ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ4207

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
834420 UC EXPL 12-15285 MEH 4215
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling bij niet-ontvankelijkheid van eiseres in vorderingen tegen verkeerde partij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vennootschap uit Genève, en gedaagde, een besloten vennootschap die zich bezighoudt met de inrichting van beurzen. Eiseres had gedaagde gedagvaard voor een vordering tot betaling van een bedrag van € 25.000,-, maar de kantonrechter oordeelde dat eiseres de verkeerde partij had gedagvaard. Eiseres had een overeenkomst gesloten met de dochteronderneming van gedaagde, genaamd Gedaagde Systeembouw, en niet met gedaagde zelf. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van eiseres in haar vorderingen.

De kantonrechter overwoog dat het op de weg van eiseres ligt om te verifiëren met wie zij contracteert en wie zij in rechte betrekt. In dit geval was het evident dat gedaagde, Tentoonstellingsbouw, welbewust had nagelaten om eiseres te informeren dat zij niet de juiste partij was. De rechter concludeerde dat de proceskosten moesten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het aangaan van contracten en het indienen van rechtsvorderingen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en onderstreept de verantwoordelijkheden van partijen in civiele procedures, vooral in situaties waar meerdere rechtspersonen betrokken zijn. De rechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en tot een rechtvaardige beslissing gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 834420 UC EXPL 12-15285 MEH 4215
Vonnis van 13 maart 2013
in de zaak tussen
de naar Zwitsers recht rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap
[eisers] S.A.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder te noemen: [eisers],
eiseres,
gemachtigde: mr. C.H. Ritter,
en
de besloten vennootschap
Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.H.J. Emmen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 december 2012;
- de brief van Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] van 15 februari 2013 met producties ten behoeve van de comparitie;
- de brief van [eisers] van 18 februari 2013 met producties ten behoeve van de comparitie;
- het proces-verbaal van comparitie van 26 februari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. [eisers] exploiteert een congrescentrum in Genève. Hierbij levert zij ook elektriciteitstoevoer voor stands. [Gedaagde] Systeembouw BV verzorgt de inrichting van (tentoonstellings)beurzen. Enig aandeelhouder van [Gedaagde] Systeembouw is Tentoonstellingsbouw [Gedaagde].
2.2. Op 15 en 16 juni 2011 heeft in het congrescentrum van [eisers] een beurs van Quartz Business Media Ltd. (hierna: Quartz) plaatsgevonden. In opdracht van Quartz heeft [Gedaagde] Systeembouw de inrichting van deze beurs verzorgd. In dit verband heeft [A] per e-mail en vanaf een mailadres van <[X].nl> van 7 juni 2011 een bestelling bij [K] van [eisers] gedaan ter zake van de levering van elektriciteitunits. Het bericht luidt:
“I just ordered the following amounts in your webshop.
191 pc 1kW
79 pc 2,5kW
5 pc 7kW
Attached the specification of the locations.
The changes are highlighted in green.
(…)”
[A] sluit dit e-mailbericht af met:
“[A]
project coördinator
[naam] - P.O. Box [nummer] - NL-[vestigingsplaats]
(…)”
2.3. Deze bestelling is op dezelfde dag door [eisers] bevestigd. De bevestiging is gericht aan [Gedaagde] BV, ter attentie van [A].
2.4. Bij facturen van 8 juni 2011 en 30 juni 2011 brengt [eisers] de ter beschikking gestelde elektriciteitsunits aan [Gedaagde] BV in rekening voor een totaalbedrag van € 58.207,50. De facturen zijn gericht aan [A].
2.5. Na aanmaningen door [eisers] betrekt [W] (“financial manager”) in zijn op 19 september 2011 vanaf een adres van <[X].nl> verstuurd e-mailbericht de stelling dat [eisers] niet alle elektriciteitsunits heeft geleverd. Hij schrijft onder meer:
“The invoice includes 278 main connections which have been ordered from the shell scheme stands. However, on location turned out that not every shell scheme stand had its own connection for electricity.
On site [B] spoke to you about it in the presence of [C] and [D]. After that more main connections have been placed, however not on every shell scheme stand. (…)
We calculated the costs for the delivered main connections and the cost for a socket only in the shell scheme stands without a main connection. (…).
We will pay by bank transfer a total of € 30.292,16 (incl. VAT).”
2.6. Op 22 september 2011 is voornoemd bedrag betaald.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert dat de kantonrechter Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 25.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding en de kosten van de procedure.
3.2. Zij legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] nettoevoer van een bepaald vermogen (variërend van 1 kW tot 7 kW) heeft besteld. Tijdens de comparitie heeft [eisers] toegelicht dat de toevoer ter beschikking is gesteld door middel van 275 doosjes (elektriciteitsunits, “main connections”) die voorzien zijn van een elektriciteitskabel met een paneel. Deze units zijn alle geleverd, aldus [eisers]. Desondanks weigert Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] de facturen volledig te betalen, zodat een bedrag van € 26.997,- open staat. [eisers] heeft haar vordering beperkt tot € 25.000,-.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij alle bestelde units heeft geleverd, verwijst [eisers] naar schriftelijke verklaringen van [R], [naam] en [S].
