ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ4568

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/701561-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van munitie en drugs met betrekking tot de productie van amfetamine

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 1 maart 2013 veroordeeld voor het bezit van munitie en drugs. De zaak kwam voort uit een doorzoeking op 17 september 2012 in Utrecht, waar de politie bij de verdachte 10 scherpe patronen en ongeveer 34 gram amfetamine aantrof. Daarnaast werden stoffen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor de productie van amfetamine, te weten BMK en a-fenylacetoacetonitril. De rechtbank oordeelde dat het niet aannemelijk was dat een ander dan de verdachte deze stoffen had verstopt in zijn woning. De verdachte had geen plausibele verklaring voor het voorhanden hebben van deze stoffen en de rechtbank achtte het bewezen dat hij deze opzettelijk voorhanden had voor de productie van amfetamine.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van acht maanden had geëist, in overweging genomen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten en de risico's die het bezit van munitie en drugs met zich meebrengt voor de samenleving. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. G.C. van de Ven-de Vries, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701561-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 1 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1977],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. D.C. Vlielander, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 17 september 2012 te Utrecht 10 scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
feit 2: op 17 september 2012 te Utrecht 34 gram amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad en in de periode van 17 september 2011 tot en met 17 september 2012 te Utrecht BMK en a-fenylacetoacetonitril voorhanden heeft gehad, te weten stoffen waarvan verdachte wist dat deze zijn bestemd voor de productie van amfetamine.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en wijst daarbij op de bevindingen van de politie naar aanleiding van de doorzoeking, het onderzoek naar de munitie en de aangetroffen stoffen en de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van de munitie.
De officier van justitie acht de verklaring van verdachte, dat de aangetroffen amfetamine, BMK en a-fenylacetoacetonitril niet van hem zijn en dat hij niet wist van de aanwezigheid ervan, niet aannemelijk. De stoffen zijn aangetroffen in de kruipruimte van zijn woning en in de container achter zijn woning. Het is onaannemelijk dat een ander dan verdachte deze stoffen aldaar heeft achtergelaten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde feit.
De inhoud van het dossier geeft geen blijk van een bepaalde mate van bewustzijn van verdachte ten aanzien van de bij hem aangetroffen verdovende middelen. Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen verdovende middelen niet van hem zijn en dat hij niet wist van de aanwezigheid ervan. Het woonwagenkamp en de woning zijn vrij toegankelijk voor buitenstaanders, waaronder ook de kliko en de kruipruimte, waardoor het mogelijk is dat een ander dan verdachte de verdovende middelen daar heeft achtergelaten.
Voorts kan niet worden bewezen dat verdachte door het in bezit hebben van BMK en a-fenylacetoacetonitril, een jaar lang, voorbereidingen heeft getroffen voor het maken van (met)amfetamine. Daarbij komt dat uit het rapport van het NFI niet blijkt dat BMK en a-fenylacetoacetonitril enkel kunnen worden gebruikt voor het maken van (meth)amfetamine.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
4.3.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 17 september 2012 werd te Utrecht de woning van verdachte doorzocht. In de woning werd munitie aangetroffen, te weten negen scherpe patronen van het merk S&B (kaliber 7,65 mm) en één scherpe patroon van het merk nny (kaliber 7,65 mm). Voornoemde patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Verdachte heeft bekend dat hij voornoemde munitie in zijn bezit heeft gehad.
Voorts werden zowel in de kliko die achter de woning stond als in een kruipruimte onder de woning, die via de achterzijde van de woning toegankelijk was, hoeveelheden poeders en een hoeveelheid vloeistof aangetroffen.
33,70 Gram poeder dat in een zak onder de woning was aangetroffen (goednummer 722544 en SIN AAFM2110NL) en 0,33 gram poeder dat in capsules in een doos in de container was aangetroffen (goednummer 722164 en SIN AAFM2109NL) bevatte amfetamine. De vloeistof die was aangetroffen in een blikje Rivella in een tas van de Lidl in de container (goednummer 722773 en SIN AAFQ4099NL) bevatte BMK (1-fenyl-2-propanon) en a-fenylacetonitril. Het poeder dat in een blik in de ‘Lidl’tas in de kliko was aangetroffen (goednummer 722777 en SIN AAFM2108NL) bevatte a-fenylacetoacetonitril.
A-fenylacetoacetonitril (a-acetylbenzylcyanide) kan worden omgezet in benzylmethylketon (BMK), een grondstof voor onder andere (meth)amfetamine.
4.3.2 Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van de wetenschap
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte een zekere mate van bewustzijn had ten aanzien van de bij hem aangetroffen verdovende middelen. De woning van verdachte is vrij toegankelijk voor buitenstaanders, waaronder ook de container en de kruipruimte (die van buitenaf is te betreden).
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat zij de verklaring van verdachte, dat de bij hem aangetroffen verdovende middelen niet van hem waren en dat hij ook geen wetenschap had van de voornoemde bij hem aangetroffen verdovende middelen, niet aannemelijk acht.
Uit het dossier en de toelichting van verdachte ter terechtzitting blijkt dat het kamp waar de woning van verdachte deel van uitmaakt een relatief klein terrein betreft met daarop vier naast elkaar staande woningen. Tussen twee van die woningen staat een caravan. De bewoners zijn allemaal familie van elkaar en er bestaat een grote mate van sociale controle op het kampje.
Vóór de woningen, aan de straatzijde, bevindt zich een (al dan niet bestrate) tuin. Het erf behorend bij de woning van verdachte was aan de straatzijde niet afgesloten, waardoor het daar feitelijk onbelemmerd toegankelijk was voor andere personen. Het erf werd voor het overige wel begrensd: op een afstand van ongeveer anderhalve meter achter de woning door middel van een schuur en een hoge muur en aan beide zijkanten van de woning door lage(re) muurtjes.
De bedoelde kliko en de kruipruimte van de woning werden naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvormen gebruikt voor het heimelijk bewaren van de aangetroffen verdovende middelen. De rechtbank acht gelet op bovenstaande niet aannemelijk dat een willekeurige voorbijganger ongemerkt goederen heeft achtergelaten in de container die stond aan de achterkant van de woning of onder de kruipruimte aan de achterkant van de woning. Ook blijkt niet uit het dossier dat de bewoners van het woonwagenkamp elkaars kliko’s (en elkaars kruipruimten) gebruikten voor het bergen van afval of opslaan van goederen. Daarbij komt dat de rechtbank het niet aannemelijk acht dat een ander dan de bewoner van de woning op een dergelijke wijze als in onderhavig geval, goederen opbergt.
Een deel van de verdovende middelen is aangetroffen in een plastic zak in de kruipruimte onder de woning van verdachte. Deze kruipruimte is weliswaar van buitenaf toegankelijk, maar uit het proces-verbaal van bevindingen dat van de doorzoeking is opgemaakt blijkt dat de plastic zak is aangetroffen nadat door verbalisanten aan de achterkant van de woning een gat van ongeveer 40 bij 50 centimeter werd opgemerkt dat was gedicht doormiddel van los opgestapelde bakstenen. Toen een van de verbalisanten in het gat was gekropen en tot ongeveer de helft van zijn lichaam onder de woonwagen lag trof hij de plastic zak aan.
Het overige deel van de verdovende middelen is aangetroffen in de kliko welke achter de woning van verdachte stond. Niet is gebleken dat naast de plastic zakken met verdovende middelen huisvuil in de kliko is aangetroffen.
4.3.3 Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de voorbereidingshandelingen
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte voorbereidingen heeft getroffen voor het maken van (meth)amfetamine. Uit het rapport van het NFI blijkt niet dat BMK en a-fenylacetoacetonitril enkel kunnen worden gebruikt voor het maken van (meth)amfetamine.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt daartoe dat zij van oordeel is dat verdachte wist dat BMK en a-fenylacetoacetonitril worden gebruikt voor het maken van (meth)amfetamine en dat hij deze stoffen ook met dat doel voorhanden had. Verdachte had deze stoffen – evenals amfetamine – heimelijk voorhanden (zie hierover hetgeen reeds onder 4.3.2 is overwogen) en heeft bovendien geen plausibele verklaring afgelegd over het voorhanden hebben van deze stoffen voor gebruik anders dan voor het maken van (meth)amfetamine.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 17 september 2012 te Utrecht voorhanden heeft gehad 10 scherpe patronen (kaliber 7,65mm, merk S&B [9x] en nny [1x]);
2.
op 17 september 2012 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 34 gram
amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde
amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
op 17 september 2012 te Utrecht, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of methamfetamine en/of (een) (ander[e]) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens) zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft hij opzettelijk daartoe materialen bestemd voor de productie van amfetamine en/of methamfetamine en/of (een) (ander[e]) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I te weten
- BMK (1-fenyl-2-propanon) en
- a-fenylacetoacetonitril (a-acetylbenzylcyanide),
voorhanden gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de wijze waarop de politie het woonwagenkamp is binnengevallen. De verdediging acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf welke gelijk is aan het voorarrest voldoende. Dit kan eventueel worden aangevuld met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf of met een werkstraf.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Bij een inval op een woonwagenkamp is bij verdachte in de woning munitie aangetroffen en zijn in de kruipruimte onder de woning en in de kliko achter de woning amfetamine en stoffen waarmee (met)amfetamine wordt gemaakt aangetroffen.
Verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan het bezit van munitie. Deze goederen vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Dat is ook precies de reden dat een doorzoeking waarbij men verwacht vuurwapens of munitie aan te treffen, vaak vooraf wordt gegaan door een professionele inval door speciaal daarvoor getrainde politiemensen van het arrestatieteam. Tegen het ongecontroleerde bezit van munitie dient streng te worden opgetreden. Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van harddrugs en stof om harddrugs maken. Drugs zijn middelen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Het gebruik van dergelijke middelen veroorzaakt, mede door vaak daarmee gepaard gaand crimineel gedrag, onrust en schade in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten;
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 19 november 2012, opgesteld door H. Luites, reclasseringswerker, waaruit blijkt dat reclasseringstoezicht niet is geïndiceerd en waarin het advies wordt gegeven om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden geëist. De rechtbank is, in het licht van het voorgaande en gelet op hetgeen voor soortgelijke feiten onder soortgelijke omstandigheden wordt opgelegd, van oordeel dat een lagere straf op zijn plaats is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. De rechtbank ziet wel aanleiding om een deel daarvan, te weten twee maanden, voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het begaan van strafbare feiten. De rechtbank zal de tijd die door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in mindering brengen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 (zeven) maanden;
beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
beveelt dat een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. I.M. Vanwersch en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 september 2012 te Utrecht voorhanden heeft gehad 10
scherpe patronen (kaliber 7,65mm, merk S&B [9x] en nny [1x]), in elk geval
munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
2.
hij op of omstreeks 17 september 2012 te Utrecht tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
34 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine,
zijnde amphetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 september 2011 tot en met 17 september 2012 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of een) (ander[e]) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens) zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (telkens) zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (telkens) (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad waarvan hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens) opzettelijk daartoe (een) materia(a)l(en) bestemd voor de productie van amfetamine en/of metamfetamine en/of (een) (ander[e]) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I te weten
- BMK (1-fenyl-2-propanon) en/of
- a-fenylacetoacetonitril (a-acetylbenzylcyanide),
gemaakt en/of voorhanden gehad.