ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ4772

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16-656544-12 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijk aanwezig hebben van hasjiesj na onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 29 november 2012 te Vinkeveen ongeveer 26 kilogram hasjiesj opzettelijk aanwezig zou hebben gehad, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd aangetroffen in de nabijheid van een auto waarin een tas met hasjiesj was aangetroffen, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de hasjiesj zich in de machtssfeer van de verdachte bevond. Ondanks de gegronde verdenkingen en het feit dat de verdachte geen uitleg heeft willen geven over de omstandigheden, was er onvoldoende bewijs om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte was, waardoor de verdachte van het ten laste gelegde feit werd vrijgesproken. Tevens werd de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 223,13 gelast, aangezien dit niet vatbaar was voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-656544-12 [P]
vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1974] te [geboorteplaats] (Duitsland)
wonende te [woonplaats] (Spanje)
raadsman mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht
1 Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 februari 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen op 29 november 2012 te Vinkeveen ongeveer 26 kilogram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman voert hiertoe aan dat de door de medeverdachte [medeverdachte] afgelegde verklaringen niet als bewijs mogen aanvaard, gelet op de ongeloofwaardigheid en het gebrek aan overtuigingskracht. Daarnaast vinden deze verklaringen onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen en is geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n).
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat er, gelet op de omstandigheden waarin verdachte door de politie werd aangetroffen, voldoende redenen waren om over te gaan tot zijn aanhouding en inverzekeringstelling. Voorts was sprake van verdenkingen en ernstige bezwaren op grond waarvan verdachte in bewaring is gesteld en vervolgens zijn gevangenhouding is bevolen. Deze verdenkingen hebben mede kunnen blijven bestaan, doordat verdachte over feiten en omstandigheden met betrekking tot het hem tenlastegelegde in zijn verklaringen bij de politie geen uitleg heeft willen geven, hoewel deze feiten en omstandigheden minst genomen vragen oproepen. De rechtbank doelt hierbij onder andere op het aantreffen van een tas met hasjiesj in de auto van een medeverdachte, van wie verdachte ter terechtzitting heeft verklaard hem te kennen, terwijl verdachte in de directe omgeving aanwezig was. Daarbij komt dat in voornoemde auto een telefoon werd aangetroffen, waarvan is vastgesteld dat deze contact heeft gehad met de telefoon die is aangetroffen in de auto die werd gebruikt door verdachte.
De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat de aangetroffen hasjiesj zich in de machtssfeer van verdachte heeft bevonden, zodat niet bewezen kan worden dat verdachte hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad. Evenmin kan worden vastgesteld dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, zodat eveneens niet bewezen kan worden dat verdachte tezamen met de medeverdachte hasjiesj aanwezig heeft gehad. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van het ten laste gelegde feit vrijspreken.
5 Het beslag
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het onder hem in beslag genomen geldbedrag, nu dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 223,13 (goednummer G428776).
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. J.P.W. Helmonds en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. de Meulder, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 maart 2013.
Mr. M.H.L. Schoenmakers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 november 2012 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26 kilogram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet