vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zitting houdend te Utrecht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 20 februari 2013
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 277762 / HA ZA 09-2659 van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
1. het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap
NIEUW APOSTOLISCHE KERK IN NEDERLAND,
gevestigd te Amersfoort,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NAK VASTGOEDONTWIKKELING NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
3. de stichting
BEHEERSTICHTING ALPHA & OMEGA,
gevestigd te Amersfoort,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
5. [gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
6. [gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats],
7. [gedaagde sub 7],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. P.A. de Lange te Barendrecht.
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 278373 / HA ZA 09-2748 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WOON EN ZORGMANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Huissen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
1. het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap
NIEUW APOSTOLISCHE KERK IN NEDERLAND,
gevestigd te Amersfoort,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NAK VASTGOEDONTWIKKELING NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. P.A. de Lange te Barendrecht,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer 294432 / HA ZA 10-2157
(behorende bij de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer 278373 / HA ZA 09-2748) van
1. het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap
NIEUW APOSTOLISCHE KERK IN NEDERLAND,
gevestigd te Amersfoort,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NAK VASTGOEDONTWIKKELING NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amersfoort
eiseressen,
advocaat mr. P.A. de Lange te Barendrecht,
[eiser],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam.
Partijen zullen hierna als volgt worden aangeduid:
[eiser] [eiser]
Woon en Zorgmanagement B.V. WZM
[bedrijf 1] B.V. [bedrijf 1]
Nieuw Apostolische Kerk in Nederland NAK
NAK Vastgoedontwikkeling B.V. NVO
Beheerstichting Alpha & Omega Stichting A&O
[gedaagde sub 4] [gedaagde sub 4]
[gedaagde sub 5] [gedaagde sub 5]
[gedaagde sub 6] [gedaagde sub 6]
[gedaagde sub 7] [gedaagde sub 7]
WZM en [bedrijf 1] gezamenlijk WZM c.s.
NAK, NVO, Stichting A&O, [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5], [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 7] gezamenlijk NAK c.s.
1.1. Het verloop van de procedure in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 277762 / HA ZA 09-2659, in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 278373 / HA ZA 09-2748 en in de vrijwaringszaak met zaak-/rolnummer 294432 / HA ZA 10-2157 blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 december 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 21 februari 2012.
1.2. Ten slotte is in beide hoofdzaken en in de vrijwaringszaak vonnis bepaald.
2. De feiten
in beide hoofdzaken (in conventie en in reconventie) en in de vrijwaringszaak
2.1. NAK is een kerkgenootschap en voor de vervulling van taken binnen haar organisatie grotendeels afhankelijk van de inzet van vrijwilligers. NAK beschikt in Nederland over ongeveer 65 gebouwen, bestaande uit kerken en woningen.
2.2. [eiser] is belijdend christen en lid van NAK.
2.3. Sinds 2003 heeft [eiser] als zelfstandig makelaar/vastgoedadviseur af en toe werkzaamheden verricht voor NAK met betrekking tot de aan- en verkoop en huur/verhuur van gebouwen van NAK. Vanaf 2005 werd hij volledig verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud daarvan. Hiertoe heeft NAK op 20 september 2005 een volmacht aan [eiser] verstrekt. [eiser] maakte bij de vervulling van deze taken gebruik van zijn vennootschap [bedrijf 1], waarvan hij via [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2]) enig bestuurder en aandeelhouder is.
2.4. [gedaagde sub 6] was sinds 1998 als districtsapostel verbonden aan NAK. Samen met [gedaagde sub 7], apostel, en de heer [A] (hierna: [A]), opziener, vormde hij het driehoofdig bestuur van NAK.
2.5. [eiser] heeft een concept ontwikkeld dat erop neerkomt dat [eiser] een gebouw realiseert dat is bestemd voor het verlenen van permanente zorg ten behoeve van ouderen en/of hulpbehoevende mensen. Het gebouw wordt na ontwikkeling beheerd door een vastgoedvennootschap die het gebouw verhuurt aan een zorginstelling. De zorginstelling verleent de daadwerkelijke zorg. Ter zake van de uit te voeren zorgtaak heeft [bedrijf 2] WZM opgericht. WZM houdt zich bezig met het stichten, beheren, ondersteunen en het voeren van bestuur en management over één of meer particuliere verzorgingstehuizen.
2.6. [eiser] en NAK hebben in 2007 afspraken gemaakt om gezamenlijk het in 2.5. beschreven zorgconcept te gaan realiseren. Hiertoe heeft NAK op 17 oktober 2007 Stichting A&O opgericht. Stichting A&O heeft vervolgens op 24 januari 2008 NVO opgericht, waarvan Stichting A&O sindsdien enig aandeelhouder is. [eiser] werd per datum oprichting enig bestuurder van Stichting A&O en NVO. Daarnaast is [eiser] op 15 mei 2008 als werknemer in loondienst getreden van NVO.
2.7. NAK heeft in het kader van haar samenwerking met [eiser] het haar in eigendom toebehorende pand aan de [adres] te [woonplaats] ter beschikking gesteld. De bedoeling was om daar, volgens het zorgconcept van [eiser], verzorgingshuis ‘Residence Eimersstaete’ te realiseren. Dit pand zou worden verhuurd aan (Residence) Eimersstaete B.V., waarin NVO alle aandelen hield. WZM zou de zorgtaken binnen dit verzorgingshuis voor haar rekening nemen.
2.8. Om het pand aan de [adres] geschikt te maken als verzorgingshuis moest het pand worden verbouwd. In dat kader heeft [eiser] namens NAK op 27 april 2007 een aanneemovereenkomst (een zogeheten ‘turn-key overeenkomst’) gesloten met Zass B.V. (hierna: Zass) voor een totaalbedrag van € 3.230.000,--, te voldoen in tien termijnen.
2.9. Daarnaast heeft [eiser] in april 2007, namens WZM, waarvan hij via [bedrijf 2] enig bestuurder en aandeelhouder was, een realisatieovereenkomst met Zass gesloten. Op grond van deze overeenkomst diende Zass een ontwikkelingsfee aan WZM te betalen van
€ 750.000,-- in het kader van de bouwwerkzaamheden voor project Eimersstaete. [eiser] heeft [gedaagde sub 6] hierover bij e-mail van 21 januari 2008 geïnformeerd. In die e-mail schrijft [eiser], voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Ik heb de volgende constructie opgezet en uitgevoerd.
1. De aannemer die uiteindelijk aan tafel schoof heeft naast het turn-key contract een realisatieovereenkomst voorgelegd gekregen.
2. De opzet heb ik vooraf juridisch zodanig ingekleed dat ik degene ben die op enig moment deze overeenkomst zou bespreken met u als opdrachtgever.
3. De realisatie-overeenkomst is aangegaan tussen de aannemer en WZM b.v. Ik heb op dat moment gekozen voor WZM b.v. omdat het er toen al naar uitzag dat de NAK belangstelling voor deze BV zou hebben. (Na overname krijgt u daarmee de eventueel noodzakelijke financiële verantwoording).
(…)
6. Over de investering die overbleef heb ik vervolgens nogmaals de stofkam gehaald en bedongen dat in totaal 750.000,-- inclusief b.t.w. als ontwikkelingsfee toekomt aan WZM b.v.
7. Is dit een mooie ontwikkeling: ja, het is juridisch conform de spelregels alleen vloeien deze gelden normaliter naar de “echte ontwikkelende partij” en nu naar WZM b.v. Verder worden deze gelden aangewend voor allerhande zaken die noodzakelijk zijn om het bedrijf in te richten (…).”
2.10. Op 21 mei 2008 hebben [eiser], optredend voor zichzelf en voor een aantal van zijn vennootschappen – waaronder [bedrijf 2] en WZM – NAK, NVO en Stichting A&O een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: vaststellingsovereenkomst). Deze overeenkomst betreft (hoofdzakelijk) een vastlegging van de vorm en structurering van de samenwerking tussen partijen ten aanzien van het beheer en de (project)ontwikkeling van gebouwen die aan NAK toebehoren. In de vaststellingsovereenkomst is, voor zover relevant, het volgende bepaald:
“ (…)
Overwegende:
1. dat partijen gezamenlijk betrokken zijn bij het ontwikkeling van projecten, die tot doel hebben het genereren van middelen ten behoeve van het onderhoud en het in stand houden van de kerkgebouwen en overige gebouwen van de NAK.
(…)
5. dat ter voorkoming van ongewenste geschillen thans een vastlegging plaats vindt van wat partijen zijn overeengekomen rondom vergoedingen en rondom een zodanige structurering van de samenwerking, dat het beide partijen de gewenste zekerheid geeft.
(…)
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Beheersstichting
1. Binnen de Beheersstichting (dit is Stichting A&O; toevoeging rechtbank) zal een Raad van Toezicht (hierna: RvT) worden benoemd, die bestaat uit leden die optreden namens de NAK. Benoeming van leden van de RvT vindt plaats door de NAK.
2. Teneinde continuïteit van bestuur te waarborgen zal de beheersstichting worden bestuurd door tenminste drie bestuurders, waarvan [eiser] bestuursvoorzitter is. (…) Benoeming van bestuursleden vindt plaats door de RvT, waarbij goed overleg plaats vindt met de heer [eiser], teneinde een goede samenwerking te realiseren.
(…)
NAK Vastgoed en haar dochtervennootschappen
6. Alle aandelen van NAK Vastgoed zijn in handen van de Beheerstichting. Thans is [eiser] statutair bestuurder van NAK Vastgoed. Dit statutaire bestuur zal worden uitgebreid met de bestuursleden van de beheerstichting, zodat sprake is van dezelfde bestuurders. (…)
7. NAK Vastgoed is bestuurder van haar 100% dochtervennootschappen, zoals Eimersstaete en eventuele later op te richten andere dochtervennootschappen.
WZM – aandelen, winstverdeling en bestuur
8. Thans heeft [bedrijf 2] BV alle aandelen van WZM. Partijen zijn met betrekking tot de aandelen en winstverdeling van WZM het volgende overeengekomen:
(…)
b. Partijen zijn overeengekomen, dat NAK Vastgoed een 51% belang en [bedrijf 2] BV een 49% belang in WZM zal hebben. [bedrijf 2] BV zal daartoe zo spoedig mogelijk 51% van zijn aandelen overdragen aan NAK Vastgoed.
c. Voorts zijn partijen overeengekomen (…) de winst zodanig te verdelen, dat (…) NAK Vastgoed 75% van de winst wordt toegekend en dat (…) [bedrijf 2] BV 25% van de winst wordt toegekend.
(…)
9. Het bestuur van WZM wordt thans gevormd door [bedrijf 2] BV. Het bestuur zal worden gewijzigd in NAK Vastgoed.
10. Vóór overdracht van de aandelen WZM zullen de boeken van WZM door de accountant van NAK worden beoordeeld (Due Diligence onderzoek). Van dit onderzoek maken de (liquiditeits)prognoses deel uit. Als uit dit onderzoek nieuwe feiten of onvoorziene omstandigheden aan het licht komen kan de NAK besluiten niet tot overname van de aandelen over te gaan.
WZM – zorginkoop
11. Beide partijen zijn of worden via besloten vennootschappen (in)direct eigenaar van zorginstellingen. Zodra en zolang beide partijen aandeelhouder zijn in WZM verplichten zij zich binnen deze zorginstellingen tot zorginkoop bij WZM. Alle werknemers ten behoeve van deze zorginkoop worden aangesteld in WZM.
(…)
Vergoedingen NAK aan [eiser] tot 1 juni 2008
18. [eiser] heeft in het verleden werkzaamheden voor de NAK gedaan rondom beheer van kerkgebouwen gedurende een declarabele dag. Hiermee was één dag per week gemoeid, waarvoor € 400 per dag (€ 50 per uur) in rekening is gebracht.
19. NAK Vastgoed heeft in januari 2008 totaal € 107.100 betaald aan WZM. Bij de betaling is de omschrijving “ontwikkelingsfee” meegegeven. Partijen komen overeen in deze betaling te berusten en deze aan te merken als vergoeding voor de diensten van de heer [eiser] voor werkzaamheden en door hem voor of ten behoeve van de NAK gemaakte kosten tot 15 mei 2008.
Leningen
20. De NAK heeft in 2007 aan [bedrijf 1] een lening verstrekt van € 100.000. (…).
21. De NAK Vastgoed verplicht zich hierbij direct na ondertekening van deze overeenkomst aan [bedrijf 2] een betaling te doen van € 500.000. (…)
(…)
23. Voor de hiervoor vermelde nieuw lening gelden de volgende voorwaarden:
a. Over de lening is de wettelijke rente (thans 6%) verschuldigd.
b. (…) Maandelijks wordt derhalve één honderd twintigste deel van de oorspronkelijke hoofdsom afgelost, voor het eerst per 1 januari 2009.
c. De termijnbetalingen van de lening worden in eerste instantie voldaan uit de dividenduitkeringen WZM aan [bedrijf 2] BV. (…) Mocht onverhoopt de jaarlijkse dividenduitkering niet hoog genoeg zijn, dan is [bedrijf 2] verplicht tot betaling zonder aanschrijving of anderszins.
d. Ingeval [eiser] zijn werkzaamheden binnen NAK Vastgoed stopzet en dus de samenwerking door hem wordt beëindigd wordt de lening ineens opeisbaar en verplicht [bedrijf 2] zich tot ineens aflossen van de lening.
e. De heer [eiser] is in privé hoofdelijk medeaansprakelijk voor nakoming van de verplichtingen uit de leningsovereenkomst.
