ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ4745

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/656183-12 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een politieagent met een auto tijdens een verkeerscontrole

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de verdachte terecht voor bedreiging van een politieagent en het rijden zonder geldig rijbewijs. De feiten vonden plaats op 21 augustus 2012 te Utrecht, waar de verdachte, na een stopteken van hoofdagent [verbalisant 1], met een hoge snelheid in de richting van de agent reed. De verdachte had eerder verklaard dat hij twijfelde of hij moest stoppen, maar gaf uiteindelijk gas en reed door, wat de agent dwong om opzij te stappen om een aanrijding te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging, maar sprak hem vrij van de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor twaalf maanden. De rechtbank overwoog dat het gedrag van de verdachte, door met een auto in de richting van een agent te rijden, een gevaarzettend karakter had en dat de agent zich genoodzaakt voelde om snel te reageren. De verdachte had zich vrijwillig gemeld bij de politie, wat in zijn voordeel werd meegewogen, maar de ernst van de feiten rechtvaardigde een vrijheidsstraf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/656183-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouwe mr. C. Lammers, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 februari 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair:
Op 21 augustus 2012 te Utrecht heeft gepoogd om aan [verbalisant 1], hoofdagent van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto op hem in te rijden;
Subsidiair is dit ten laste gelegd als een bedreiging;
Feit 2:
Op 21 augustus 2012 te Utrecht een personenauto heeft bestuurd terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [verbalisant 1], de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], alsmede de verklaring van verdachte zelf.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten. Zij wijst daarbij op de twijfelachtigheid van de bevindingen van de verbalisanten en de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie.
De verdediging heeft twijfel of verdachte wel de bestuurder van de betreffende personenauto is geweest. De raadsvrouwe wijst ter onderbouwing van haar twijfel op het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], waarin wordt vermeld dat de identiteit van de bestuurder niet kon worden vastgesteld. De desbetreffende auto wordt pas later aangetroffen en staat niet op naam van verdachte. Verdachte meldt zichzelf vervolgens aan het bureau en wordt dan door [verbalisant 1] herkend als de bestuurder. [verbalisant 1] zegt dat hij verdachte herkent omdat hij eerder diens rijbewijs had ingenomen. Het is vreemd dat dit pas gebeurt nadat verdachte zich heeft gemeld. De raadsvrouwe geeft aan dat zij niet weet waarom verdachte bij de politie heeft verklaard zoals hij heeft gedaan. Ze twijfelt ook aan die verklaring. Ook de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] vindt de raadsvrouw twijfelachtig. Daarmee, aldus de raadsvrouwe, levert dit geen overtuigend bewijs.
Voorts heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat niet gesproken kan worden van opzet op het toebrengen van enig letsel. Verdachte ontkent op de agent te zijn ingereden en heeft verklaard dat hij voor hem is uitgeweken en deels over het fietspad is gereden om de agent te passeren. Verdachte dient dan ook van het onder 1 primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde bedreiging is de verdediging van mening dat de dreiging niet zodanig reëel is geweest dat sprake is van een strafbare bedreiging. Verbalisant [verbalisant 1] heeft immers verklaard dat hij, op het moment dat hij de auto in zijn richting zag komen, opzij is gestapt. Hij hoefde dus niet weg te springen of anderszins te vluchten. Dat [verbalisant 1] hevig geschrokken is, wordt niet bestreden. Het was voor hem de eerste keer dat hij na het geven van een stopteken, een auto vanuit stilstand zijn richting op zag komen. Wellicht heeft dit ook meegespeeld in zijn beleving.
De verdediging is, gelet op het vorenstaande van mening dat verdachte ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
Nu de verdediging van mening is dat niet buiten twijfel is vast te stellen dat verdachte degene is geweest die het betreffende voertuig bestuurde, dient hij ook van het onder 2 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit
Bestuurder
Verdachte heeft zichzelf, in dezelfde nacht van 21 augustus 2012 nog, op het politiebureau gemeld als zijnde de bestuurder van de Volkswagen Golf die was doorgereden na het krijgen van een stopteken. Op het bureau werd hij door verbalisant [verbalisant 1] herkend als degene die de Volkswagen Golf bestuurde. Verdachte verklaart dat hij door is gereden omdat hij reed terwijl zijn rijbewijs was ingetrokken. Uit de politiesystemen is gebleken dat het rijbewijs van verdachte op 23 juni 2011 door het CBR ongeldig is verklaard. Ter terechtzitting heeft verdachte zich, op advies van zijn raadsvrouw, beroepen op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft zijn eerder afgelegde verklaring bij de politie bevestigd noch ontkend.
De rechtbank ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte bij de politie op dit punt of aan de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 1] en acht bewezen dat verdachte op 21 augustus 2012 omstreeks 23.35 de bestuurder van de personenauto was.