3.3. Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] voert verweer. Primair stelt zij zich op het standpunt dat [eisers] de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard. De overeenkomst met [eisers] is volgens haar aangegaan door haar dochter [Gedaagde] Systeembouw.
Subsidiair voert Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] aan dat [eisers] in gebreke is gebleven de overeenkomst deugdelijk na te komen, doordat zij onvoldoende units heeft geleverd. Dit leidde ertoe dat drie à vier stands de beschikking hadden over een eigen elektriciteitsunit. Overleg tijdens de opbouw van de beurs leidde er volgens Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] toe dat [eisers] extra units ter beschikking stelde, maar de overeengekomen hoeveelheid units is niet gehaald. Om de stands niettemin van elektriciteit te voorzien, heeft zij besloten gebruik te maken van verlengsnoeren, aldus Tentoonstellingsbouw [Gedaagde]. Ter onderbouwing van haar verweer verwijst Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] onder meer naar de schriftelijke verklaring van [E] van [bedrijf 2] Event Engineering.
3.4. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tijdens de comparitie is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat op de overeenkomst Nederlands recht van toepassing is.
Verder is gebleken dat – hoewel de processtukken anders doen vermoeden – partijen het er ook over eens zijn dat de verplichting van [eisers] nettoevoer te leveren, inhoudt dat zij 275 elektriciteitsunits ter beschikking zou stellen, zodat iedere stand over een eigen unit zou beschikken. De voor deze terbeschikkingstelling verschuldigde prijs is inclusief de feitelijk afgenomen elektriciteit.
4.2. Tijdens de zitting heeft [eisers] niet betwist dat zij de overeenkomst niet met Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] is aangegaan, maar met [Gedaagde] Systeembouw. Dit leidt ertoe dat tussen partijen vaststaat dat [eisers] de verkeerde partij heeft gedagvaard, zodat zij in haar vorderingen niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
4.3. [eisers] stelt zich echter op het standpunt dat Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] in de proceskosten moet worden veroordeeld. Kennelijk legt [eisers] aan dit standpunt ten grondslag dat zij mocht veronderstellen dat zij een overeenkomst met Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] is aangegaan, althans dat het aan Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] te wijten is dat zij de verkeerde partij heeft gedagvaard. Zij wijst erop dat uit de gegevens van het Handelsregister blijkt dat de adresgegevens van Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] en [Gedaagde] Systeembouw dezelfde zijn, namelijk [adres] in [vestigingsplaats]. Ook het in het Handelsregister genoemde telefoonnummer is hetzelfde. Verder verrichten beide rechtspersonen dezelfde werkzaamheden, aldus [eisers].
4.4. Hoewel het op de weg van [eisers] ligt te verifiëren met wie zij contracteert en wie zij in rechte betrekt, is de kantonrechter van oordeel dat de handelwijze van Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] er in belangrijke mate toe heeft bijgedragen dat [eisers] de verkeerde partij heeft gedagvaard. Bij dit oordeel betrekt hij in het bijzonder de volgende omstandigheden.
De bestelling van 7 juni 2011 is gedaan door [A] vanaf een e-mailadres van <[X].nl> (zie r.o. 2.2). [A] vermeldt niet dat zij handelt namens [Gedaagde] Systeembouw, maar noemt slechts [Gedaagde]. De opdrachtbevestiging is gericht aan [A] van “[Gedaagde] BV” en geadresseerd postbus [nummer] in ([vestigingsplaats] Dit is het postbusnummer dat [A] in haar mail heeft opgegeven en dat Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] volgens het Handelsregister gebruikt. Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] heeft [eisers] toen evenwel niet laten weten dat zij geen overeenkomst met haar is aangegaan. Dit heeft zij evenmin gedaan na de ontvangst van de facturen van [eisers], die aan hetzelfde adres zijn gestuurd en eveneens aan [A] zijn gericht. Ook na de ontvangst van de aanmaningen, die ook aan dat adres zijn gezonden, heeft Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] [eisers] hiervan niet in kennis gesteld.
Verder stelt de kantonrechter vast dat Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] zich in de e-mail van 19 september 2011 (zie r.o. 2.5), die is geschreven door [W] en verstuurd vanaf een e-mailadres van <[X].nl>, evenmin op het standpunt stelt dat niet zij maar haar dochter [Gedaagde] Systeembouw de wederpartij van [eisers] is. Deze stelling betrekt zij voor het eerst in haar conclusie van antwoord.
4.5. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat Tentoonstellingsbouw [Gedaagde] het welbewust heeft laten gebeuren dat de verkeerde partij door [eisers] werd gedagvaard, zodat het redelijk is dat de proceskosten op de in het dictum te vermelden wijze zullen worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1. verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
5.2. compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2013.