(…)
h. Van de lening zal een leningsovereenkomst worden opgesteld.
Dienstverband en arbeidsvoorwaarden [eiser]
24. De heer [eiser] treedt met ingang van 15 mei 2008 in dienst van NAK Vastgoed. Binnen NAK Vastgoed is hij verantwoordelijk voor het beheer en de projectontwikkeling van de (kerk)gebouwen van de NAK alsmede voor het besturen van NAK Vastgoed. Tevens zal hij vanuit NAK Vastgoed makelaarsactiviteiten verrichten.
25. Hierbij gelden de volgende afspraken en arbeidsvoorwaarden:
(…)
Overige activiteiten [eiser] naast het dienstverband
26. Alle opbrengsten uit werkzaamheden van [eiser] komen ten goede aan NAK Vastgoed, met uitzondering van de in het volgende artikel bepaalde.
27. Partijen geven over en weer aan akkoord te zijn met instandhouding van de volgende bij [eiser] resterende activiteiten naast zijn dienstverband met NAK Vastgoed: (…)
Vrijwaring
29. Partijen verklaren over en weer in alle hoedanigheden geen vorderingen op elkaar te hebben of afspraken met elkaar te hebben gemaakt dan in deze vaststellingsovereenkomst vastgelegd. Als in de onderlinge verhoudingen nieuwe afspraken worden gemaakt zijn deze alleen van kracht, als deze schriftelijk worden gemaakt en deze door daartoe bevoegde partijen rechtsgeldig wordt ondertekend.
Geschillenregeling
30. Indien sprake is van een geschil geldt het volgende:
a. De partij die enige bepaling uit deze overeenkomst overtreedt, verbeurt, door de enkele overtreding, ten behoeve van de niet ingebreke zijnde partij(en) een terstond, zonder dat daarvoor een ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst nodig is, opeisbare boete van VIJFENTWINTIGDUIZEND EURO (€ 25.000), voor iedere overtreding en EENDUIZEND EURO (€ 1.000) voor ieder[e] dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van laatstgenoemde(n) om van de nalatige partij vergoeding te vorderen van schade, welke dit boetebeding, voor zover aan hem uitgekeerd, te boven gaat.
b. Alle mededelingen, aanbiedingen en acceptaties moeten geschieden bij aangetekend schrijven, met bericht van ontvangst aan de wederpartij. Bij gebreke hiervan worden zij geacht niet te zijn geschied.
(…)”
2.11. De leningovereenkomst van € 500.000,-- tussen NVO en [bedrijf 2] waarnaar in artikel 21 en 23 van de vaststellingsovereenkomst wordt verwezen, is bij akte van 21 mei 2008 vastgelegd. [eiser] heeft deze overeenkomst als hoofdelijk medeschuldenaar (mee)ondertekend. Ook NAK heeft deze akte ondertekend, omdat [eiser] zowel de schuldeiser (NVO) als schuldenaar ([bedrijf 2] en [eiser]) onder deze lening vertegenwoordigde.
2.12. In het tweede kwartaal van 2008 heeft NAK [gedaagde sub 7], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5]
aangewezen om toezicht te houden op de door [eiser] ontwikkelde activiteiten. In correspondentie tussen partijen wordt aan hen (gezamenlijk) regelmatig gerefereerd als de “Raad van Toezicht”.
2.13. Bij e-mail van 23 juni 2008 schrijft [gedaagde sub 6] aan [eiser], althans diens vennootschap [bedrijf 1], voor zover relevant, het volgende:
“(…)
14. (…) En daarom wil ik vooral de nadruk leggen op de volgende zaken:
a. NAK Vastgoed BV is weliswaar een zelfstandig opererende B.V., maar een volle dochter van de NAK. In die zin moet deze onderneming met een nog veel grotere voorzichtigheid opereren dan in een normale onderneming gebruikelijk is.
(…)
c. Alle belangrijke beslissingen die door het bestuur van de NAK Vastgoed BV genomen worden, zullen vooralsnog eerst door de Raad van Toezicht goedgekeurd moeten worden. Onder belangrijke beslissingen worden vooral de beslissingen begrepen die ingrijpende financiële gevolgen voor de onderneming in zich kunnen dragen.
(…)”
2.14. Op 5 maart 2009 hebben WZM en NVO (beide vertegenwoordigd door [eiser]) enerzijds en [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3]) anderzijds een ontwikkelingsovereenkomst gesloten. Hierin hebben partijen hun intentie vastgelegd om een tweetal locaties tot zorgunits te ontwikkelen volgens een door WZM ontwikkeld plan (bedoeld is kennelijk het door [eiser] ontwikkelde zorgconcept als bedoeld in 2.5.; toevoeging rechtbank) en hun in dat kader gemaakte afspraken. Het betreft een locatie van NVO te Deventer en een mogelijk door [bedrijf 3] in te brengen locatie te Groenlo. De overeenkomst beschrijft de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voordat tot realisatie van de zorgunits kan worden overgegaan, waaronder een onderzoek naar de (financiële) haalbaarheid van de projecten en de betaling door [bedrijf 3] aan NVO van een ontwikkelingsfee van € 175.000,-- per project, tegen afgifte door NVO van een bankgarantie aan [bedrijf 3] voor een gelijk bedrag, (welke fee onderdeel uit zal maken van de totale door [bedrijf 3] aan NVO in rekening te brengen aanneemsom en bovenop de bouwkosten komt), en de gevolgen van het niet doorgaan van het project. De overeenkomst bepaalt dat indien de projecten niet haalbaar blijken of geen doorgang vinden, bijvoorbeeld omdat de aandeelhouder van NVO niet met het project kan instemmen of de financiering niet rond komt, de ontwikkelingsfees door NVO aan [bedrijf 3] moeten worden terugbetaald. In dat geval blijven de kosten, gemaakt in de periode van het onderzoek naar de haalbaarheid, voor eigen rekening.
2.15. Op 5 maart 2009 is een vergelijkbare ontwikkelingsovereenkomst als hiervoor (2.14.) gesloten tussen WZM en NVO (wederom beide vertegenwoordigd door [eiser]) enerzijds en [bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4]) anderzijds. Hierin gaat het om het voornemen een locatie van NVO of NAK aan de [adres] te [vestigingsplaats] en mogelijk een locatie van [bedrijf 4] aan de [adres] te [vestigingsplaats] tot zorgunits te ontwikkelen.
2.16. Bij brief van 15 april 2009 schrijft [gedaagde sub 7] namens NAK, voor zover relevant, het
volgende aan [eiser]:
“(…) Sinds 1 mei 2008 bent u in dienst van onze kerk en aangesteld als directeur van NAK Vastgoed bv. Een onderneming die volledig eigendom is van de kerk. Doelstelling van de onderneming is projectontwikkeling van het vastgoed van de kerk. In deze situatie functioneert u onder een Raad van Toezicht die bestaat uit drie bestuursleden van de kerk.
Vorige week heeft u na een conflictueus gesprek met één van de leden van deze raad, de heer [gedaagde sub 5], in een onaangename email aangegeven dat u uw werkzaamheden inzake de projectontwikkeling stil zou leggen. Deze mail was gedateerd op 8 april. (…) heeft u in dezelfde week, op 6 april, de betaalpassen van de onderneming geblokkeerd. (…)
Omdat wij als kerk steeds streven naar een positieve en constructieve samenwerking heb ik in een tweetal gesprekken op 9 en 10 april deze zaken met u uitgesproken. We zijn genegen deze beide zaken als misverstanden te beschouwen (…).
In de oprechte hoop van onze kant op een constructieve samenwerking in de voorliggende tijd (…).”
2.17. [eiser] heeft als bestuurder van NVO en WZM een overeenkomst tussen beide opgesteld en ondertekend, die als datum 28 april 2009 vermeldt. Deze overeenkomst verwijst naar de met [bedrijf 3] en [bedrijf 4] gesloten ontwikkelingsovereenkomsten (2.14. en 2.15.) en omvat (in artikel 1) de opdracht van NVO aan WZM om de in die overeenkomsten genoemde vier projecten te Deventer, Groenlo en Enschede uit te werken. In artikel 2 wordt bepaald welke bedragen WZM voor die vier projecten bij NVO in rekening zal brengen: voor het project te Deventer in totaal € 35.000,-- (ex BTW), voor het project Groenlo in totaal € 62.500,-- (ex BTW), voor het project Enschede ([adres]) in totaal € 35.000,-- (ex BTW) en voor het project Enschede ([adres]) in totaal € 62.500,-- (ex BTW). In artikel 5 van deze overeenkomst staat vermeld dat NAK, bij monde van [gedaagde sub 7], kenbaar heeft gemaakt in te stemmen met de ontwikkelingen ten aanzien van de vier projecten. Voorts bepaalt artikel 5, voor zover relevant, het volgende:
“(…) Indien door onverwachte omstandigheden niet tijdig duidelijk wordt of het tot een systeem komt dat past bij de langdurige samenwerking, dan garandeert NVO betaling van 4 maal 175.000,-- euro exclusief b.t.w. aan WZM. WZM levert in die situatie per project een businessplan. [eiser] zal dan aangeven of en zo ja welke gelden van WZM gebruikt kunnen worden voor bijvoorbeeld inlossing. (…)”
Volgens artikel 8 is NVO ook vier keer genoemd bedrag van € 175.000,-- aan WZM verschuldigd indien zij de overeenkomst met WZM opzegt. Artikel 12, dat een geheimhoudingsbeding bevat, vermeldt ten slotte dat deze overeenkomst uitsluitend in het bezit kan zijn van [gedaagde sub 7], [eiser] en een zekere heer [D].
2.18. Bij e-mail van maandag 25 mei 2009, 8:57 uur, schrijft [eiser] aan [gedaagde sub 4], met
kopie aan [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 7], voor zover relevant, het volgende:
“Geachte heer [gedaagde sub 4],
Zojuist heb ik aan uw broer gemeld de samenwerking te beëindigen. (…)”
2.19. Bij e-mail van maandag 25 mei 2009, 9:52 uur, met als onderwerp ‘Ontvlechting’,
schrijft [eiser] aan [gedaagde sub 7], met kopie aan [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5], voor zover relevant, het
volgende:
Zojuist heb ik de heer [A] gesproken inzake het beëindigen van de samenwerking. (…)
Bij voorkeur zou ik graag in goed overleg tot een snelle ontvlechting willen komen. (…)”
2.20. Bij brief van donderdag 28 mei 2009 schrijft [gedaagde sub 7] namens NAK, voor zover
relevant, het volgende aan [eiser]:
“(…)
Onder dankzegging voor ons open en evenwichtige gesprek van hedenmorgen leg ik, zoals door mij beloofd, hetgeen we besproken hebben nog even vast.
Afgelopen maandag heeft u aangegeven uw werkzaamheden voor onze kerk, en daarmee het samenwerkingsverband, te willen beëindigen. In het gesprek met de Raad van Toezicht op dinsdagavond jl. heeft u dit verder met ons besproken en gisteren heeft u aangegeven dat deze beslissing definitief is. Hoewel ik deze beslissing graag had willen voorkomen, wil ik deze ook respecteren. Deze morgen spraken we over het vervolgtraject dat we ingaan.
Onderstaand geef ik u weer hetgeen we samen aan het einde van ons gesprek hebben genoteerd.
1. We hebben uitgesproken te streven naar een goede voortgang en afronding van het project Eimersstaete in [woonplaats]. Beiden hebben we, evenals uw medewerksters, onze naam daaraan verbonden en dit project is van te groot belang voor ons allen om enig risico in de opstartfase te lopen.
(…)
3. Voor de opstart van het project Eimersstaete is de inbreng van de dames [B] en [C] zeker
voor het eerste anderhalf jaar erg belangrijk en noodzakelijk.
(…)
7. U zou de afronding van onze samenwerking, met inachtneming van het bovenstaande, graag in één package deal afgerond willen zien.
(…)
9. Vanzelfsprekend zullen de werkzaamheden van de dames [B] en [C], gemaakt in de opstartfase die achterligt, en de voorliggende periode, op verantwoorde wijze gedeclareerd en vergoed moeten worden.
10. U komt voor 2 juni met een voorstel van uw kant naar de Raad van Toezicht.
11. We willen dit gesprekstraject voor 9 juni afronden met een gezamenlijk besluit.
(…)”
2.21. Bij e-mail aan [eiser] van dinsdag 2 juni 2009, 15:57 uur, schrijft [gedaagde sub 7], voor
zover relevant, het volgende:
“(…)
maandag 25 mei heeft u aangegeven de samenwerking met de Nieuw-Apostolische kerk te willen beëindigen.
In ons gesprek op donderdag 28 mei heeft u dit opnieuw bevestigd en hebben we afgesproken dit op een correcte wijze af te zullen ronden, met oog voor de belangen van de kerk rond het project Eimersstaete in [woonplaats]. De kernpunten van dit gesprek heb ik u, zoals afgesproken, dezelfde dag per brief bevestigd.
