto open. Nadat zijn mededaders gemaskerd en in het bezit van de tas van aangeefster weer terugrenden naar de auto en vervolgens op de achterbank plaatsnamen, reed verdachte met hoge snelheid weg. Met deze handelingen levert verdachte een substantiële bijdrage aan het feit en er blijkt een zodanig nauwe en onderlinge samenwerking met de andere betrokkenen uit-, dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank op grond daarvan als medepleger van zowel de diefstal met geweld (feit 1) als de poging tot diefstal met geweld (feit 2) dient te worden aangemerkt.
Gezien het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 12 november 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, bevattende onder andere een hoeveelheid geld en een paspoort, toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat een mededader met kracht heeft getrokken aan die tas, welke tas door die [benadeelde 2] over haar schouder werd gedragen en onder haar arm werd geklemd terwijl zij over straat liep;
feit 2 primair:
op 12 november 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tas, toebehorende aan [benadeelde 3], tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: hebbende een mededader met kracht getrokken aan de tas van die [benadeelde 3], welke tas die [benadeelde 3] aan haar arm droeg terwijl zij over straat liep, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
feit 1 primair: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk
om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door
twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair: poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht, in het geval dat de rechtbank tot een veroordeling komt, een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd en heeft daartoe een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte genoemd.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en een poging tot diefstal met geweld. Terwijl verdachte in de vluchtauto wachtte,
benaderden twee mededaders - gemaskerd - twee scholieren, die op straat liepen.
Zij trokken ruw aan hun tassen en wisten zo de tas met daarin onder meer geld en een paspoort van een van hen mee te nemen. Daarna vluchtten zij in de door verdachte bestuurde auto.
Het handelen van verdachte werd slechts ingegeven door financieel gewin zonder dat hij zich rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen. De ervaring leert dat slachtoffers van (pogingen tot) straatroof gedurende geruime tijd de psychische nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Voorts worden door het plegen van dit soort strafbare feiten de bestaande gevoelens van onveiligheid in de maatschappij bevestigd en versterkt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 18 februari 2013, opgesteld door H. Wiebe.
De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en deelname aan een CoVa+-training.
De rechtbank acht, alles afwegende en rekening houdend met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden passend en geboden. De rechtbank zal een deel daarvan, groot 2 maanden, voorwaardelijk opleggen. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen, zoals door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank acht oplegging van deze bijzondere voorwaarden geboden, met name gelet op het blanco strafblad van verdachte en zijn kwetsbaarheid voor beïnvloeding en misbruik door derden. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf maakt de begeleiding van verdachte mogelijk en dient tevens te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [benadeelde 2] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Daarom is de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk
om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door
twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair: poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 2 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stellen.
Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
Veroordeelde moet zich (uiterlijk) binnen vijf dagen na het onherroepelijk van dit vonnis melden bij Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200, 3353 JE Utrecht en zich hier gedurende de door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden, zo frequent en zolang als de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig acht.
Veroordeelde moet deelnemen aan een gedragsinterventie: de Cognitieve vaardigheidstraining+.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. J. Ebbens en R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2013.
Mr. R.G.A. Beaujean is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 12 november 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas (bevattende [onder andere] een hoeveelheid geld en/of een paspoort),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of
[benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken
en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) (met kracht) hebben/heeft getrokken en/of gerukt aan die tas
(welke tas door die [benadeelde 2] over haar schouder werd gedragen en/of onder
haar arm werd geklemd terwijl zij over straat liep);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een of meer (nog) onbekende perso(o)n(en) of omstreeks 12 november 2012 te
Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met
een elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
hebben/heeft weggenomen een tas (bevattende [onder andere] een hoeveelheid
geld en/of een paspoort), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan die (nog onbekende perso(o)n(en) en/of verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en /
of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat een of meer van die (nog) onbekende perso(o)n(en) (met
kracht) hebben/heeft getrokken en/of gerukt aan die tas (welke tas door die N.
[benadeelde 1] over haar schouder werd gedragen en/of onder haar arm werd geklemd
terwijl zij over straat liep)
tot en / of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12
november 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, en / of
elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en / of inlichtingen
heeft verschaft en / of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk die
(nog) onbekende perso(o)n(en) per auto te vervoeren naar de plaats waar
bovenomschreven misdrijf plaatsvond en/of aldaar in die auto op de uitkijk te
staan en/of te wachten op die (nog) onbekende perso(o)n(en) teneinde hen/hem
weer vanaf de plaats van het bovenomschreven misdrijf te vervoeren en/of die
(nog) onbekende perso(o)n(en) weer per auto vanaf de plaats van het
bovenomschreven misdrijf te vervoeren;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 12 november 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen
een tas, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft
gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn
mededader(s) met kracht gerukt en/of getrokken aan de tas van die [benadeelde 3],(welke tas die [benadeelde 3] aan haar arm droeg terwijl zij over straat liep)
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een of meer (nog) onbekende perso(o)n(en) op of omstreeks 12 november 2012 te
Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door
die (nog) onbekende perso(o)n(en) voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen een tas, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (nog) onbekende
perso(o)n(en), tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, als volgt
heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende die (nog) onbekende perso(o)n(en) met
kracht gerukt en/of getrokken aan de tas van die [benadeelde 3],(welke tas die [benadeelde 3] aan haar arm droeg terwijl zij over straat liep) zijnde de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
tot en / of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12
november 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, en / of
elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en / of inlichtingen
heeft verschaft en / of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk die
(nog) onbekende perso(o)n(en) per auto te vervoeren naar de plaats waar
bovenomschreven misdrijf plaatsvond en/of aldaar in die auto op de uitkijk te
staan en/of te wachten op die (nog) onbekende perso(o)n(en) teneinde hen/hem
weer vanaf de plaats van het bovenomschreven misdrijf te vervoeren en/of die
(nog) onbekende perso(o)n(en) weer per auto vanaf de plaats van het
bovenomschreven misdrijf te vervoeren;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht