ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ4739

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/655940-12 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken met vraagtekens bij verklaringen van aangever

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 februari 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en het bezit van drugs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het feit van diefstal, omdat er vraagtekens waren bij de verklaringen van de aangever. De rechtbank oordeelde dat zonder solide bewijs de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De officier van justitie had zich in haar vordering gebaseerd op de verklaringen van de verdachte en rapportages over de aangetroffen goederen, maar de rechtbank vond deze onvoldoende om tot een veroordeling te komen.

De feiten in de zaak betroffen een achtervolging van de verdachte door de politie, waarbij in de auto van de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid hennep werd aangetroffen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk 3,27 gram cocaïne en 1.170 gram hennep in zijn bezit had. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, dat aangaf dat hij eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet. Ondanks het advies van de reclassering om een behandelverplichting op te leggen, besloot de rechtbank geen aanleiding te zien om dit advies te volgen, gezien de houding van de verdachte tijdens de zitting.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op die gelijk was aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waardoor de schade was ontstaan. De rechtbank besloot tot teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. De uitspraak benadrukt de noodzaak van solide bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/655940-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [adres], [woonplaats].
Raadsvrouwe mr. M.S.L. Leeflang, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.S.L. Leeflang, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadsvrouwe naar voren hebben gebracht.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 13 juni 2012 in Utrecht al dan niet samen met anderen [benadeelde] heeft beroofd.
Feit 2: op 13 juni 2012 ongeveer 3,27 gram cocaïne dan wel amfetamine in zijn bezit heeft gehad.
Feit 3: op 13 juni 2012 al dan niet samen met een ander ongeveer 1.170 gram hennep in zijn bezit heeft gehad.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de officier zich gebaseerd op de aangifte en de verklaring van aangever [benadeelde], alsmede het feit dat één van de telefoons van aangever [benadeelde] uit de auto waarin verdachte zat is gegooid en langs de A2 is teruggevonden.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de verklaring van verdachte en op de rapportages waaruit volgt dat de aangetroffen goederen hennep dan wel cocaïne/amfetamine zijn.
Voor wat betreft feit 3 acht de officier van justitie tevens het medeplegen wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft de officier van justitie gewezen op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij als tussenpersoon fungeerde voor het verkopen van de hennep.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsvrouwe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1
De aangifte en de verklaringen van aangever [benadeelde] roepen diverse vragen op en zijn onbetrouwbaar. Ander bewijs voor de lezing van het verhaal van aangever [benadeelde] is niet aanwezig in het dossier. Het feit dat de telefoon van [benadeelde] uit de Volkswagen Golf is gegooid waar verdachte in zat, is geen onderbouwing voor het verhaal van [benadeelde]. Verdachte dient dan ook van feit 1 te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij drugs in zijn bezit heeft gehad in Utrecht. Verdachte is echter pas in Amsterdam aangehouden en pas toen zijn de drugs ontdekt. Niet staat vast dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten ook in Utrecht al pleegde. Er kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de aan hem onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten in Utrecht heeft begaan. Verdachte dient daarom ook van deze feiten vrij te worden gesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat er diverse vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de inhoud van de aangifte en de verklaringen van aangever [benadeelde]. Dat er in de auto hennep is aangetroffen en dat er vals geld is aangetroffen, wijst er minstgenomen op dat [benadeelde] niet helemaal overeenkomstig de waarheid heeft verklaard. De rechtbank moet dan ook met grote behoedzaamheid omgaan met zijn verklaring. Zonder nadere onderbouwing van die verklaringen met ander solide bewijs kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem ten laste gelegde feit. Dat een telefoon van aangever [benadeelde] uit de auto van verdachte is gegooid, is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de ten laste gelegde gedraging heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.
4.3.2 Het bewijs ten aanzien van de feiten 2 en 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Op 13 juni 2012 vond een achtervolging plaats van Utrecht naar Amsterdam, waarbij de politie een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] achtervolgde. Het voertuig kwam uiteindelijk kort na 22.22 uur tot stilstand in Amsterdam, waarop drie personen uit de auto stapten en wegrenden. Om 22.25 uur werd verdachte aangehouden. In de kofferbak en in het dashboard van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] werden vier tassen met daarin gedroogde henneptoppen aangetroffen. In totaal bevond zich 1.170 gram hennep in de tassen. Vast werd gesteld dat het henneptoppen waren van het geslacht Cannabis, vermeld op lijst II onderdeel B van de Opiumwet.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 13 juni 2012 hennep van Amsterdam naar Utrecht moest brengen. De hennep zat in de kofferbak en in het dashboard van de auto waar verdachte in zat. In Utrecht heeft verdachte de hennep eerst uit de kofferbak van de auto gehaald en er later weer in teruggelegd. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij op 13 juni 2012 cocaïne bij zich had. Vast is gesteld dat verdachte 3,27 gram wit poeder onder zich had bevattende amfetamine en cocaïne welke zijn vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet.
Bewijsoverweging
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk hennep, cocaïne en amfetamine in zijn bezit heeft gehad op het moment dat hij in Utrecht was. Niet is aannemelijk geworden dat verdachte in het korte tijdsbestek van de achtervolging van Utrecht naar Amsterdam, het tot stilstand komen van de Volkswagen Golf en zijn daaropvolgende aanhouding in Amsterdam in de gelegenheid is geweest in Amsterdam de genoemde drugs onder zich te krijgen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op 13 juni 2012 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,27 gram van een materiaal bevattende cocaïne en amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
op 13 juni 2012 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad 1.170 gram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 2: Handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
Feit 3: Handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en het feit dat de laatste veroordeling van verdachte van meer dan vijf jaar geleden stamt. In dit verband heeft de raadsvrouwe verzocht aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarbij eventueel een geheel voorwaardelijke straf of een werkstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft een grote hoeveelheid hennep in zijn bezit gehad om te verkopen. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit is de reden dat de verstrekking van softdrugs aan banden is gelegd.
Ook was verdachte in het bezit van een (geringe) hoeveelheid cocaïne/amfetamine.
In haar oordeel heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet, zoals blijkt uit het strafblad van verdachte d.d. 21 december 2012. Verdachte kan dan ook gezien worden als een gewaarschuwd mens waar het gaat om het voorhanden hebben van (hard)drugs. Kennelijk heeft dit verdachte er niet van weerhouden de bewezen verklaarde strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 9 augustus 2012, waarin onder meer wordt geadviseerd aan verdachte een behandelverplichting op te leggen. De invulling daarvan is, aldus het reclasseringsadvies, ter beoordeling van de reclassering. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven geen problemen te hebben en niet te weten op welke punten hij hulp nodig zou hebben. Gelet hierop en gelet op het feit dat verdachte aan een eerder aan hem opgelegde meldingsplicht geen gehoor heeft gegeven, ziet de rechtbank geen aanleiding het reclasseringsadvies te volgen.
Overigens heeft verdachte ter terechtzitting geen persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht die moeten leiden tot matiging van de bij dit soort delicten gebruikelijk op te leggen straf.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. Nu de rechtbank uitsluitend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, en gelet op de straffen die hiervoor over het algemeen opgelegd worden, een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden is.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van benadeelde partij [benadeelde] integraal toe te wijzen en verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte] daarvoor hoofdelijk aansprakelijk te stellen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft primair verzocht de vordering van benadeelde partij [benadeelde] af te wijzen, gelet op de door haar bepleitte vrijspraak ten aanzien van feit 1.
Subsidiair heeft de raadsvrouwe verzocht te volstaan met een toewijzing van de vordering enkel voor wat betreft de schade aan de BlackBerry Bold. De gevorderde schade van de andere twee telefoons, alsmede van de jas van aangever [benadeelde] kan niet bewezen worden. De raadsvrouwe heeft verzocht dat deel van de vordering af te wijzen.
Over de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouwe zich niet uitgelaten.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 710,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. De vordering heeft betrekking op het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waardoor de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
8 Het beslag
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte in beslag genomen goederen aan hem te retourneren.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 2: Handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
Feit 3: Handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 74 (vierenzeventig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte en de benadeelde partij [benadeelde] ieder in de eigen kosten;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 en 2;
Voorlopige hechtenis
- heft het reeds geschorste bevel van de voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 februari 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie mobiele
telefoons (type Blackberry en/of een Nokia C5) en/of een simkaart en/of een
hoeveelheid geld , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of diens
mededader, terwijl voornoemde [benadeelde] in een rijdende auto zat, dreigend een
vuurwapen heeft/hebben getoond en/of daarbij dreigend de woorden heeft/hebben
toegevoegd "hoeveel geld heb je bij je" en/of "geef je geld en haal je zakken
leeg", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of voornoemde
[benadeelde] uit een auto heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) dreigend de
woorden heeft/hebben toegevoegd "ga weg of ik schiet je op je Joemapampam",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2012 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 3,27 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2012 te Utrecht tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
1170 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet