ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ3552

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/16/337061 / KL ZA 13-36
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie door ex-werknemer en zijn nieuwe onderneming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, stond de vraag centraal of gedaagden zich schuldig maakten aan onrechtmatige concurrentie jegens eiseressen. Eiseressen, een internationale handelsonderneming in wortelen, vorderden een verbod op de activiteiten van gedaagden, waaronder een ex-werknemer die een concurrerende onderneming was gestart. De voorzieningenrechter overwoog dat een ex-werknemer in beginsel vrij is om zijn voormalige werkgever te beconcurreren, tenzij er sprake is van onrechtmatige concurrentie. Hiervoor moeten aan bepaalde criteria worden voldaan, zoals het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame debiet van de voormalig werkgever met vertrouwelijke middelen die de werknemer ter beschikking stonden.

De voorzieningenrechter concludeerde dat eiseressen niet voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat gedaagden zich schuldig maakten aan onrechtmatige concurrentie. Er was geen bewijs dat gedaagde 1 stelselmatig klanten van eiseressen benaderde of dat hij vertrouwelijke informatie misbruikte. De rechter oordeelde dat de contacten die gedaagde 1 had met relaties van eiseressen niet onrechtmatig waren, aangezien er geen exclusiviteit bestond in de zakelijke relaties. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat gedaagde 1 zich op een schadelijke manier over eiseressen had uitgelaten of dat hij verwarring had gecreëerd bij klanten.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van eiseressen af en veroordeelde hen in de proceskosten van gedaagden, die op € 1.493,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 7 maart 2013 door mr. A.P. de Jong-de Goede en mr. J.W.F. Houthoff.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/337061 / KL ZA 13-36
Vonnis in kort geding van 7 maart 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseressen,
advocaat mr. G.J. Helmig te Middelharnis,
tegen
1. [Gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 4],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.W. Kempenaar-van Ittersum te Dronten.
Eisers zullen hierna gezamenlijk als [Eiseressen] worden aangeduid en waar nodig afzonderlijk als Beheer en als [Eiseres]. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk als [Gedaagden] worden aangeduid en waar nodig afzonderlijk als [Gedaagde 1], als [bedrijf 3] en als [bedrijf 4].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij 11 producties;
- de brief van 18 februari 2013 van de zijde van [Eiseressen] met daarbij een nieuwe productie 11 en producties 12 tot en met 18
- de mondelinge behandeling op 21 februari 2013
- de pleitnota van [Eiseressen]
- de pleitnota van [Gedaagden]
1.2. Bij faxbrief van 20 februari 2013 (15:40 uur) zijn van de zijde van [Gedaagden] enkele producties in het geding gebracht. [Eiseressen] heeft daar tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2013 om 9:15 uur bezwaar tegen gemaakt omdat de stukken te laat zijn ingediend. [Eiseressen] heeft geen gelegenheid meer gehad kennis te nemen van deze producties en zij is derhalve niet in staat adequaat te reageren op de inhoud van deze producties. De voorzieningenrechter heeft daarop beslist de van de zijde van [Gedaagden] in het geding gebrachte producties buiten beschouwing te laten bij de beoordeling van de zaak.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [Eiseres] is een internationale handelsonderneming die zich ruim 20 jaar bezig houdt met de in- en verkoop van wortelen. [Eiseres] koopt de wortelen in bij de agrariërs en verkoopt deze aan verwerkers en aan de groothandel. [Eiseres] heeft vestigingen in Nederland, Duitsland en België.
2.2. De aandelen in [Eiseres] worden gehouden door Beheer. De heer [A] (hierna [A]) is indirect aandeelhouder en bestuurder van Beheer. Bestuurder van [Eiseres] is [A], middels [bedrijf 5]
2.3. Op 5 februari 2001 is [Gedaagde 1] bij [Eiseres] met een arbeidsovereenkomst in dienst getreden in de functie van boekhoudkundig medewerker. In de arbeidsovereenkomst tussen [Gedaagde 1] en [Eiseres] stond een non-concurrentiebeding voor de duur van twee jaar na het eindigen van het dienstverband.