Op 21 augustus 2012 omstreeks 23.35 uur waren aangever [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie regio Utrecht, bezig met een algemene controle op de Voorstraat te Utrecht. De Voorstraat is een eenrichtingsweg, met aan beide zijden een fietspad en een trottoir. Aan de zijde van het trottoir waarop [verbalisant 1] en zijn collega zich bevonden zijn naast het trottoir parkeervakken gelegen. Aan de overzijde van de weg is het fietspad van de rijbaan afgescheiden door een smalle stoep/verhoging. Naast het fietspad is het trottoir gelegen.
[verbalisant 1] hoorde vanuit de richting Wittevrouwenstraat een voertuig aan komen met een hoog toerental. Hij zag vervolgens vanuit die richting een grijze VW Golf aan komen rijden. [verbalisant 1] maakte de inschatting dat de auto veel te hard reed en besloot de bestuurder daarop aan te spreken. [verbalisant 1] is daarop de rijbaan opgestapt en heeft de bestuurder van de VW Golf met zijn rechterhand een stopteken gegeven en met zijn linkerarm gewezen naar de trottoirzijde. Hij zag dat de bestuurder van de Volkswagen Golf snelheid minderde en op circa 5 meter van hem vandaan nagenoeg tot stilstand kwam. Ook getuige [verbalisant 2] schat de afstand tussen de auto en aangever op dat moment op circa 5 meter.
Ter zitting heeft [verbalisant 1] verklaard dat hij zag dat de bestuurder voldeed aan het hem gegeven stopteken en zijn voertuig voor hem, schuin links op het kruisingsvlak van de Hardebollenstraat en de Voorstraat, tot stilstand bracht. Deze laatste twee feiten, het schuin op het kruisingsvlak en het volledig tot stilstand komen van het voertuig, wijken af van de eerdere verklaringen van aangever en worden ook niet bevestigd door getuige [verbalisant 2] of door verdachte. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het voertuig ‘nagenoeg’ tot stilstand kwam en dat de auto zich nog midden op de rijbaan van de Voorstraat bevond.
Vervolgens hoorden [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat de bestuurder het toerental van de auto verhoogde en (vervolgens) accelereerde. Direct hierop zag [verbalisant 1] dat de auto in beweging kwam en in zijn richting kwam rijden. [verbalisant 1] heeft niet gezien dat de auto van richting veranderde. [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij op dat moment opzij is gestapt en dat het voertuig hem op een afstand van één à twee meter is gepasseerd. Getuige [verbalisant 2] heeft niet gezien dat de auto heeft weggestuurd van zijn collega. Hij zag dat de auto zijn collega rakelings passeerde nadat deze een stap opzij had gedaan en schat de afstand tussen zijn collega en de auto op dat moment op circa één meter. De auto reed vervolgens met verhoogde snelheid door en verdween uit zicht.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij reed toen hij van een politieagent een stopteken kreeg. Verdachte heeft verklaard dat hij wist, dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Verdachte twijfelde of hij moest stoppen. Hij heeft het door hem bestuurde voertuig eerst afgeremd en vervolgens gas gegeven.
Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde.
Aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte heeft de snelheid van de auto geminderd nadat [verbalisant 1] hem een stopteken had gegeven. [verbalisant 1] stond op het wegdek waarover verdachte naderde. Toen verdachte op een afstand van zo`n 5 meter van aangever was genaderd is hij nagenoeg maar niet geheel tot stilstand gekomen. Al rijdende heeft hij, onverhoeds omdat bij [verbalisant 1] en zijn collega de indruk was gewekt dat hij helemaal zou stoppen, vervolgens gas gegeven en is doorgereden. Aangever [verbalisant 1] hoorde het toerental van de motor verhoogd worden en heeft toen een stap opzij gedaan. Verdachte is hem met de auto gepasseerd op een afstand van ongeveer 2 meter. De snelheid waarmee verdachte naderde en doorreed staat niet vast.
Vast staat, dat als een bestuurder rechtdoor in de richting van een voetganger op het wegdek blijft rijden en die voetganger niet tijdig opzij stapt, er een aanrijding volgt. Vast staat ook dat een voetganger kwetsbaar is tegenover een auto. De vraag in de onderhavige zaak is of, gelet op het rijgedrag van verdachte en de -voorspelbare maar niet tevoren gegarandeerd adequate- reactie van de politieman, vast kan worden gesteld dat er een aanmerkelijke kans op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij de politieman bestond toen verdachte gas gaf en doorreed richting aangever.
Boven weergegeven feiten acht de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de kans op een aanrijding aanmerkelijk is geweest, zodat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde.
Verdachte heeft gezien dat een politieman op de weg stond die hem een stopteken gaf. Verdachte heeft hierop zichtbaar gereageerd door de snelheid van zijn auto te minderen. Toen hij de politieman tot op een afstand van ongeveer 5 meter was genaderd was de snelheid van de auto gering en was de auto nagenoeg tot stilstand gekomen. De politieman bevond zich nog op het wegdek, voor de auto. De verdachte verhoogde vervolgens het toerental van de motor en trok met piepende banden op om vervolgens door te rijden. Het onverhoeds verhogen van de snelheid van een personenauto, terwijl een persoon op 5 meter afstand voor die auto staat, is een handeling die, voorzienbaar voor de bestuurder, bij die persoon de gerechtvaardigde vrees doet ontstaan dat hij ten gevolge van een mogelijke aanrijding op zijn minst genomen ernstig gewond zou kunnen raken.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde.
Op grond van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 subsidiair:
op 21 augustus 2012 te Utrecht [verbalisant 1], hoofdagent van politie Utrecht heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend, nadat die [verbalisant 1] hem een stopteken had gegeven, met een door hem bestuurde personenauto, in de richting van die [verbalisant 1] gereden;
Feit 2:
op 21 augustus 2012 te Utrecht, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Voorstraat, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
1 subsidiair:
Bedreiging met zware mishandeling;
2:
Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van de feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om aan verdachte een werkstraf van korte duur op te leggen, waarbij rekening gehouden dient te worden met de medische gesteldheid van verdachte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieambtenaar door met een auto vanaf korte afstand in zijn richting te rijden terwijl de politieman hem een stopteken gegeven had. De agent heeft zich genoodzaakt gezien snel opzij te stappen om een aanrijding te voorkomen. Dit heeft bij de betreffende agent, maar ook bij diens aanwezige collega, hevige schrik, verontwaardiging en boosheid veroorzaakt.
Verdachte heeft daarbij geen gevolg gegeven aan een stopteken dat hem was gegeven in verband met de openbare orde en veiligheid. Verdachte is vervolgens, zoals hijzelf heeft verklaard “als een gek weggereden” omdat hij niet aangehouden wilde worden wegens het rijden zonder geldig rijbewijs.
Het rijden met een auto in de richting van een persoon die op korte afstand staat, is een handeling met een gevaarzettend karakter. Het is immers mogelijk dat de betreffende persoon niet tijdig weg kan komen en de bestuurder van het voertuig in dat geval niet tijdig kan stoppen. Verdachte heeft zich daar kennelijk geen rekenschap van gegeven. Zijn persoonlijk belang om niet aangehouden te worden heeft hij zwaarder laten wegen.
Voorts heeft verdachte een personenauto bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige bedreiging, gezien de ernst een gevangenisstraf rechtvaardigt.
In het voordeel van verdachte spreekt dat hij zich uit eigen beweging op het politiebureau heeft gemeld. Het is niet onaannemelijk te veronderstellen dat zonder deze melding de identiteit van de bestuurder niet achterhaald had kunnen worden. Gezien de omstandigheid dat verdachte zich tijdens de zitting heeft beroepen op zijn zwijgrecht, kan de rechtbank moeilijk inschatten hoe de verdachte terugkijkt op hetgeen heeft plaatsgevonden. Een aantal vragen zijn dan ook onbeantwoord gebleven en onduidelijkheden zijn blijven bestaan. Niet in de laatste plaats voor de aangever.
De rechtbank heeft gelet op een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2012 waaruit blijkt dat verdachte weliswaar niet eerder is veroordeeld ter zake van een agressiedelict, maar wel dat hij in mei 2012 is veroordeeld tot een werkstraf wegens het niet opvolgen van een ambtelijk bevel, welke werkstraf verdachte tot op heden nog niet heeft uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat een geldboete geen recht doet aan de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank heeft het opleggen van (onder meer) een werkstraf overwogen. Echter gelet op de afhoudende houding van verdachte ten aanzien van een werkstraf -hij heeft verklaard een chronische huidziekte te hebben en veel soorten werkstraf niet uit te kunnen voeren- acht de rechtbank de kans op een succesvolle tenuitvoerlegging daarvan te onzeker. De rechtbank heeft er reeds op voorhand geen vertrouwen in dat verdachte een werkstraf zal uitvoeren.
De enige strafmodaliteit die resteert is het opleggen van een vrijheidsstraf. Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank, zoals reeds hiervoor overwogen, dit bovendien een passende straf.
Naast een vrijheidsstraf zal de rechtbank tevens als bijkomende straf een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 176, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 subsidiair: bedreiging met zware mishandeling;
Feit 2: overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van DRIE (3) MAANDEN;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte voorts ter zake van feit 1 tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van TWAALF (12) maanden;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 februari 2013.
Mr. M.J. Veldhuijzen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Primair
hij op of omstreeks 21 augustus 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan M.
[verbalisant 1], hoofdagent van Politie Utrecht, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet (nadat die [verbalisant 1] hem een stopteken had gegeven)
met een door hem bestuurde personenauto is ingereden op die [verbalisant 1], althans in
de richting van die [verbalisant 1] is gereden, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 augustus 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, [verbalisant 1], hoofdagent van Politie Utrecht heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is
verdachte opzettelijk dreigend (nadat die [verbalisant 1] hem een stopteken had
gegeven) met een door hem bestuurde personenauto ingereden op die [verbalisant 1],
althans in de richting van die [verbalisant 1] gereden, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2012 te Utrecht terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of
meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie AM, B, ongeldig was
verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de
weg, de Voorstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die
categorie of categorieën heeft bestuurd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;