2.4. In de loop der tijd is [Gedaagde 1] zich steeds meer gaan richten op de verkoop van de wortelen. [Gedaagde 1] onderhield de contacten met zowel de telers als de afnemers.
2.5. Bij akte van 28 december 2007 heeft [bedrijf 3] 10% van de aandelen in Beheer in eigendom verkregen. [bedrijf 3] is de persoonlijke vennootschap van [Gedaagde 1].
2.6. In december 2009 is de arbeidsovereenkomst tussen [Gedaagde 1] en [Eiseres] beëindigd.
2.7. In januari 2010 is tussen [Eiseres] en [bedrijf 3] mondeling een managementovereenkomst gesloten, uitgevoerd door [Gedaagde 1]. [Gedaagde 1] bleef ook in het kader van de met [bedrijf 3] gesloten managementovereenkomst de verkoop doen en de contacten met de afnemers onderhouden. Voor een deel deed hij ook inkoop en onderhield hij in dat kader contacten met telers.
2.8. Bij akte van 19 september 2011 heeft [bedrijf 3] nog eens 10% van de aandelen in Beheer verworven. De overige 80% van de aandelen in Beheer worden (indirect) gehouden door [A].
2.9. Op 16 november 2012 heeft [Gedaagde 1], namens [bedrijf 3], met onmiddellijke ingang de managementovereenkomst beëindigd. Één dag later heeft [Gedaagde 1] dit ook persoonlijk medegedeeld aan [A].
2.10. Op 19 november 2012 heeft [Gedaagde 1] een ronde gemaakt langs klanten van [Eiseres] om afscheid te nemen.
2.11. Op 22 november 2012 heeft [Gedaagde 1] aan al zijn contacten, waaronder ook alle contacten die hij voor [Eiseres] onderhield, een sms gestuurd met daarin zijn nieuwe mobiele telefoonnummer en de mededeling dat hij op het ‘oude’ nummer niet meer te bereiken is.
2.12. Op 19 december 2012 heeft [Gedaagde 1], middels [bedrijf 5], samen met een vriend van hem – dhr. [X] (hierna [X]), middels [X][bedrijf 6] – de besloten vennootschap [bedrijf 4][bedrijf 3] opgericht. [bedrijf 4] houdt zich bezig met de in- en verkoop van landbouwproducten en oefent feitelijk dezelfde activiteiten uit als [Eiseres].
2.13. Bij brief van 21 december 2012 aan zowel [bedrijf 3] als [Gedaagde 1], heeft (de advocaat van) [Eiseres] zich op het standpunt gesteld dat [Gedaagde 1] en [bedrijf 3] zich schuldig maken aan onrechtmatige concurrentie en hen gesommeerd geen contact meer op te nemen met relaties van [Eiseres].
2.14. Bij brief van 8 januari 2013 hebben [Gedaagde 1] en [bedrijf 3] via hun advocaat aan de advocaat van [Eiseres] medegedeeld niet aan de sommatie te zullen voldoen.
3. Het geschil
3.1. [Eiseressen] vordert
1. [Gedaagden] te verbieden voor een periode van twaalf maanden, of voor een andere periode die redelijk voorkomt, te rekenen vanaf de datum van betekening van dit vonnis, actief te zijn, direct of indirect en in de breedste zin van het woord, in de nationale en internationale handel in wortelen, waaronder ook biowortelen;
2. [Gedaagden] te verbieden voor een periode van twaalf maanden, of voor een andere periode die redelijk voorkomt, te rekenen vanaf de datum van betekening van dit vonnis, direct of indirect contact te hebben met en/of diensten te verrichten voor de bedrijven als genoemd in de bij deze dagvaarding als productie 11 overgelegde lijst, alsmede voor bedrijven die aan die bedrijven zijn gelieerd;
3. te bepalen dat ieder van de gedaagden, zonder nadere ingebrekestelling, een dwangsom van € 30.000,- verbeuren aan [Eiseressen] per dag of dagdeel dat zij één of meer van de onder 1 en 2 genoemde geboden niet volledig nakomen.
3.2. [Gedaagden] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of [Gedaagden] na het vertrek van [Gedaagde 1] bij [Eiseres] onrechtmatig is gaan concurreren met [Eiseres].
4.2. De voorzieningenrechter neemt als uitgangspunt dat het een ex-werknemer, die in zijn handelen niet beperkt wordt door een relatie- of concurrentiebeding, in beginsel vrijstaat zijn voormalige werkgever te beconcurreren. Volgens vaste jurisprudentie is van onrechtmatige concurrentie in beginsel eerst sprake als voldaan is aan de volgende vereisten:
1. het stelselmatig en substantieel afbreken van
2. het duurzame debiet van de voormalig werkgever, dat de werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst mee heeft helpen opbouwen
3. met de hulpmiddelen die de werknemer daartoe vertrouwelijk van zijn voormalig werkgever ter beschikking kreeg.
Deze criteria moeten worden ingevuld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. De voorzieningenrechter acht dit criterium ook van toepassing op de onderhavige situatie. In eerste instantie was sprake van een dienstverband tussen [Eiseres] en [Gedaagde 1] dat om partijen moverende redenen is omgezet in een constructie waarbij een managementovereenkomst is gesloten tussen [Eiseres] en [bedrijf 3] en waarbij [Gedaagde 1], namens [bedrijf 3], in het kader van die managementovereenkomst dezelfde werkzaamheden bleef uitoefenen voor [Eiseres] als hij tijdens zijn dienstverband deed.
4.3. [Eiseressen] heeft gesteld dat de navolgende omstandigheden maken dat voldaan is aan bovenstaand criterium en dat er van de zijde van [Gedaagden] derhalve sprake is van onrechtmatige concurrentie:
- [Gedaagde 1] maakt misbruik van bij [Eiseres] opgedane kennis, ervaring en persoonlijke goodwill;
Volgens [Eiseressen] onderhield [Gedaagde 1] vanwege zijn positie binnen [Eiseres] vele jaren de contacten met de telers en afnemers en beschikte hij over alle bedrijfsinformatie van [Eiseres], waaronder afspraken met en behoeften van klanten en prijsstelling. [Gedaagde 1] is, aldus [Eiseressen], de duurzame zakelijke relaties van [Eiseres] binnengedrongen door vrijwel direct na zijn vertrek bij [Eiseres] met gebruikmaking van deze (vertrouwelijke) kennis en de bij [Eiseres] opgebouwde persoonlijke goodwill, klanten te informeren over zijn vertrek bij [Eiseres], hen op de hoogte te stellen van zijn nieuwe telefoonnummer, klanten van [Eiseres] actief te benaderen en gebruik te maken van hetzelfde computerprogramma als [Eiseres].
- Klanten van [Eiseres] worden door [Gedaagden] afhandig gemaakt;
[Eiseressen] heeft gesteld dat [Gedaagde 1] stelselmatig klanten van [Eiseres] is gaan informeren over zijn nieuwe onderneming en dat hij ook daadwerkelijk transacties op het gebied van wortelen met relaties van [Eiseres] is gaan doen. Ter onderbouwing daarvan heeft [Eiseressen] een verklaring van de heer [K], een relatie van [Eiseres], in het geding gebracht. Daarin verklaart [K] onder meer:
“Eind 2012 belde je me op met de mededeling dat je problemen had vastgesteld over de werking van [Gedaagde 1], vzr) binnen [Eiseres].
Kort daarop vertelde je me dat [Gedaagde 1] in onderling overleg [Eiseres] ging verlaten.
[Gedaagde 1] is toen bij ons in [woonplaats] langs geweest om afscheid te nemen. Hij vertelde me toen dat hij nog niet wist welke job hij in de toekomst zou verder doen.
Nog geen week later stuurde [Gedaagde 1] mij een sms met zijn nieuw mobiel nummer. Nog een week later belde [Gedaagde 1] me op en vertelde me dat hij terug ging werken in de wortel aan- en verkoop.
Hij bood me toen ongewassen wortelen aan.
(…)
Enkele dagen later belde [Gedaagde 1] me terug op met de vraag of [K] dan gewassen wortelen aan hem wilde verkopen (Dit gebeurde immers maar af en toe dat [Eiseres] Gewassen wortelen bij [K] kocht). Ik heb hem toen gezegd dat ik ook geen verkoop met hem wil doen.
Op woensdag 09/01/2013 om 11.57 stuurde [Gedaagde 1] me dan een SMS met volgend bericht: Heb verse gerooide wortelen aan te bieden. Interesse? Kwaliteit is goed en als je liever niet van mij koopt Kun je ze ook via [O] krijgen. Het zijn niet die van [naam]! Gr [Gedaagde 1]
Ik heb op deze SMS niet gereageerd omdat ik dit nog erger vindt. Kopen bij de grootste concurrent ([O]) van [Eiseres] door bemiddeling van een ex-werknemer van [Eiseres].”
Daarnaast heeft [Eiseressen] een verklaring van één van zijn medewerkers overgelegd, waarin over de periode van 2 tot 21 januari 2013 wordt weergegeven wie [Gedaagde 1] al dan niet middels [bedrijf 4] zou hebben benaderd en met welke relatie van [Eiseres] hij zaken zou hebben gedaan.
- [Gedaagden] doet voordelige aanbiedingen;
Volgens [Eiseressen] is [Gedaagde 1] op de hoogte van de prijzen die [Eiseres] in rekening brengt aan haar afnemers. [Gedaagden] duikt bij zijn aanbiedingen aan die afnemers onder de prijs van [Eiseres] en dwing [Eiseres] daarmee haar prijs te verlagen.
- [bedrijf 3] is nog steeds aandeelhouder in Beheer;
[bedrijf 3] is nog steeds houder van 20% van de aandelen in Beheer en indirect van [Eiseres]. Het aandeelhouderschap was bedoeld uiting te geven aan de grote betrokkenheid bij [Eiseres]. [Gedaagden] is [Eiseres] echter rechtstreeks gaan beconcurreren na zijn vertrek, aldus [Eiseressen]
- [Gedaagden] brengt schade toe aan de goede naam van [Eiseres];
[Eiseressen] heeft gesteld dat [Gedaagde 1] na zijn vertrek zijn werkzaamheden niet heeft overgedragen en dat hij heeft geweigerd de wachtwoorden van zijn computer te geven. Klanten van [Eiseres] konden daardoor niet goed bediend worden.
- [Gedaagde 1] verwijst naar zijn vroegere dienstverband bij [Eiseres];
Op 22 november 2012 heeft [Gedaagde 1] vanaf zijn door [Eiseres] verstrekte mobiele telefoon aan alle relaties een sms gestuurd met zijn nieuwe mobiele telefoonnummer en de mededeling dat hij op zijn oude ([Eiseres]) nummer niet meer bereikbaar was.
- [Gedaagden] creëert verwarring bij de klanten van [Eiseres];
[Gedaagden] is een direct met [Eiseres] concurrerende onderneming gestart. [Gedaagde 1] heeft daarmee te veel de altijd aanwezige kans beïnvloed dat met name de relaties van [Eiseres] met wie hij persoonlijk contact had, de identiteit van beide ondernemingen niet uit elkaar houden en worden aangemoedigd over te stappen, aldus [Eiseressen] Volgens [Eiseressen] heeft deze kans zich ook verwezenlijkt.
- [Gedaagde 1] is tijdens zijn dienstverband bij [Eiseres] al begonnen met de voorbereiding van de concurrerende werkzaamheden;
Volgens [Eiseres] kan het niet anders dan dat [Gedaagden] de concurrerende werkzaamheden al zijn begonnen terwijl de managentovereenkomst tussen [Eiseres] en [bedrijf 3] nog liep. [Gedaagde 1] stond er op om op 19 november 2012 in zijn eentje afscheid te nemen van de relaties van [Eiseres]. Er mocht niemand mee.
Vervolgens heeft [Gedaagde 1] op 22 november 2012 zijn nieuwe mobiele nummer naar alle relaties van [Eiseres] gestuurd en op 19 december 2012 is [bedrijf 4] al opgericht. Dat is zo kort na het eindigen van de managementovereenkomst dat de voorbereidingen al voor het einde een aanvang moeten hebben genomen, aldus [Eiseressen]
4.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.5. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen.
4.6. Voorop wordt gesteld er tussen partijen geen sprake is van een non-concurrentie- of relatiebeding en dat [Gedaagde 1] ([bedrijf 3]) de vrijheid heeft om na het eindigen van de relatie met [Eiseres] een eigen onderneming te starten en daarmee ook de concurrentie aan te gaan met [Eiseres]. Bijkomende omstandigheden kunnen echter, zoals hierboven onder 4.2. reeds is overwogen, maken dat er sprake is van onrechtmatige concurrentie, maar de vrijheid van mededinging staat voorop. Verder moet ook voorop staan dat het [Eiseressen] is die [Gedaagden] het verwijt maakt van onrechtmatige concurrentie en dat het op de weg van [Eiseressen] ligt om dit in het kader van deze procedure in die mate aannemelijk te maken dat vooruit gelopen kan worden op een beslissing van de rechter, oordelend in een bodemprocedure.
4.6.1. [Gedaagden] heeft niet ontkend dat er contacten zijn met relaties van [Eiseressen] [Gedaagden] heeft wel betwist dat hij stelselmatig actief relaties van [Eiseressen] benadert teneinde hen te bewegen zaken te doen met [bedrijf 4] in plaats van met [Eiseres]. Buiten de verklaring van [K] zijn er door [Eiseressen] geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat [Gedaagde 1] actief relaties van [Eiseressen] heeft benaderd. [Eiseressen] heeft daarover gesteld dat zij wel van alle relaties gehoord heeft dat zij zouden zijn benaderd door [Gedaagden], maar dat zij niet bereid zijn dit op papier te zetten. Verder heeft te gelden dat onbetwist is gesteld dat de wereld waarbinnen [Eiseres] en [bedrijf 4] opereren klein is en dat ‘iedereen’ elkaar kent. Dat maakt het onvermijdelijk dat er contacten zijn tussen [Gedaagde 1] en zijn oude contacten uit de tijd bij [Eiseres]. [Gedaagden] heeft voorts gesteld dat veel van de contacten die hij heeft met de relaties van [Eiseres] tot stand zijn gekomen op initiatief van de relatie en niet van hem. Met [Gedaagden] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het feit dat er contacten zijn met de relaties van [Eiseres] nog geen onrechtmatige concurrentie inhoudt. [Gedaagden] heeft onbetwist gesteld dat er tussen [Eiseressen] en haar afnemers en leveranciers nooit sprake is geweest van exclusiviteit. Leveranciers en afnemers zijn vrij om met anderen dan [Eiseres] zaken te doen en maken van deze vrijheid ook gebruik, aldus [Gedaagden] Als relaties van [Eiseressen] zaken zouden doen met [Gedaagden], staat het hen nog steeds vrij om ook aan [Eiseres] te leveren of van [Eiseres] af te nemen en vice versa.
4.6.2. Dat het een kleine wereld is waarin het ook nog niet ongebruikelijk is dat met meerdere partijen zaken wordt gedaan, relativeert het door [Eiseressen] gestelde belang en de vertrouwelijkheid van de kennis waarover [Gedaagde 1] door zijn werk bij [Eiseres] beschikte (inhoud van contracten, prijsstelling). Daarnaast heeft [Gedaagden] onbestreden gesteld dat de prijs in korte tijd kan fluctueren. In die zin is het dan ook niet bevreemdend dat in januari 2013 door [Gedaagden] wortelen zijn verkocht onder de prijs waarvoor [Eiseres] weken eerder wortelen verkocht heeft.
4.6.3. Over het alleen afscheid nemen van de klanten van [Eiseres], waarbij [Gedaagde 1] volgens [Eiseressen] de klanten al actief heeft benaderd over zijn nieuwe onderneming, heeft [Gedaagde 1] ter zitting het volgende verklaard. Hij heeft gesteld dat hij na het einde van zijn werkzaamheden bij [Eiseres] nog niet wist wat hij wilde gaan doen en dat hij dát ook de bewuste maandag dat hij afscheid nam van zijn contacten heeft gezegd, wanneer hem daarnaar werd gevraagd. Deze stelling wordt ondersteund door de enige verklaring van een relatie die door [Eiseressen] in het geding is gebracht. [K] verklaarde dat [Gedaagde 1] hem tijdens het afscheid nemen vertelde ‘niet te weten welke job hij ging doen’.
De voorzieningenrechter is gelet hierop van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [Gedaagde 1] die maandag direct is begonnen met het actief benaderen van klanten.
4.6.4. Ook niet aannemelijk is geworden dat [Gedaagde 1] in een periode voor het einde van de managementovereenkomst al doende was met de voorbereidingen van een door hem te starten met [Eiseres] concurrerende onderneming. Dat is uit niets gebleken. Dat er ‘slechts’ vier weken heeft gezeten tussen het einde van het werken bij [Eiseres] en de oprichtingsactiviteiten ten behoeve van [bedrijf 4] is daarvoor niet voldoende, ook niet in combinatie met het versturen van het sms-bericht met het nieuwe telefoonnummer waar hieronder op ingegaan wordt.
4.6.5. [Gedaagde 1] heeft onbetwist gesteld dat hij maar één telefoon(nummer) had en dat hij hiervan zowel zakelijk als privé gebruik maakte. Het sms-bericht dat [Gedaagde 1] op 22 november 2012 verstuurde, heeft [Gedaagde 1] naar al zijn contacten verstuurd, aldus [Gedaagde 1] en niet enkel naar zijn contacten via [Eiseres] met de bedoeling hen te bewegen over te stappen naar zijn op dat moment nog te starten nieuwe onderneming. Voor die lezing pleit dat het gewraakte bericht bestond uit de kale mededeling van het nieuwe telefoonnummer, zonder specifiek tot iemand gericht te zijn en verder niet voorzien van uitnodigend of wervend commentaar. [Eiseressen] heeft naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak over het achterlaten van visitekaartjes bij relaties van een (ex-)werkgever door een
(ex-)werknemer een parallel getrokken met het versturen van dit sms-bericht. Deze vergelijking gaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet op. In de eerste plaats is het sturen van een kaal en ongericht sms-bericht van een andere orde dan het bij zakenrelaties achterlaten van een visitekaartje. Dat laatste heeft een kennelijke zakelijke bedoeling, waar dit van het eerste niet zonder meer valt te zeggen. Daarnaast werd het verspreiden van visitekaartjes onder de relaties van de (ex-)werkgever in de aangehaalde uitspraak juist kwalijk bevonden omdat de betreffende werknemer ten tijde van het verspreiden nog in dienst was bij die werkgever.
4.6.6. [Gedaagden] maken inderdaad gebruik van hetzelfde computerprogramma als [Eiseres] doet. [Gedaagden] heeft dit programma gekocht en het stond hem ook vrij dit te doen. Het enkele feit dat [Gedaagde 1] door zijn ervaring met het programma bij [Eiseres] wist dat dit een goed werkend programma was, maakt het gebruik daarvan om [Eiseres] te beconcurreren niet onrechtmatig.
4.6.7. Over de vraag of [Gedaagde 1] zijn taken bij [Eiseres] op correcte wijze heeft overgedragen en zo niet, wie daarvoor wat te verwijten valt, verschillen partijen van mening. In het kader van deze procedure heeft [Eiseressen] niet geconcretiseerd op welke wijze daadwerkelijk schade door aan [Gedaagde 1] te verwijten gedragingen (of stilzitten) is toegebracht aan (de goede naam van) [Eiseressen] Dat laatste is niet voldoende aannemelijk geworden.
4.6.8. Ditzelfde heeft te gelden voor de gestelde verwarring die volgens [Eiseressen] heeft plaatsgevonden bij haar relaties. Gesteld noch gebleken is dat [Gedaagden] zich zou hebben gepresenteerd als nog steeds verbonden aan [Eiseressen] Bovendien heeft [Eiseressen] nota bene na het vertrek van [Gedaagde 1] zelf nog een brief gestuurd aan al haar relaties met het bericht van het vertrek van [Gedaagde 1] en dat aan opvolging wordt gewerkt. Dat één van de relaties een onjuiste tenaamstelling in haar facturen hanteert, acht de voorzieningenrechter hiervoor onvoldoende.
4.6.9. Over het aandeelhouderschap van [bedrijf 3] in Beheer, heeft [Gedaagden] opgemerkt dat hij juist gestreefd heeft naar een zo spoedig mogelijke beëindiging van de situatie door de verkoop van de door [bedrijf 3] gehouden aandelen. Daarvoor is nodig dat er jaarstukken worden opgemaakt van de diverse ondernemingen van [Eiseressen] Ter zitting is dit erkend door [Eiseressen] en heeft [Eiseressen] gesteld dat de afgelopen periode de prioriteit niet heeft gelegen bij het opstellen van die stukken.
Gelet hierop kan de omstandigheid dat [bedrijf 3] op dit moment nog aandeelhouder is, [bedrijf 3] niet worden aangerekend.
4.6.10. Voorts acht de voorzieningenrechter van belang dat [Gedaagden] ter zitting onbetwist heeft gesteld dat hij zich niet op laatdunkende wijze over [Eiseressen] uitlaat of voor [Eiseressen] schadelijke mededelingen doet over [Eiseres]. Zulks is ook gesteld noch gebleken.
4.7. Ter zitting heeft [Eiseressen] in haar laatste termijn nog aangevoerd dat de onrechtmatigheid van de handelwijze van [Gedaagden] ook zou voortvloeien uit het moment in het seizoen waarop [Gedaagde 1] is vertrokken bij [Eiseres] en voor zichzelf is begonnen. Deze stelling is echter in een dermate laat stadium pas voor het eerst en onuitgewerkt aan de orde gekomen dat dit bij de beoordeling geen rol kan spelen.
4.8. Al met al is, alle aangevoerde omstandigheden in ogenschouw genomen en in onderlinge samenhang bezien, de voorzieningenrechter van oordeel dat [Eiseressen] in het kader van deze procedure onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [Gedaagden] zich schuldig maakt aan het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame debiet van [Eiseres] dat [Gedaagde 1] in het kader van de arbeidsovereenkomst (en later de managementovereenkomst) mee heeft helpen opbouwen met de hulpmiddelen die [Gedaagde 1] daartoe vertrouwelijk van [Eiseres] ter beschikking kreeg.
4.9. [Eiseressen] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [Gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal € 1.493,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [Eiseressen] in de proceskosten, aan de zijde van [Gedaagden] tot op heden begroot op € 1.493,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede en in het openbaar uitgesproken door mr. J.W.F. Houthoff op 7 maart 2013.?