Volgens onze afspraak zou u uw gedachten over deze afronding vandaag aan ons doorgeven. Dit ter voorbereiding van het gesprek dat Oudste [gedaagde sub 7] en ik komende donderdag namens de Raad van Toezicht met u zullen voeren. Ik heb echter vandaag nog niets van u ontvangen. (…)”
2.22. [eiser] antwoordt [gedaagde sub 7] met zijn e-mail van dinsdag 2 juni 2009, 16:46 uur. Hij
schrijft daarin, voor zover relevant, het volgende:
“Beste Apostel [gedaagde sub 7],
Hier is helaas kennelijk sprake van een misverstand. Uit de brief had ik begrepen dat ik donderdag het voorstel mee zou nemen. Vandaag heb ik hierover overleg gehad en dit wordt morgenmiddag vervolgd.
Op dit moment heb ik nog geen voorstel gereed. Ik hoop dat ik u donderdag voorafgaand aan het gesprek het concept alvast kan mailen. (…)”
2.23. [gedaagde sub 5] reageert op voorgaande e-mail van [eiser]. Bij e-mail van 2 juni 2009, 17:12 uur, schrijft [gedaagde sub 5], voor zover relevant, het volgende:
“(…)
T.a.v. de aanlevering van een voorstel van uw kant was duidelijk afgesproken 2 juni 2009. Dit is afgesproken in uw gesprek met de heer [gedaagde sub 7] alsmede samengevat in het verslag van dit gesprek. Dit laatste is u toegezonden. (…). Graag ontvangen wij als leden van de Raad van Toezicht, conform afspraak, heden nog uw voorstel. (…)”
2.24. [eiser] antwoordt [gedaagde sub 5] bij e-mail van dinsdag 2 juni 2009, 17:41 uur. Hij
schrijft daarin, voor zover relevant, het volgende:
“Geachte heer [gedaagde sub 5],
Het lukt mij niet om aan uw verzoek te voldoen.
Verder gaat het niet om een afwikkeling op basis van een intentieverklaring maar op basis van overeenkomst en spelen er zeer grote belangen, zowel voor de NAK als voor mij. (…)”
2.25. [eiser] schrijft op 2 juni 2009, om 19:22 uur, nog een e-mail aan [gedaagde sub 5]. Hij schrijft hierin, voor zover relevant, het volgende:
“Geachte heer [gedaagde sub 5],
Na nog eens naar de brief gekeken te hebben bericht ik u als volgt.
Wellicht verstaat u onder voorstel een overzicht als onderstaand.
De lijst is denk ik nog niet geheel compleet (…). Het voorstel moet nog concreet worden uitgewerkt in een overeenkomst (packagedeal) en daar ben ik nog volop in overleg. Sneller is helaas niet mogelijk.
1. Waardering concept WZM B.V.
2. Contractueel afspraken met WZM B.V. vastleggen, zodat opstart en continuïteit RES B.V. (bedoeld is (Residence) Eimersstaete B.V.; toevoeging rechtbank) gewaarborgd is, maar dat ook wij weten waar we concreet aan toe zijn
5. Vertrek RR uit NVO moet zijn beslag krijgen
6. Overdracht beheer gebouwen NAK idem.
(…)
8. Concrete afspraken over vergoedingen
9. Afspraken over oprichting WZM P met aandelen verhouding 75/25 en vetorecht.
(…)
Voor de afwikkeling moeten veel afspraken contractueel worden vastgelegd. (…)”
2.26. Bij e-mail van 4 juni 2009 stuurt [eiser] aan [gedaagde sub 7] een conceptovereenkomst aangaande de afwikkeling van de samenwerking.
2.27. [gedaagde sub 6] heeft op 5 juni 2009 een onbeperkte volmacht verleend aan mede-bestuurder [gedaagde sub 7] om in de periode 6 juni 2009 tot 30 juni 2009 namens [gedaagde sub 6] als hoofdbestuurder van NAK op te treden.
2.28. Bij brief van 8 juni 2009 heeft NAK [eiser] geschreven dat afgesproken was dat [eiser] uiterlijk op 9 juni 12:00 uur via een notaris een onherroepelijke en onvoorwaardelijke volmacht zou doen opmaken voor de juridische overdracht van de aandelen en/of het actief betrekkelijk tot de locatie en het zorgbedrijf Eimersstaete te [woonplaats].
2.29. [eiser] heeft de in 2.28. genoemde volmacht niet ondertekend.
2.30. Bij besluit van NAK van 8 juni 2009 is [eiser] met onmiddellijke ingang geschorst als (statutair) bestuurder van Stichting A&O en zijn [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] tot (statutair) bestuurders van deze stichting benoemd. Op dezelfde datum is [eiser] met onmiddellijke ingang geschorst als (statutair) bestuurder en werknemer van NVO. [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] zijn toen als (statutair) bestuurders van NVO benoemd. De schorsing is door NAK, in de persoon van haar bestuurslid [gedaagde sub 7], bij brief van 8 juni 2009 bevestigd.
2.31. Op 9 juni 2009 heeft [eiser] het ertoe geleid dat NVO een bedrag van € 28.500,-- aan WZM heeft overgemaakt.
2.32. Bij kort geding vonnis van 9 september 2009 heeft de voorzieningenrechter NAK, NVO en Stichting A&O bevolen om de in 2.30. genoemde schorsingen op te heffen.
2.33. Bij besluit van NAK respectievelijk Stichting A&O van 17 september 2009 is aan [eiser] ontslag verleend als (statutair) bestuurder van Stichting A&O en als (statutair) bestuurder en werknemer van NVO. Bij brieven van 25 september 2009 heeft [eiser] zich op de vernietigbaarheid van deze besluiten beroepen.
3. Het geschil
in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 277762 / HA ZA 09-2659
in conventie
3.1. [eiser] vordert - samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren:
1. dat de op 17 september 2009 genomen besluiten, strekkende tot ontslag van [eiser] als (statutair) bestuurder van Stichting A&O en als (statutair) bestuurder en werknemer van NVO nietig zijn, subsidiair deze besluiten te vernietigen,
2. a. dat op 8 juni 2009 geen (geldig) besluit is genomen door het hoofdbestuur van NAK om [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] tot (statutair) bestuurders van Stichting A&O te benoemen;
b. dat een door [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] genomen besluit om zichzelf tot (statutair) bestuurders van NVO te benoemen nietig is, subsidiair dit besluit te vernietigen,
3. dat [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 7], [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 5] jegens [eiser] onrechtmatig hebben gehandeld door [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 4] te presenteren als (statutair) bestuurders van Stichting A&O en NVO, met hoofdelijke veroordeling tot vergoeding van door [eiser] geleden schade, op te maken bij staat,
4. dat NAK, Stichting A&O en NVO jegens [eiser] in strijd hebben gehandeld met artikelen 2, 6 tot en met 10, 24 en 25 van de vaststellingsovereenkomst d.d. 21 mei 2008 en met hoofdelijke veroordeling tot voldoening van de contractuele boete van € 25.000,-- en van € 1.000,-- per dag, te rekenen vanaf 18 september 2009 tot aan het tijdstip dat de inbreuken op de vaststellingsovereenkomst zijn beëindigd, alsmede met veroordeling tot vergoeding van de meerdere door [eiser] geleden schade, op te maken bij staat,
alsmede om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
5. NVO te veroordelen om per 17 september 2009 het salaris van [eiser] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente,
6. NAK, Stichting A&O en NVO hoofdelijk te veroordelen om hun verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst d.d. 21 mei 2008 na te komen, daaruit bestaande dat zij hun medewerking verlenen aan de uitvoering daarvan op straffe van hoofdelijke verbeurte van een dwangsom, subsidiair hen hoofdelijk te veroordelen om de door [eiser] gemaakte kosten en gederfde winst te vergoeden, alsmede schade van [eiser] te vergoeden, op te maken bij staat,
7. NAK c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, de kosten van beslaglegging daaronder begrepen.
3.2. NAK c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
3.4. NAK c.s. vordert, na eiswijziging samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. primair de vaststellingsovereenkomst te vernietigen wegens bedrog, misbruik van omstandigheden dan wel dwaling en [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de schade van NAK in verband met de vernietiging, op te maken bij staat, althans subsidiair te verklaren voor recht dat [eiser] de vaststellingsovereenkomst op 25 mei 2009, althans op een bij vonnis te bepalen andere datum heeft opgezegd, dat NAK deze opzegging heeft aanvaard en dat zij geen (schade)vergoeding als gevolg daarvan is verschuldigd, althans meer subsidiair de vaststellingsovereenkomst te ontbinden per 25 mei 2009, althans 8 juni 2009, althans per een bij dit vonnis te bepalen andere datum, en [eiser] te veroordelen aan NAK de schade te betalen in verband met (naar de rechtbank begrijpt) deze ontbinding, op te maken bij staat, althans meest subsidiair de overeenkomst ex artikel 6:258 BW partieel te ontbinden dan wel te wijzigen per 25 mei 2009, althans 8 juni 2009, althans per een bij dit vonnis te bepalen andere datum, in die zin dat (naar de rechtbank begrijpt) NVO niet langer gehouden is aandelen in WZM over te nemen, alsmede te bepalen dat [eiser] niet langer in dienst is van NVO en Stichting A&O,
en ten aanzien van het subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair gevorderde [eiser] tevens te veroordelen om aan NAK de boetes als bepaald in de vaststellingsovereenkomst te betalen vanaf de verschillende data van inbreuken op deze overeenkomst,
B. de geldleningovereenkomst terzake de € 500.000,--- te vernietigen wegens bedrog, misbruik van omstandigheden dan wel dwaling,
C. de geldleningovereenkomst terzake de € 100.000,--- te vernietigen wegens bedrog, misbruik van omstandigheden dan wel dwaling,
D. [eiser] te veroordelen tot betaling van € 555.000,-- plus rente, boete en kosten aangaande de onder B. en C. genoemde geldleningen,
E. [eiser] te veroordelen tot vergoeding van schade van NVO, op te maken bij staat, als gevolg van onbehoorlijk bestuur van [eiser] ex artikel 2:9 jo. 2:8 BW, subsidiair als gevolg van onrechtmatig handelen tegenover NVO ex artikel 6:162 BW, alsmede tot betaling van een voorschot hierop van € 500.000,--,
F. [eiser] te veroordelen tot vergoeding van schade van NAK en Stichting A&O, op te maken bij staat, als gevolg van onrechtmatig handelen tegenover NAK en Stichting A&O in de zin van artikel 6:162 BW, alsmede tot betaling van een voorschot hierop van € 500.000,--,
G. voor recht te verklaren dat [eiser] op terechte gronden en formeel juiste wijze is geschorst en ontslagen als bestuurder en werknemer van NVO en als bestuurder van Stichting A&O,
H. [eiser] te veroordelen tot opheffing van de ten laste van NAK, NVO, Stichting A&O, [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5], [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 7] gelegde conservatoire beslagen en deze opgeheven te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,-- per dag(deel) zolang [eiser] weigert hieraan te voldoen.
NAK c.s. vordert verder om [eiser] te veroordelen in de proceskosten, de kosten van beslaglegging daaronder begrepen.
3.5. [eiser] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van NAK c.s., met veroordeling van NAK c.s. in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 278373 / HA ZA 09-2748
in conventie
3.7. WZM c.s. vordert samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. NAK te veroordelen tot betaling van € 346.420,90 aan [bedrijf 1], vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119a BW,
2. NVO te veroordelen tot betaling van € 716.975,00 aan WZM, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119a BW,
3. NAK en NVO hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, de kosten van beslaglegging daaronder begrepen.
3.8. NAK en NVO hebben gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van WZM c.s., met veroordeling van WZM c.s. in de proceskosten.
3.9. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
3.10. NAK en NVO vorderen, na eiswijziging samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. WZM te veroordelen tot betaling van € 28.500,00 aan NVO, vermeerderd met wettelijke rente,
2. WZM te veroordelen tot betaling van € 153.244,44 aan NVO, vermeerderd met wettelijke rente, althans subsidiair de overeenkomst d.d. 28 april 2009 tussen NVO en WZM en de rechtshandeling/opdracht voor de werkzaamheden voor [C] te vernietigen wegens bedrog, misbruik van omstandigheden dan wel dwaling en WZM te veroordelen tot betaling van € 153.244,44 aan NAK, vermeerderd met wettelijke rente,
3. WZM te veroordelen tot betaling van € 316.282,50 aan NAK respectievelijk NVO, vermeerderd met wettelijke rente,
4. te verklaren voor recht dat NVO niet gebonden is aan de overeenkomst d.d. 28 april 2009 tussen NVO en WZM en de rechtshandeling/opdracht voor de werkzaamheden voor [C], althans subsidiair de overeenkomst d.d. 28 april 2009 tussen NVO en WZM en de rechtshandeling/opdracht voor de werkzaamheden voor [C] te vernietigen wegens bedrog, misbruik van omstandigheden dan wel dwaling,
5. WZM te veroordelen tot betaling van € 5.160,00 aan buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 BW, vermeerderd met wettelijke rente,
6. WZM en [bedrijf 1] te veroordelen de ten laste van NAK en NVO gelegde conservatoire beslagen op te heffen en opgeheven te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom, alsmede om WZM en [bedrijf 1] te veroordelen tot vergoeding van schade van NVO en NAK, op te maken bij staat, alsmede tot betaling van een voorschot hierop van € 50.000,00,
7. [bedrijf 1] te veroordelen tot betaling van € 100.000,00 aan NAK, vermeerderd met de contractuele rente en het door [eiser] contractueel verschuldigde boetebedrag,
8. te verklaren voor recht dat de rechtbank niet bevoegd was om kennis te nemen van het geschil zoals dat in november 2009 is voorgelegd door [bedrijf 1] in verband met de tussen NAK en [bedrijf 1] overeengekomen bindend advies clausule.
NAK en NVO vorderen verder om WZM c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.11. WZM c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van NAK en NVO, met veroordeling van NAK en NVO in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.12. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in de vrijwaringszaak met zaak-/rolnummer 294432 / HA ZA 10-2157
3.13. NAK en NVO vorderen - samengevat - dat [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan NAK en NVO te betalen al hetgeen waartoe NAK en NVO in de hoofdzaak mochten worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de vrijwaring.
3.14. [eiser] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van NAK en NVO, met veroordeling van NAK en NVO in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.15. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
4. De beoordeling
in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 277762 / HA ZA 09-2659
in conventie
4.1. [eiser] legt aan zijn vorderingen sub 1 tot en met 3 en 5, samengevat, ten grondslag dat de verschillende ontslag- en benoemingsbesluiten nietig dan wel vernietigbaar zijn. Volgens [eiser] zijn de besluiten die strekken tot ontslag van [eiser] als statutair bestuurder van Stichting A&O en NVO vernietigbaar op grond van artikel 2:15 BW, omdat deze in strijd zijn met artikelen 2 en 29 van de vaststellingsovereenkomst en daarmee in strijd met een reglement in de zin van artikel 2:15 lid 1 sub c BW. Bovendien zijn de ontslagbesluiten op onterechte gronden genomen en daarmee in strijd met de door artikel 2:8 BW vereiste redelijkheid en billijkheid die NAK en Stichting A&O jegens [eiser] in acht dienen te nemen. Daar komt bij dat het ontslagbesluit van [eiser] als statutair bestuurder en werknemer van NVO niet rechtsgeldig is genomen door personen die de aandeelhouder van NVO, Stichting A&O, bevoegdelijk konden vertegenwoordigen. Het besluit van NAK van 8 juni 2009 om [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] tot bestuurders van Stichting A&O te benoemen is namelijk in strijd met de statuten van NAK en ex artikel 2:14 BW nietig. Dit volgt uit het feit dat de bestuursvergadering van NAK waarin dit benoemingsbesluit is genomen, niet op juiste wijze is bijeengeroepen en voorts niet is gebleken dat medebestuurslid van NAK, [A], toestemming of volmacht heeft gegeven aan [gedaagde sub 7] om tot een dergelijke benoeming van [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] te besluiten. Als gevolg daarvan zijn [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] bovendien niet rechtsgeldig tot bestuurders van NVO benoemd. Door toe te staan dat [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] zich desondanks presenteerden als bevoegde bestuurders van Stichting A&O en NVO, hebben [gedaagde sub 6], [gedaagde sub 7], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld en zijn zij verplicht de schade die [eiser] daardoor lijdt te vergoeden. Verder is het ontslag van [eiser] als werknemer van NVO in strijd met artikel 6 BBA nu gesteld noch gebleken is dat sprake is van een dringende reden. Dit betekent tevens dat NVO het salaris van [eiser] verschuldigd is.
4.2. NAK c.s. heeft tegen de in 4.1. weergegeven stellingen van [eiser] verschillende verweren aangevoerd. Haar meest verstrekkende verweer is dat [eiser] zelf op of omstreeks 25 mei 2009, althans vóór of op de datum waarop de door hem gewraakte besluiten zijn genomen, de samenwerking met de kerk en (daarmee) de vaststellingsovereenkomst door opzegging heeft beëindigd en dat [eiser] daarmee tevens geacht moet worden ontslag te hebben genomen als bestuurder respectievelijk werknemer van Stichting A&O en NVO.
Zou dit verweer slagen, dan behoeft de vraag of de verschillende ontslag- en benoemingsbesluiten nietig of vernietigbaar zijn en onrechtmatig zijn jegens [eiser] en tot een verplichting tot schadevergoeding of tot betaling van salaris leiden, geen beoordeling meer wegens een gebrek aan belang. De rechtbank ziet daarom aanleiding eerst dit (bevrijdende) verweer te behandelen.
4.3. Ter onderbouwing van haar stelling dat [eiser] zelf de samenwerking en vaststellingsovereenkomst met de kerk heeft opgezegd, voert NAK c.s. het volgende aan. Op 25 mei 2009 heeft [eiser] mondeling aan [gedaagde sub 7] en [gedaagde sub 6] medegedeeld zijn werkzaamheden voor de kerk en daarmee de samenwerking met de kerk te beëindigen. Dit heeft hij op dezelfde dag nog twee keer per e-mail bevestigd (zie 2.18. en 2.19). Een dag later, op dinsdag 26 mei 2009, heeft [eiser] zijn beëindigingsbeslissing nog eens besproken met de leden van de Raad van Toezicht, waarna hij op woensdag 27 mei 2009 kenbaar heeft gemaakt dat zijn beslissing tot beëindiging van zijn werkzaamheden voor de kerk en daarmee de beëindiging van het samenwerkingsverband met de kerk definitief was. Daarop heeft op donderdagochtend 28 mei 2009 (wederom) een gesprek tussen [eiser] en [gedaagde sub 7] plaatsgevonden. In dat gesprek heeft [gedaagde sub 7] namens de kerk aangegeven [eiser] beslissing te respecteren en hebben partijen vervolgens over het vervolgtraject, de afwikkeling van hun samenwerking, gesproken. Daarbij is afgesproken dat [eiser] voor 2 juni 2009 met een voorstel voor een dergelijke afronding zou komen. [gedaagde sub 7] heeft deze gang van zaken, inclusief het definitieve karakter van [eiser]s beëindigingsbeslissing, bevestigd namens NAK bij brief aan [eiser] van 28 mei 2009 (2.20.). Hierin heeft hij ook de kernpunten van het gesprek van 28 mei en de daarbij gemaakte werkafspraken vastgelegd. [eiser] heeft de inhoud van deze brief niet weersproken. Toen [eiser] op 2 juni 2009 per e-mail nog eens door [gedaagde sub 7] werd gewezen op zijn beslissing om de samenwerking met NAK te beëindigen en vervolgens herhaaldelijk werd verzocht voornoemd voorstel toe te zenden, is [eiser] niet teruggekomen van zijn beëindigingsbeslissing. Daarentegen heeft [eiser] dezelfde dag nog enkele uitgangspunten voor een voorstel tot afronding en afwikkeling van de samenwerking aan [gedaagde sub 7] toegezonden.
4.4. [eiser] heeft betwist dat hij de vaststellingsovereenkomst door opzegging heeft beëindigd. Hij stelt dat bij hem de wil tot opzegging daarvan ontbrak. Met zijn mededelingen de samenwerking te willen beëindigen, beoogde [eiser] slechts aan te geven dat hij niet langer wilde samenwerken met de Raad van Toezicht omdat deze hem bij veel belangrijke beslissingen buiten spel zette. Dit heeft [eiser] op of omstreeks 25 mei 2009, voorafgaand aan zijn e-mail aan [gedaagde sub 4] (2.18.), ook telefonisch kenbaar gemaakt aan [gedaagde sub 7] en [gedaagde sub 6]. [eiser] wilde de (feitelijke) samenwerking met de kerk als geheel en daarmee de vaststellingsovereenkomst als zodanig derhalve niet beëindigen maar wilde daaraan slechts een andere invulling geven, in welk kader hij overleg met de kerk wenste.
4.5. Het verweer van NAK c.s. slaagt. Dat [eiser] in gesprekken met [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 7] op of omstreeks 25 mei 2009 heeft verteld dat hij alleen de samenwerking met de Raad van Toezicht wilde beëindigen en (daarmee) slechts aan zijn samenwerking met de kerk een andere invulling wenste te geven, is door [gedaagde sub 7] en [gedaagde sub 6] ter comparitie betwist en door [eiser] niet nader gespecificeerd. Een dergelijke (beperkte) betekenis vindt ook geen steun in de e-mails die [eiser] op 25 mei 2009 stuurde (zie 2.18. en 2.19.), noch in de correspondentie die daarna volgde (zie 2.20. tot en met 2.25.). Zo stelt [eiser] in zijn e-mails van 25 mei en van 2 juni 2009 bijvoorbeeld (spoedig) tot ‘ontvlechting’ en ‘afwikkeling’ te willen overgaan. Wat zou moeten worden ontvlochten of afgewikkeld indien hij beoogde alleen de samenwerking met de Raad van Toezicht te beëindigen, heeft [eiser] niet toegelicht. Dat [eiser] met zijn herhaalde mededeling ‘de samenwerking te beëindigen’ slechts een dergelijk beperkte bedoeling voorstond en hem de wil ontbrak om zijn werkzaamheden voor de kerk en daarmee het samenwerkingsverband met de kerk, als vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst, door opzegging te beëindigen, kan zo zijn, maar [eiser] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat NAK c.s. dit ook zo heeft begrepen of heeft moeten begrijpen.
4.6. Dat is ook anderszins niet gebleken, integendeel. Uit de brief van [gedaagde sub 7] van 28 mei 2009 (2.20.) blijkt duidelijk hoe NAK en de leden van de Raad van Toezicht de mededelingen van [eiser] in zijn e-mails van 25 mei en in daarop volgende gesprekken hadden begrepen: dat [eiser] zijn werkzaamheden voor de kerk en daarmee het samenwerkingsverband met de kerk definitief wilde beëindigen en dat [eiser] één en ander graag bij wijze van ‘package deal’, waarvoor hij zelf een voorstel zou doen, afgerond wenste te zien. Indien deze lezing onjuist zou zijn geweest en [eiser] een andere bedoeling voor ogen stond, had het op zijn weg gelegen NAK c.s. daar zo spoedig mogelijk op te wijzen. Dat heeft [eiser] nagelaten. Hij heeft de inhoud van voornoemde brief van 28 mei 2009 geheel niet weersproken. Uit die brief blijkt niet alleen dat [eiser]s beslissing tot beëindiging van de samenwerking definitief was, maar ook dat de kerk deze beslissing, anders dan in april 2009 (zie 2.16.), respecteerde en dat partijen inmiddels het vervolgtraject hadden ingezet om snel tot een afronding en afwikkeling en ontvlechting van hun samenwerkingsverband te kunnen komen. Ook toen [gedaagde sub 7] [eiser] bij e-mail van 2 juni 2009 (2.21.) nog eens zijn beslissing tot beëindiging van de samenwerking met NAK in herinnering bracht en hem verzocht, in overeenstemming met de op 28 mei 2009 gemaakte afspraak, om voor 2 juni met een voorstel te komen ter afronding van die samenwerking, heeft [eiser] er niet op gewezen dat het hem alleen te doen was om een beëindiging van de samenwerking met de Raad van Toezicht of om een andere invulling van de samenwerking met de kerk. [eiser] heeft daarentegen juist uitvoering gegeven aan die afspraak, door op dezelfde dag nog een voorstel, althans uitgangspunten daarvoor aan NAK c.s. toe te zenden (2.25.).
4.7. Ook uit dit voorstel van 2 juni 2009 hoefde NAK c.s. niet te begrijpen dat [eiser] slechts de samenwerking met de Raad van Toezicht wilde beëindigen. In dit voorstel, waarbij [eiser] ook zelf de woorden ‘package deal’ gebruikte, staat onder meer vermeld dat het vertrek van RR (bedoeld zal zijn [eiser]; toevoeging rechtbank) uit NVO zijn beslag moet krijgen en het beheer van gebouwen van NAK moet worden overgedragen. Verder moest het concept van WZM (bedoeld wordt kennelijk het woonzorgconcept van [eiser], zie 2.5.; toevoeging rechtbank) worden gewaardeerd en vergoedingen worden betaald. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet de rechtbank niet in waarom deze maatregelen, die de kern van [eiser]s werkzaamheden voor de kerk omvatten en de fundamenten aantasten waarop de samenwerking volgens de vaststellingsovereenkomst was gegrond – [eiser] was immers binnen NVO verantwoordelijk voor het beheer en de projectontwikkeling van gebouwen van NAK (zie artikel 24 van de vaststellingsovereenkomst) – nodig waren indien [eiser] bedoeld had alleen de samenwerking met de Raad van Toezicht te beëindigen. [eiser] heeft ook niet gesteld dat hij op enig moment voor of na dit voorstel over een dergelijke hervorming in plaats van een algehele beëindiging van de samenwerking met NAK c.s. heeft gesproken. Mede in het licht van [eiser]s eerdere gedragingen en uitlatingen, waaronder zijn e-mail van 25 mei 2009 (2.18.) en daaropvolgende correspondentie, biedt dit voorstel van [eiser] juist steun voor de stelling dat hij beoogde al zijn werkzaamheden voor de kerk te beëindigen en niet meer verder samen te werken met de kerk op de in de vaststellingsovereenkomst bepaalde wijze. NAK c.s. mocht hieruit dan ook redelijkerwijs begrijpen dat [eiser] de vaststellingsovereenkomst als opgezegd, althans beëindigd beschouwde en dat hij alleen nog afspraken wenste te maken over de wijze waarop de (financiële) afwikkeling daarvan zou plaatsvinden. [eiser] komt geen beroep toe op het ontbreken van een daarmee overeenstemmende wil.
4.8. Het vorenstaande wordt niet anders door de op 4 juni 2009 aan [gedaagde sub 7] toegezonden conceptovereenkomst (2.26.). Dit concept gaat uit van een andere inrichting van de structuur van NVO en het op een andere wijze uitbesteden van het beheer van de kerkgebouwen. [eiser] speelt hierbij niet langer een rol; hij treedt terug als bestuurder van NVO en staakt ook zijn werkzaamheden ten aanzien van voornoemd beheer. Volgens de conceptovereenkomst continueert [eiser] zelf de ontwikkeling en exploitatie van de zorgcentra, maar doet hij dit niet langer binnen het kader van NVO - waar de vaststellingsovereenkomst van uitgaat - maar op een andere wijze en volgens een andere structuur, waarbij voorts open wordt gelaten of [eiser] voornoemde ontwikkeling en exploitatie al dan niet in samenwerking met NAK en NVO zal doen. Verder wordt onder meer de oprichting voorgesteld van een nieuwe vennootschap die belast wordt met de uitvoering van zorgtaken en waarbij voorts andere afspraken tussen NAK en [eiser] dienen te gelden dan in de vaststellingsovereenkomst is bepaald. Uitgangspunt van deze conceptovereenkomst is derhalve (nog steeds) de beëindiging van [eiser]s werkzaamheden voor de kerk en de beëindiging van de in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen structuur en wijze van samenwerking - binnen het kader van Stichting A&O en NVO - op het gebied van het beheer van gebouwen van NAK en de ontwikkeling en exploitatie van zorgcentra. Anders gezegd, alle afspraken in de vaststellingsovereenkomst aangaande het samenwerkingsverband tussen [eiser] en de kerk, inclusief de opzet en structuur ervan, worden in de conceptovereenkomst van 4 juni 2009 losgelaten. Dat [eiser] in het concept tevens voorstelt om ‘zo mogelijk in samenwerking met NAK/NVO’ nieuwe zorgcentra te ontwikkelen en te exploiteren, doet daar verder niet aan af. Deze conceptovereenkomst gaf derhalve steun aan de bij NAK c.s. inmiddels levende, door [eiser] zelf gevoede veronderstelling dat [eiser] niet langer bereid was verder te werken op basis van de vaststellingsovereenkomst, althans in ieder geval niet bereid was van zijn beslissing tot beëindiging van de samenwerking met de kerk overeenkomstig de vaststellingsovereenkomst terug te komen.
4.9. Op grond van het voorgaande geldt dat als vaststaand moet worden aangenomen dat [eiser] de vaststellingsovereenkomst door opzegging heeft beëindigd. Daarmee wordt hij tevens geacht ontslag te hebben genomen als bestuurder van Stichting A&O en als bestuurder en werknemer van NVO nu deze functies mede de basis vormden van de vaststellingsovereenkomst. Voor zover [eiser] met zijn beroep op artikel 30 sub b van de vaststellingsovereenkomst (zie 2.10.) nog heeft beoogd te stellen dat aan de opzegging geen werking toekomt nu een aangetekend schrijven van [eiser] met die strekking ontbreekt, faalt dit. Voor zover dit artikel al van toepassing is op de onderhavige opzegging, brengt een redelijke uitleg ervan met zich dat deze strekt ter bescherming van de persoon tot wie de mededeling is gericht. De geadresseerde is daar niet aan gebonden indien niet blijkt dat deze hem heeft bereikt. Nu NAK c.s. geadresseerde is van de opzegging door [eiser], zij niet betwist dat de opzegging haar heeft bereikt en stelt deze te hebben aanvaard, komt aan de opzegging werking toe.
4.10. Het bovenstaande leidt ertoe dat de vorderingen van [eiser] sub 1 tot en met 3 worden afgewezen wegens het ontbreken van enig belang daarbij. Ook de sub 5 gevorderde salarisbetaling per 17 september 2009 wordt afgewezen nu daarvoor, gelet op het voorgaande, geen grond bestaat.
4.11. Ten aanzien van de vordering sub 4 overweegt de rechtbank als volgt. [eiser] heeft onvoldoende gesteld om uit af te kunnen leiden dat NAK c.s. voorafgaande aan zijn opzegging van de vaststellingsovereenkomst de artikelen 2, 6 tot en met 10, 24 en 25 van de vaststellingsovereenkomst heeft geschonden. Voor de gevorderde boetes en schadevergoeding bestaat derhalve geen grond. Voor de sub 6 gevorderde verplichting tot nakoming van de samenwerkingsovereenkomst d.d. 21 mei 2008 (bedoeld zal zijn de vaststellingsovereenkomst; toevoeging rechtbank) bestaat evenmin grond. Deze geldt immers als door opzegging beëindigd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet de rechtbank ook niet in op welke grond NAK, Stichting A&O en NVO gehouden zouden zijn door [eiser] gemaakte kosten en gederfde winst te vergoeden. Voor zover [eiser] hiermee doelt op het niet in staat zijn om een reeds ontwikkeld woonzorgproject als Eimersstaete uit te voeren of andere woonzorgprojecten te ontwikkelen, geldt dat NAK, Stichting A&O en NVO op dit punt niets te verwijten valt nu [eiser] de samenwerking, althans vaststellingsovereenkomst zelf heeft opgezegd.
4.12. Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat alle vorderingen van [eiser] worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NAK c.s. worden begroot op € 2.070,00, waarvan € 1.808,00 aan salaris advocaat (4 punten x € 452,00) en € 262,00 aan vast recht.
in reconventie
4.13. Nu, zoals hiervoor in 4.5. tot en met 4.9. is overwogen, als vaststaand wordt aangenomen dat de vaststellingsovereenkomst door opzegging door [eiser] is beëindigd, bestaat er geen grond voor en ontbreekt het NAK aan belang bij de door haar in 3.4. onder A primair, meer en meest subsidiair gevorderde vernietiging onderscheidenlijk (partiële) ontbinding van de (niet langer bestaande) vaststellingsovereenkomst. Evenmin bestaat als gevolg van voornoemd vaststaand feit belang bij de subsidiair gevorderde verklaringen voor recht. Dat geldt ook voor de gevorderde verklaring aangaande de niet-verschuldigdheid van schadevergoeding, nu schadevergoeding niet aan de opzegging, althans de aanvaarding daarvan door NAK is gekoppeld.
4.14. De ook in 3.4. onder A geformuleerde vordering om [eiser] te veroordelen tot betaling van boetes aan NAK als bepaald in artikel 30 sub a van de vaststellingsovereenkomst, wordt afgewezen. NAK heeft onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat [eiser] voorafgaand aan de opzegging van de vaststellingsovereenkomst de door NAK gestelde inbreuken op deze overeenkomst heeft gemaakt. Zo ziet de rechtbank zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in welk artikel van de vaststellingsovereenkomst is geschonden indien aangenomen wordt dat [eiser] nagelaten heeft toestemming te vragen aan de Raad van Toezicht en/of het bestuur van NAK voor het aangaan van verschillende overeenkomsten namens NVO. Verder is niet gebleken dat [eiser] heeft geweigerd inzage te verlenen in de boeken van WZM om een, in de vaststellingsovereenkomst voorziene, due diligence door NAK mogelijk te maken. Uit de door NAK c.s. in dit verband overgelegde correspondentie met [eiser] kan niet anders worden afgeleid dan dat [eiser] (slechts) inzage in privégegevens weigerde. NAK heeft voorts onvoldoende gesteld om aan te nemen dat sprake is geweest van inkomsten uit makelaarsactiviteiten die [eiser] ten onrechte niet aan NAK zou hebben afgedragen, zodat ook de gestelde schending van artikel 26 vaststellingsovereenkomst niet kan worden vastgesteld. Ook de stelling dat boetes zijn verbeurd omdat [eiser] voorafgaand aan de opzegging van de vaststellingsovereenkomst, namelijk per 1 januari 2009, in verzuim was met de nakoming van zijn aflossings- en rentebetalingsverplichtingen onder de hierna nog te bespreken geldleningovereenkomst met NVO van € 500.000,--, faalt. In de overeenkomst waarin de geldlening door NVO aan [bedrijf 2] is vastgelegd, is geen boetebeding opgenomen. Evenmin wordt daarin het boetebeding van artikel 30 sub a van de vaststellingsovereenkomst van overeenkomstige toepassing verklaard. Verder valt niet in te zien hoe de niet-nakoming van een verplichting jegens NVO zou moeten leiden tot het verbeuren van boetes aan NAK. Voor het overige heeft NAK niet toegelicht welke specifieke gedraging tot schending van welke specifieke bepaling uit de vaststellingsovereenkomst leidt.
4.15. NAK vordert voorts (zie 3.4. sub B. en C.) de vernietiging van twee geldleningovereenkomsten die op of omstreeks 21 mei 2008 zijn gesloten. Eén ervan betreft de overeenkomst waarnaar hiervoor in 4.14. reeds is verwezen. De andere ziet op een door NAK aan [bedrijf 1] geleend bedrag van € 100.000,--. Ten aanzien van deze laatste overeenkomst geldt dat [bedrijf 1] in deze procedure geen partij is, zodat reeds daarom de vordering tot vernietiging van deze overeenkomst wordt afgewezen. Om dezelfde reden wordt afgewezen hetgeen NAK vordert aangaande de (terug)betaling van de aan [bedrijf 1] verstrekte lening (inclusief rente, kosten en boete), genoemd in 3.4. sub D.
4.16. Wat de gevorderde vernietiging van de door NVO aan [bedrijf 2] geleende € 500.000,-- betreft, stelt NAK c.s., samengevat, dat die overeenkomst nooit zou zijn gesloten indien NAK op de hoogte zou zijn geweest van de tussen Zass en WZM gesloten realisatieovereenkomst (2.9.). De op grond van die overeenkomst door Zass aan WZM te betalen ontwikkelingsfee van € 750.000,-- kwam namelijk (uiteindelijk) voor rekening van NAK omdat de door Zass aan NAK in rekening te brengen aanneemsom met het bedrag van de ontwikkelingsfee was verhoogd (zie 2.8. en 2.9.). Volgens NAK c.s. heeft [eiser] deze informatie opzettelijk voor haar verzwegen. Daarnaast zou [eiser] voor het sluiten van deze geldleningovereenkomst onjuiste mededelingen hebben gedaan over een lening van € 140.000,-- en een borgstelling van
€ 80.000,--, door te stellen dat hij deze in Rijnstad Groep B.V. had moeten achterlaten. [eiser] heeft deze stellingen gemotiveerd betwist.
4.17. Indien al wordt aangenomen dat NAK, als (slechts) medeondertekenaar van de afzonderlijke geldleningovereenkomst (zie 2.11.), een beroep op vernietiging daarvan toekomt, faalt dit beroep voor zover dat gebaseerd is op schending van een mededelingsplicht aangaande de ontwikkelingsfee. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat NAK bekend was, althans bekend had moeten zijn, met de realisatieovereenkomst die WZM in 2007 met Zass heeft gesloten en met de daarin opgenomen afspraak over de aan WZM te betalen ontwikkelingsfee, zowel wat de reden als de hoogte ervan betreft. Dit blijkt uit de door NAK c.s. zelf overgelegde e-mail die [eiser] op 21 januari 2008, derhalve vóór het aangaan van de geldleningovereenkomst, aan [gedaagde sub 6] stuurde (zie 2.9.). Dat wordt niet anders indien zou worden aangenomen dat [gedaagde sub 6] de kwestie rond de ontwikkelingsfee, als beschreven in voornoemde e-mail van 21 januari en de financiële gevolgen daarvan voor NAK, niet mocht hebben begrepen. Het had in dat geval immers op zijn weg gelegen om hierover navraag te doen bij [eiser] alvorens NAK de vaststellingsovereenkomst te laten aangaan respectievelijk NAK de geldleningovereenkomst mede te laten ondertekenen. Dat heeft [gedaagde sub 6] nagelaten en de gevolgen daarvan dienen dan ook voor rekening en risico van NAK te blijven. Hetgeen NAK c.s. verder nog ter onderbouwing van het beroep op vernietiging heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Zo heeft NAK c.s., tegenover de betwisting door [eiser], nagelaten te onderbouwen dat [eiser]s mededelingen inzake het achterblijven van een lening en borgstelling binnen Rijnstad Groep B.V. onjuist zouden zijn, zodat de rechtbank aan die stelling voorbij gaat.
4.18. Subsidiair vordert NAK (zie ook 3.4. sub D) betaling door [eiser] van het onder de geldlening nog uitstaande bedrag. Voor zover hiermee bedoeld wordt de betaling aan NVO als schuldeiser onder de lening, is die vordering toewijsbaar. Artikel 5 lid 1 van de geldleningovereenkomst bepaalt immers dat de schuldenaar, waaronder ook [eiser] dient te worden verstaan gelet op de hoofdelijke aansprakelijkheid, verplicht is de hoofdsom met rente en (mogelijk) kosten zonder voorafgaande opzegging dadelijk na opeising door de schuldeiser af te lossen indien [eiser] zijn werkzaamheden binnen de schuldeiser stopzet en (dus) de samenwerking door hem wordt beëindigd. Deze voorwaarde geldt als vervuld op grond van hetgeen reeds in conventie is overwogen. Anders dan [eiser] suggereert, is voor gehoudenheid van [eiser] tot aflossing van de geldlening niet vereist dat [bedrijf 2] eerst in verzuim is komen te verkeren. Dat zou anders zijn indien [eiser] als borg zou moeten worden beschouwd, maar [eiser] heeft niets gesteld om een dergelijke kwalificatie te kunnen rechtvaardigen. Nu voorts niet is weersproken dat de lening is opgeëist en daarop niet onmiddellijk is afgelost, verkeert [bedrijf 2], gelet op het bepaalde in voornoemd artikel 5 lid 1, reeds in verzuim. Een ingebrekestelling is daarvoor niet nodig. Hetgeen [eiser] verder nog heeft aangevoerd ter betwisting van zijn gehoudenheid tot terugbetaling van de lening, leidt niet tot een ander oordeel. Zo sluit, anders dan [eiser] stelt, de geldleningovereenkomst geenszins uit dat een aflossing uit iets anders wordt betaald dan uit dividenduitkeringen van WZM. Voorts volgt de rechtbank [eiser] niet in zijn stelling dat het uitblijven van dividenduitkeringen aan NVO valt te verwijten. Het was immers [eiser] zelf die de vaststellingsovereenkomst heeft opgezegd. Daarmee heeft hij het er voorts zelf toe geleid dat de daarin voorgenomen participatie van NVO in WZM en een eventuele verrekening van de koopsom voor die aandelen met de vordering uit hoofde van de geldlening niet doorgingen.
4.19. Ten aanzien van de hoogte van het uitstaande bedrag, overweegt de rechtbank het volgende. De geldleningovereenkomst bepaalt dat met ingang van 1 januari 2009 maandelijks een honderdtwintigste deel van de hoofdsom van € 500.000,-- dient te worden afgelost. Met ingang van (naar de rechtbank begrijpt, genoemd is namelijk de datum van 31 juni) 30 juni of 1 juli 2008, dient maandelijks achteraf de contractuele rente te worden betaald welke gelijk is aan de wettelijke rente. [eiser] heeft erkend dat in 2008 in totaal zes keer een bedrag van € 7.500,-- is betaald en daarna niets meer. Uit het petitum blijkt dat NVO deze betalingen geheel als aflossing kwalificeert, hetgeen door [eiser] niet is weersproken. Dit betekent dat per 1 januari 2009 in totaal € 45.000,-- is afgelost, zodat per die datum nog € 455.000,-- aan hoofdsom openstaat. De rechtbank zal [eiser] veroordelen dit bedrag aan NVO te betalen, te vermeerderen met de (overeengekomen) wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 1 januari 2009, zijnde de datum waarop [eiser] in verzuim is met betaling van de hoofdsom. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten - en daarmee de wettelijke rente daarover - wordt afgewezen. NVO heeft immers niet, althans niet gemotiveerd gesteld, noch is anderszins gebleken, dat door haar buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
4.20. Het voorgaande betekent dat hetgeen NVO (meer) subsidiair heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar vordering tot terugbetaling van de lening geen bespreking meer behoeft.
4.21. NVO, Stichting A&O en NAK vorderen voorts (zie 3.4. sub E. en F.) [eiser] te veroordelen tot vergoeding van schade die zij hebben geleden, op te maken bij staat, als gevolg van onbehoorlijk bestuur van [eiser] ex artikel 2:9 jo 2:8 BW en/of als gevolg van onrechtmatig handelen ex artikel 6:162 BW, alsmede tot betaling van een voorschot hierop van
€ 500.000,--. Ter onderbouwing daarvan voeren zij, samengevat, onder meer het volgende aan. [eiser] heeft stelselmatig nagelaten de aandeelhouder van NVO, Stichting A&O, althans NAK en/of de Raad van Toezicht (vooraf) te informeren en, wat laatstgenoemde betreft, deze om toestemming te vragen, over overeenkomsten die hij namens NVO heeft gesloten met vennootschappen waarvan hij zelf (al dan niet indirect) enig aandeelhouder en/of bestuurder was, zoals WZM en Eimersstaete B.V., en waarbij sprake was van een tegenstrijdig belang en heeft hierbij bovendien steeds zijn eigen belang laten prevaleren. Zo heeft [eiser] het er onder meer toe geleid dat NVO en WZM, beide vertegenwoordigd door [eiser], op 28 april 2009 een overeenkomst sloten op grond waarvan NVO verplicht was grote geldbedragen (onder andere 4 keer een bedrag van € 175.000,--) aan WZM te betalen bij het niet doorgaan van de in die overeenkomst genoemde (vier) projecten, derhalve zonder dat daar een prestatie van WZM tegenover stond. Verder heeft [eiser] toegestaan dat termijnbetalingen aan Zass op grond van de tussen Zass en NAK gesloten aanneemovereenkomst (zie 2.8.) (grotendeels) door/ten laste van NVO werden voldaan, zonder dat daar een overeenkomst tussen NVO en NAK aan ten grondslag lag. [eiser] heeft daarnaast geweigerd om in juni 2009 zijn medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van het gebouw waarin Residence Eimersstaete was gevestigd en heeft na zijn schorsing als bestuurder van NVO opdracht gegeven om ten laste van de bankrekening van NVO nog een betaling van € 28.500,-- aan WZM te verrichten. Ten slotte heeft [eiser] jegens NVO de boekhoudverplichting ex artikel 2:10 BW geschonden.
4.22. De gevorderde vergoeding van schade (inclusief een voorschot daarop) wordt afgewezen. De rechtbank stelt voorop dat, indien al zou worden aangenomen dat [eiser] niet transparant of zonder toestemming van Stichting A&O, althans NAK en/of de Raad van Toezicht heeft gehandeld dan wel dat hij zijn eigen belang boven dat van voornoemde vennootschappen heeft laten prevaleren, niet, althans onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat hierdoor schade is geleden. Verder ziet de rechtbank zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in dat of in hoeverre NVO schade lijdt als gevolg van het aangaan door [eiser], namens NVO, van overeenkomsten met Eimersstaete en WZM. Niet gesteld of gebleken is dat NVO op basis daarvan bijvoorbeeld betalingen aan haar contractspartij(en) of derden heeft verricht zonder dat daar een reële tegenprestatie tegenover heeft gestaan. NVO heeft ook nagelaten toe te lichten dat of op welke wijze zij schade heeft geleden als gevolg van [eiser]s weigering de volmacht te ondertekenen in het kader van de eigendomsoverdracht van Residence Eimersstaete (2.28.). Ten aanzien van de gestelde schade als gevolg van het betalen door NVO van de termijnbetalingen aan Zass onder de aanneemovereenkomst (2.8.), merkt de rechtbank op dat uit een door NAK c.s. overgelegde e-mail van [eiser] van 20 juni 2008 blijkt dat [eiser] alle bestuursleden van NAK alsmede alle leden van de Raad van Toezicht van de termijnbetalingen door NVO op de hoogte heeft gesteld. Niet gesteld of gebleken is dat zij hier destijds bezwaar tegen hebben gemaakt, zodat deze handelwijze of enige schade die daaruit voor NVO mocht voortvloeien, niet aan [eiser] valt te verwijten respectievelijk is toe te rekenen.
4.23. Verder geldt dat voor zover al zou kunnen worden aangenomen dat het enkele ontbreken van de in het Grant Thornton rapport genoemde stukken in de administratie van NVO tot een schending van artikel 2:10 BW leidt, NVO onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt hierdoor schade te hebben geleden. Ten aanzien van de betaling van € 28.500,-- ten laste van NVO aan WZM na de schorsingsdatum merkt de rechtbank op dat NVO in de gevoegde procedure terugbetaling van dit bedrag vordert van WZM ex artikel 6:203 BW. De rechtbank zal dit punt in die procedure bespreken.
4.24. Ook NAK en Stichting A&O hebben hun stellingen ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding niet, althans onvoldoende onderbouwd. Vooropgesteld wordt dat voor zover de daaraan ten grondslag gelegde verwijten zien op de periode voorafgaand aan de datum van de vaststellingsovereenkomst, de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dit volgt uit de vrijwaringsbepaling in artikel 29 van die overeenkomst (zie 2.10.) Dit betreft in ieder geval de verwijten aangaande de te veel betaalde termijnbetalingen ten opzichte van de door Zass geleverde prestaties en de door NAK betaalde ontwikkelingsfee op grond van de realisatieovereenkomst Eimersstaete (zie 4.16), waarvan de rechtbank reeds heeft overwogen dat NAK met deze kwestie bekend moet worden verondersteld voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst (zie 4.17.). Verder is niet toegelicht welke verplichtingen [eiser] zonder medeweten van NAK is aangegaan, anders dan uit hoofde van de op 28 april 2009 gedateerde overeenkomst met WZM (2.17.), waarover hierna (in 4.32. en volgende) meer, aangaande gebouwen van NAK noch tot welke schade dit zou hebben geleid. Ten slotte heeft NAK haar stelling dat [eiser] inkomsten uit makelaarsactiviteiten heeft gegenereerd die hij voor NAK heeft achtergehouden niet onderbouwd, zodat de rechtbank ook aan die stelling voorbij gaat. Voor zover NAK nog heeft beoogd schade te vorderen die zij meent te hebben geleden als gevolg van de verkoop door [eiser] namens NAK van het pand aan de Hoge Rijndijk te Leiden aan zichzelf, faalt dit. NAK heeft onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat [eiser] op dit punt onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar. Daar komt bij dat NAK niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door deze verkoop schade heeft geleden. Zo heeft NAK bijvoorbeeld niet gesteld wat de waarde van dit pand was, voor hoeveel [eiser] het pand heeft gekocht en wat de tweede potentiële bieder bereid was te betalen.
4.25. De vordering (zie 3.4. sub G.) voor recht te verklaren dat [eiser] op terechte gronden en formeel juiste wijze is geschorst en ontslagen als bestuurder en werknemer van NVO en als bestuurder van Stichting A&O wordt afgewezen. Zoals de rechtbank in conventie in rechtsoverweging 4.9. reeds heeft overwogen, geldt de samenwerking met NAK c.s. en daarmee de vaststellingsovereenkomst als door opzegging beëindigd en wordt [eiser] daarmee geacht zelf ontslag als bestuurder respectievelijk werknemer van Stichting A&O en NVO te hebben genomen. Voor de gevorderde verklaring voor recht ontbreekt derhalve belang.
4.26. Nu de vorderingen in conventie alle worden afgewezen, ontberen de door [eiser] ten laste van NAK, [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5], en [gedaagde sub 7] gelegde conservatoire beslagen een geldige rechtsgrond en zijn deze onrechtmatig. De vordering (onder 3.4. sub H.) [eiser] te veroordelen tot opheffing van deze beslagen wordt derhalve toegewezen. De vordering om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden, wordt eveneens toegewezen waarbij de rechtbank aanleiding ziet daaraan een (na te melden) maximumbedrag te verbinden. De vordering om de beslagen opgeheven te houden, beschouwt de rechtbank als een algemeen verbod om opnieuw beslag te (doen) leggen. Een dergelijk algemeen verbod gaat te ver. Wel wijst de rechtbank toe een verbod tot het leggen van beslag voor de onderhavige vorderingen van [eiser], indien bij het desbetreffende verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank niet een afschrift van dit vonnis is gevoegd. Van enige beslaglegging ten laste van Stichting A&O en [gedaagde sub 6] is niet gebleken zodat de vordering tot opheffing daarvan reeds daarom wordt afgewezen.
4.27. Nu [eiser] en NAK c.s. in reconventie over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren, op de hierna te vermelden wijze.
in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 278373 / HA ZA 09-2748
in conventie
Vordering [bedrijf 1] op NAK
4.28. [bedrijf 1] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat NAK een factuur d.d. 27 juli 2009 onbetaald heeft gelaten. In de processtukken heeft [bedrijf 1] steeds gesteld dat deze factuur ziet op werkzaamheden die zij vanaf 2005 tot medio 2009 op basis van de op 20 september 2005 door NAK aan [eiser] verleende volmacht (zie 2.3.) heeft verricht met betrekking tot het onderhoud, beheer en administratie van registergoederen van NAK en de in dat kader door [bedrijf 1] gemaakte kosten. Volgens [bedrijf 1] valt deze factuur niet onder het bereik van de vaststellingsovereenkomst en de daarin opgenomen vrijwaringsclausule van artikel 29 (zie 2.10.) nu de vaststellingsovereenkomst alleen ziet op kosten die gemaakt zijn ten behoeve van projectontwikkeling en niet op die gemaakt zijn terzake van het beheer en onderhoud. NAK heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.
4.29. De vordering van [bedrijf 1] wordt afgewezen. Voor zover de vordering ziet op werkzaamheden en/of kosten van beheer en onderhoud tot aan de datum van de vaststellingsovereenkomst (mei 2008), overweegt de rechtbank het volgende. Aan artikel 29 van de vaststellingsovereenkomst, waarin partijen verklaren niets meer van elkaar te vorderen te hebben, komt niet een zo beperkte strekking toe dat deze alleen zou zien op vorderingen uit hoofde van kosten van projectontwikkeling. NAK heeft dat gemotiveerd betwist en [bedrijf 1] heeft nagelaten toe te lichten waarom dat standpunt zou moeten worden gevolgd. Het volgt naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet uit de vaststellingsovereenkomst zelf. Deze overeenkomst bevat immers een vastlegging van wat partijen zijn overeengekomen rondom de structurering van hun samenwerking op het gebied van niet alleen projectontwikkeling maar ook aangaande het beheer en onderhoud van kerkgebouwen, alsmede rondom vergoedingen die in dat kader zijn of worden betaald (zie de overwegingen 1 en 5 van de vaststellingsovereenkomst; 2.10). Verder wordt in artikel 18 van de vaststellingsovereenkomst uitdrukkelijk gesproken over door [eiser] in het verleden verrichte werkzaamheden op het gebied van beheer van kerkgebouwen en aan hem betaalde vergoedingen daarvoor. Met NAK is de rechtbank derhalve van oordeel dat partijen met artikel 29 hebben bedoeld aan te geven dat zij ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst ook op het gebied van beheer- en onderhoudswerkzaamheden en in dat kader gemaakte kosten niets meer van elkaar te vorderen hebben. Dit vindt bovendien steun in het feit dat [bedrijf 1], via welke vennootschap [eiser] voor de uitoefening van zijn beheer- en onderhoudstaken door NAK werd ingehuurd (zie 2.3.), pas ruim een jaar na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, en eerst na het ontstaan van haar geschil met NAK (medio 2009), tot facturering is overgegaan van werkzaamheden en kosten waarvan zij stelt dat deze vanaf 2005 onbetaald zijn gebleven. Overigens komt de stelling van [bedrijf 1] dat artikel 29 alleen zou zien op vorderingen uit hoofde van kosten van projectontwikkeling de rechtbank onwaarschijnlijk voor, mede gelet op hetgeen hierover in artikel 18 van de vaststellingsovereenkomst is bepaald.
4.30. Voor zover de vordering van [bedrijf 1] ziet op werkzaamheden die zijn verricht na de datum van de vaststellingsovereenkomst, faalt deze eveneens. In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen vastgelegd hoe hun samenwerking er vanaf 15 mei 2008 uit zou zien, onder meer op het gebied van het beheer van kerkgebouwen. Een redelijke uitleg brengt mee dat onder ‘beheer’ (mede) het onderhoud en de administratie daarvan dient te worden verstaan. [eiser] is per 15 mei 2008 in dienst getreden van NVO en voornoemde werkzaamheden zou hij vanaf die datum vanuit NVO - en dus niet meer vanuit [bedrijf 1] - uitvoeren (zie artikel 24, hiervoor in 2.10.). Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in op welke grond [bedrijf 1] bevoegd zou zijn de door [eiser] binnen NVO aan dit werk bestede - en, als werknemer van NVO, voor dit werk via zijn maandelijkse salaris betaalde - uren nog eens separaat bij NAK in rekening te brengen. Dit geldt temeer nu aangenomen mag worden dat de feitelijke uitvoerder van werkzaamheden binnen [bedrijf 1] [eiser] zelf was. Met NAK is de rechtbank dan ook van oordeel dat de in 2005 aan [eiser] verstrekte volmacht en de in dat kader gemaakte afspraken om beheer- en onderhoudswerkzaamheden via [bedrijf 1] uit te voeren en in rekening te brengen, met de inwerkingtreding van de vaststellingsovereenkomst zijn komen te vervallen. Het vorenstaande wordt niet anders indien de in rekening gebrachte uren betrekking hebben op buiten NVO om, in eigen (vrije) tijd van [eiser], door hem via [bedrijf 1] verrichte beheer- en onderhoudswerkzaamheden. Uit artikel 26 van de vaststellingsovereenkomst volgt immers dat alle opbrengsten uit werkzaamheden van [eiser] ten goede komen aan NVO.
4.31. Het vorenstaande wordt evenmin anders indien [bedrijf 1] ter comparitie heeft beoogd te stellen dat haar vordering -uitsluitend- externe kosten betreft die op het gebied van beheer- en onderhoudswerkzaamheden voor NAK zijn gemaakt, zoals kosten van aannemers, loodgieters en dergelijke. Voor zover deze zijn gemaakt voor de datum van de vaststellingsovereenkomst, vallen zij binnen het bereik van artikel 29 daarvan en geldt hetgeen hiervoor in 4.29. reeds is overwogen. Voor zover het zou gaan om externe kosten die na die datum zijn gemaakt, heeft [bedrijf 1] deze kosten niet toegelicht, laat staan met stukken onderbouwd, zodat de rechtbank aan die stelling voorbij gaat. Aan bewijslevering op dit punt komt de rechtbank derhalve niet toe.
4.32. WZM voert ter onderbouwing van haar vordering, samengevat, aan dat NVO facturen onbetaald heeft gelaten. Een deel van de onbetaald gebleven facturen ziet op werkzaamheden van WZM en derden die zijn verricht in het kader van de ontwikkeling van woonzorgunits op locaties in Deventer, Groenlo en Enschede op basis van tussen NVO, WZM en derden (aannemers [bedrijf 5] en [bedrijf 3]; zie 2.14. en 2.15.) gesloten ontwikkelingsovereenkomsten, alsmede op de door WZM in dat verband aan derden voorgeschoten kosten daarvoor. Een ander deel van de facturen betreft door NVO aan WZM te betalen vergoedingen wegens het niet doorgaan van voornoemde woonzorgprojecten. Volgens WZM is NVO op grond van de op 28 april 2009 met WZM gesloten overeenkomst gehouden tot betaling van (al) deze facturen.
4.33. NVO betwist gehouden te zijn tot betaling van facturen die op voornoemde woonzorgprojecten betrekking hebben. Daartoe voert zij, samengevat, aan dat de overeenkomst tussen NVO en WZM van 28 april 2009, die tot betaling daarvan zou verplichten, niet rechtsgeldig tot stand is gekomen aangezien de daarvoor vereiste voorafgaande toestemming van de Raad van Toezicht ontbreekt. [eiser] heeft zelfs verzuimd om, voorafgaand aan het namens NVO ondertekenen van deze overeenkomst, de Raad van Toezicht of (het bestuur van) NAK over de inhoud daarvan, inclusief de titel voor de daaronder door NVO aan WZM te betalen bedragen, te informeren. Deze overeenkomst bevindt zich volgens NVO niet in haar administratie, waaruit zij afleidt dat deze overeenkomst eerst na schorsing van [eiser] op 8 juni 2009 is opgesteld en vervolgens is geantedateerd. De Raad van Toezicht heeft nooit opdracht gegeven voor of toestemming gegeven aan de opstart van andere projecten dan Eimersstaete, en in dat kader door WZM of mevrouw [C] te verrichten werkzaamheden. Ten slotte heeft WZM op geen enkele wijze toegelicht, laat staan onderbouwd, op welke werkzaamheden of kosten de onbetaald gebleven facturen (voor een totaalbedrag van € 716.975,--) betrekking hebben. Ook deze facturen bevinden zich niet in de administratie van NVO en zijn eerst na het ontstaan van het geschil met [eiser], en na zijn schorsing, aan NVO toegezonden. Volgens NVO staat er tegenover deze facturen derhalve geen prestatie.
4.34. WZM heeft hiertegen aangevoerd, samengevat, dat een Raad van Toezicht op het niveau van Stichting A&O nooit is ingesteld. Er was alleen een Raad van Toezicht van NAK zelf. Verder waren NAK en haar Raad van Toezicht op de hoogte van de vier projecten die WZM en NVO in samenwerking met [bedrijf 5] en [bedrijf 3] zouden ontwikkelen. Hierover is gesproken tijdens een presentatie door [eiser] op een bestuursbijeenkomst op 15 december 2008. NAK was daarmee ook op de hoogte van de in dat verband te betalen ontwikkelingskosten. Verder stelt WZM dat NAK intensief heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de overeenkomsten tussen NVO en WZM en de ontwikkelingskosten, in welk verband zij op een e-mail van [eiser] aan de Raad van Toezicht wijst van 6 maart 2009. Volgens WZM zijn het bestuur van NAK en de Raad van Toezicht via e-mails en gesprekken met [eiser] ook volledig op de hoogte gesteld van de overeenkomst van 28 april 2009, welke overeenkomst (slechts) een uitwerking is van de met [bedrijf 3] en [bedrijf 5] gesloten ontwikkelingsovereenkomsten.
4.35. Naar het oordeel van de rechtbank is deze nadere toelichting van WZM op de grondslag van haar vordering, in het licht van het verweer van NVO, onvoldoende. Vast staat dat op of omstreeks de datum van de vaststellingsovereenkomst een Raad van Toezicht is ingesteld. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat deze, door [gedaagde sub 7], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] gevormde Raad van Toezicht niet op het niveau van Stichting A&O is ingesteld, is dit voor de verdere beoordeling zonder betekenis. Uit de door partijen overgelegde stukken en correspondentie vanaf mei 2008 blijkt dat [gedaagde sub 6] deze Raad van Toezicht op het oog had in zijn e-mail van 23 juni 2008 (zie 2.13.) en dat [eiser] zich ook steeds met deze Raad van Toezicht verstond indien hij ontwikkelingen en (voorgenomen) maatregelen op het gebied van het gevoerde beheer en projectontwikkeling van kerkgebouwen wilde bespreken. Het was ook deze Raad van Toezicht die [eiser] het werken binnen NVO onmogelijk zou hebben gemaakt door hem bij belangrijke beslissing buiten spel te zetten, zoals [eiser] in de gevoegde procedure (277762 / HA ZA 09-2659) heeft gesteld. Dit onderschrijft de stelling van NVO dat de Raad van Toezicht bij bepaalde beslissingen binnen NVO om goedkeuring moest worden gevraagd.
4.36. Uit voornoemde e-mail van [gedaagde sub 6] van 23 juni 2008 blijkt welke beslissingen een dergelijke voorafgaande goedkeuring behoefden. Het ging daarbij om beslissingen die ingrijpende financiële gevolgen voor de onderneming van NVO in zich konden dragen. Het aangaan van de overeenkomst van 28 april 2009 valt daar onder. Het omvat immers de verplichting van NVO om bij het doorgaan van de vier projecten in Deventer, Groenlo en Enschede in totaal een bedrag van € 195.000,-- aan ontwikkelingskosten aan WZM te betalen. Bovendien wordt NVO bij het enkele niet doorgaan van die projecten in totaal een bedrag van 4 maal € 175.000,-- aan WZM verschuldigd.
4.37. WZM heeft ook niet weersproken dat voor het aangaan van de overeenkomst van 28 april 2009 de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht was vereist. Dat die goedkeuring is gegeven, is echter niet gebleken. WZM heeft in dit verband slechts gesteld dat NAK en de Raad van Toezicht van deze overeenkomst en van de ontwikkelingsovereenkomsten van 5 maart 2009 met [bedrijf 3] en [bedrijf 4] op de hoogte waren. NAK en de Raad van Toezicht zouden zelfs aan de totstandkoming daarvan hebben meegewerkt. Tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door NVO heeft WZM deze stellingen echter onvoldoende onderbouwd. In de door WZM overgelegde uitdraai van een power point presentatie, kennelijk getoond in december 2008, wordt weliswaar gewezen op het sluiten van (ontwikkelings)overeenkomsten met [bedrijf 3] en [bedrijf 4], op grond waarvan deze aannemers een ontwikkelingsfee van
€ 175.000,-- aan NVO zouden moeten betalen, maar niet gebleken is dat de Raad van Toezicht of NAK van de inhoud van de uiteindelijke ontwikkelingsovereenkomsten van 5 maart 2009 op de hoogte is gesteld, laat staan dat zij aan de totstandkoming daarvan hebben meegewerkt.
4.38. Los daarvan geldt dat die ontwikkelingsovereenkomsten van 5 maart 2009 in feite niet meer inhouden dan een vastlegging van een intentie om zorgprojecten op te starten en de voorwaarden beschrijft waaraan moet zijn voldaan voordat tot realisatie daarvan kan worden overgegaan. Uit deze overeenkomsten vloeien geen betalingsverplichtingen voor NVO jegens WZM voort. Dat is wel het geval bij de overeenkomst van 28 april 2009. WZM grondt haar vordering op NVO dan ook op laatstgenoemde overeenkomst. Uit niets blijkt echter dat de Raad van Toezicht of NAK op de hoogte was van deze overeenkomst, laat staan aan het aangaan daarvan door NVO zijn goedkeuring heeft verleend. WZM betoogt dat de wetenschap of goedkeuring van de Raad van Toezicht uit e-mailcorrespondentie zou blijken, maar deze heeft zij niet overgelegd, althans het is de rechtbank niet duidelijk op welke e-mails WZM hierbij doelt. Voor zover WZM hierbij doelde op de e-mail van 6 maart 2009, faalt haar betoog eveneens. Deze e-mail bevat slechts een voorstel voor kosten die NVO aan WZM dient te betalen in het geval de vier projecten doorgang vinden, overigens zonder dat daarbij wordt aangegeven waarop de in rekening te brengen kosten betrekking hebben. Daarbij merkt de rechtbank op dat niet gebleken is dat de Raad van Toezicht dit voorstel heeft aanvaard of goedkeuring heeft gegeven aan het opstarten van deze projecten. Nu WZM haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd, komt de rechtbank aan bewijslevering op dit punt niet toe.
4.39. Voor zover WZM nog heeft beoogd te stellen dat NVO de verschuldigdheid van de onbetaald gebleven facturen heeft erkend door andere facturen van WZM te betalen (tot een totaalbedrag van € 153.244,44), slaagt dit betoog niet . Onweersproken is gebleven dat NVO deze facturen onder protest, in het kader van door WZM gelegde beslagen die de opstart van Eimersstaete frustreerden, heeft betaald. NVO vordert deze bedragen bovendien in de onderhavige procedure (in reconventie) terug.
4.40. Nu als vaststaand dient te gelden dat de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht was vereist voor het aangaan van de overeenkomst van 28 april 2009 en niet is gebleken dat die is gegeven, terwijl NAK en NVO voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de Raad van Toezicht, desgevraagd, die goedkeuring zou hebben onthouden, kan WZM haar op deze overeenkomst gebaseerde vordering in redelijkheid niet aan NVO tegenwerpen. Voor toewijzing van die vordering van WZM bestaat dus geen grond. Deze wordt afgewezen.
4.41. WZM en [bedrijf 1] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NAK en NVO worden begroot op € 16.176,50, waarvan € 11.238,50 (3,5 punten × tarief € 2.580,00) aan salaris advocaat en € 4.938,00 aan vast recht.
4.42. Aan de gevorderde veroordeling van WZM tot betaling van € 28.500,00 aan NVO, legt NVO, samengevat, het volgende ten grondslag. [eiser] heeft op 9 juni 2009, een dag nadat hij geschorst was als bestuurder van NVO, namens NVO opdracht gegeven tot betaling van voornoemd bedrag aan WZM. Enige rechtsgrond die NVO tot deze betaling verplichtte, ontbrak echter, aldus NVO. WZM heeft daarop nagelaten toe te lichten wat de rechtsgrond of titel voor de betaling van € 28.500,00 is geweest. Zij heeft slechts gesteld dat deze betaling aan WZM met toestemming van NAK, bij monde van [gedaagde sub 7], is verricht. Nu NAK en NVO dit hebben betwist en WZM niet, althans onvoldoende concreet heeft onderbouwd wanneer en op welke wijze als ook waarom deze toestemming zou zijn gegeven, gaat de rechtbank aan die stelling van WZM voorbij. Het voorgaande brengt mee dat deze vordering van NVO wordt toegewezen. Ook de daarbij gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW komt voor toewijzing in aanmerking en wel vanaf 9 juni 2009. Nu WZM heeft nagelaten te stellen wat de rechtsgrond voor de betaling was, mag aangenomen worden dat deze niet bestond en WZM dit ten tijde van de ontvangst van de betaling wist. Dit leidt ertoe dat WZM ten aanzien van de terugbetalingverbintenis onmiddellijk in verzuim is komen te verkeren (artikel 6:204 BW).
(ii) Betaling € 153.244,44
4.43. NVO vordert voorts (terug)betaling door WZM van een bedrag van € 153.244,44. Deze betaling had (grotendeels) betrekking op facturen die WZM aan NVO heeft gestuurd op grond van de overeenkomst van 28 april 2009. Omdat deze overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, ontbreekt een rechtsgrond die tot betaling van deze facturen verplichtte, aldus NVO.
4.44. Zoals in rechtsoverweging 4.40. reeds is overwogen, kan WZM haar op de overeenkomst van 28 april 2009 gebaseerde vordering in redelijkheid niet aan NVO tegenwerpen. Deze overeenkomst kan derhalve niet als rechtsgrond dienen voor de betaling van facturen die WZM in het kader van de in samenwerking met [bedrijf 3] en [bedrijf 4] - mogelijk - op te starten projecten aan NVO heeft verzonden. De rechtbank ziet ook geen andere grond die betaling van deze facturen rechtvaardigt, temeer nu uit de door WZM overgelegde e-mail van 6 maart 2009 blijkt dat partijen ervan uitgingen dat NVO aan WZM slechts kosten zou betalen in het geval de vier projecten doorgang zouden vinden en uit niets blijkt dat [bedrijf 3] en PV daadwerkelijk hun eigen locaties hebben ingebracht noch dat al deze projecten daadwerkelijk zijn opgestart of dat de Raad van Toezicht daaraan zijn goedkeuring heeft gegeven. Daar komt bij dat de rechtbank zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet inziet op welke werkzaamheden of (externe) kosten voornoemd bedrag betrekking heeft. Het feit dat NVO dit bedrag desalniettemin aan WZM heeft betaald, maakt het vorenstaande niet anders. Een erkenning van de verschuldigdheid kan hieruit niet afgeleid worden. Onweersproken is immers dat deze betaling onder protest is geschied, in het kader van door WZM gelegde beslagen die de opstart van Eimersstaete frustreerden.
4.45. Van voornoemd bedrag van € 153.244,44 ziet € 37.219,44 op facturen voor werkzaamheden van mevrouw [C]. Volgens WZM betreft dit werkzaamheden die mevrouw [C] ten behoeve van het project Eimersstaete heeft verricht. NAK c.s. heeft betwist daartoe opdracht te hebben gegeven. Uit de door partijen overgelegde producties, onder meer de brief van NAK aan [eiser] van 28 mei 2009 (zie 2.20.), blijkt echter dat mevrouw [C] wel degelijk werkzaamheden ten behoeve van het - door NAK goedgekeurde - Eimersstaete project en de opstart daarvan heeft verricht en dat NAK daarmee bekend was. Daar komt bij dat NAK in voornoemde brief te kennen heeft gegeven dat deze werkzaamheden vanzelfsprekend gedeclareerd en vergoed moesten worden. De rechtbank begrijpt dit aldus dat NAK die kosten voor haar rekening zou nemen. Dit betekent dat de betaling van de facturen voor mevrouw [C] niet als onverschuldigd kan worden aangemerkt. Zonder aanwijzingen van het tegendeel gaat de rechtbank ervan uit dat de gedeclareerde en betaalde kosten van [C] reëel zijn. De gevorderde terugbetaling daarvan wordt daarom afgewezen.
4.46. Het vorenstaande leidt ertoe dat van het gevorderde bedrag van € 153.244,44 een bedrag van (€ 153.244,44 -/- € 37.219,44 =) € 116.025,00, waarvoor een rechtsgrond ontbreekt, voor toewijzing in aanmerking komt. Daarover is WZM voorts de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd. Nu in het licht van het voorgaande aangenomen mag worden dat WZM bekend was met de onverschuldigdheid van de betalingen, is zij op grond van artikel 6:204 BW wettelijke rente verschuldigd met ingang van 15 juli 2009, de datum waarop de gewraakte facturen zijn voldaan.
4.47. NAK c.s. heeft gevorderd WZM te veroordelen tot betaling van
€ 316.282,50 aan NAK respectievelijk NVO, vermeerderd met wettelijke rente. NAK c.s. voert ter onderbouwing daarvan het volgende aan. [eiser] heeft in 2007 namens NAK een aanneemovereenkomst met Zass gesloten terzake de verbouwing van Eimersstaete. Bij deze overeenkomst had hij een direct dan wel indirect belang. Zo diende NAK op basis van de aanneemovereenkomst een bedrag van € 3,2 miljoen aan aanneemsom aan Zass te betalen (zie 2.8.), terwijl de feitelijke bouwkosten een stuk lager waren. Een substantieel deel van de aanneemsom betrof namelijk een door Zass aan WZM, de persoonlijke vennootschap van [eiser], te betalen ontwikkelingsfee, in totaal € 750.000,--. Over deze ontwikkelingsfee hebben Zass en WZM afspraken gemaakt in de zogeheten realisatieovereenkomst (zie 2.9.) die min of meer gelijktijdig is gesloten als de aanneemovereenkomst tussen Zass en NAK. WZM stuurde Zass facturen voor de ontwikkelingsfee die zowel in tijd als in hoogte gekoppeld waren aan de in de aanneemovereenkomst vastgelegde termijnbetalingen voor de bouw. [eiser] heeft NAK niet, althans niet tijdig, op de hoogte gesteld van zijn (via WZM) persoonlijk belang bij de aanneemovereenkomst, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 7:418 juncto 7:424 BW. WZM was bekend met deze handelwijze en heeft daarvan geprofiteerd, hetgeen onrechtmatig is jegens NAK dan wel NVO. De schade die NAK c.s. daardoor lijdt, bedraagt volgens NAK c.s. € 316.282,50. Dit is het totaalbedrag dat WZM aan ontwikkelingsfee aan Zass heeft gefactureerd.
4.48. WZM heeft gesteld dat [eiser] het bestuur van NAK altijd volledig en juist heeft ingelicht met betrekking tot de aanneemovereenkomst met Zass, waarbij zij, zonder nadere toelichting, verwijst naar de door haar in het geding gebrachte productie A22. Verder heeft WZM erkend dat in totaal een bedrag van € 214.000,-- aan ontwikkelingsfee aan WZM is betaald. De helft daarvan is door Zass betaald, de andere helft heeft NVO rechtstreeks aan WZM betaald.
4.49. De rechtbank gaat er in het navolgende van uit dat WZM € 214.000,-- aan ontwikkelingsfee heeft ontvangen, nu WZM dit heeft erkend en NAK c.s. niet nader heeft toegelicht waarom desondanks uitgegaan zou moeten worden van een hoger bedrag. Ten aanzien van de ontwikkelingsfee heeft de rechtbank in de gevoegde zaak (zie 4.17 e.v.) reeds overwogen dat NAK op grond van de e-mail van [eiser] van 21 januari 2008 (2.9.) met deze kwestie bekend was, althans bekend moet worden verondersteld. NAK wist dat Zass een ontwikkelingsfee (van in totaal € 750.000,--) aan WZM zou betalen en wat de relatie van WZM met [eiser] was. Dit leidt ertoe dat van een schending van artikel 7:418 juncto 7:424 BW door [eiser] geen sprake kan zijn. Wat uit voornoemde e-mail van [eiser] echter niet blijkt, is welke bedragen er aan ontwikkelingsfee aan WZM waren betaald. Volgens NAK c.s. heeft zij haar bezwaren tegen betaling van een ontwikkelingsfee aan WZM alleen prijsgegeven voor het haar bekende bedrag van € 107.100,-- waarnaar in artikel 19 van de vaststellingsovereenkomst wordt verwezen. Zij mocht er dan ook van uitgaan dat WZM geen verdere ontwikkelingsfees zou ontvangen dan voornoemde
€ 107.100,--, althans dat [eiser] deze ten goede zou laten komen aan NVO op grond van artikel 26 van de vaststellingsovereenkomst. Gelet op het voorgaande dient WZM een bedrag van (€ 214.000,-- -/- € 107.100,--) € 106.900,-- aan NVO te betalen.
4.50. NVO vordert voorts een verklaring voor recht dat zij niet gebonden is aan de overeenkomst van 28 april 2009 tussen NVO en WZM noch aan de rechtshandeling / opdracht voor de werkzaamheden van [C].
4.51. Voor zover de gevorderde verklaring voor recht ziet op de werkzaamheden van mevrouw [C], wordt deze afgewezen op grond van hetgeen in rechtsoverweging 4.45 is overwogen. Bij de andere gevorderde verklaring heeft NVO geen belang nu de rechtbank hiervoor in 4.40. reeds heeft geoordeeld dat WZM haar op de overeenkomst van 28 april 2009 gebaseerde vordering in redelijkheid niet aan NVO kan tegenwerpen, reden waarom die vordering van WZM wordt afgewezen. Een verklaring voor recht voegt daaraan niets toe.
Buitengerechtelijke kosten
4.52. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II - worden afgewezen. NAK c.s. heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
De kosten waarvan NAK c.s. vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.53. Nu de vorderingen in conventie worden afgewezen, ontberen de door [bedrijf 1] en WZM gelegde beslagen een geldige rechtsgrond en zijn deze onrechtmatig. Daarmee ligt de gevorderde veroordeling tot opheffing van de ten laste van NAK en NVO gelegde beslagen voor toewijzing gereed. De vordering om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden, wordt toegewezen waarbij de rechtbank aanleiding ziet daaraan een (na te melden) maximumbedrag te verbinden. De vordering om de beslagen opgeheven te houden, beschouwt de rechtbank als een algemeen verbod om opnieuw beslag te (doen) leggen. Een dergelijk algemeen verbod gaat te ver. Wel wijst de rechtbank toe een verbod tot het leggen van beslag voor de onderhavige vorderingen van WZM en [bedrijf 1], indien bij het desbetreffende verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank niet een afschrift van dit vonnis is gevoegd. De rechtbank verbindt ook hieraan een (gemaximeerde) dwangsom, nu gebleken is dat WZM en [bedrijf 1] eerder om verlof tot beslaglegging hebben gevraagd zonder de voorzieningenrechter van de rechtbank daarbij volledige openheid van zaken te geven.
4.54. De vordering van NAK c.s. om WZM c.s. te veroordelen tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat, wordt afgewezen. NAK c.s. heeft de mogelijkheid dat zij schade heeft geleden als gevolg van de beslagleggingen door WZM c.s. namelijk niet aannemelijk gemaakt. In tegendeel, ter gelegenheid van de comparitie van partijen op 21 februari 2012 heeft NAK c.s. desgevraagd verklaard geen last van de beslagen te hebben. Voor betaling van een voorschot op de schade is, gelet op het vorenstaande, derhalve evenmin plaats.
Betaling van € 100.000,-- aan NAK
4.55. NAK vordert betaling door [bedrijf 1] van het aan haar in 2007 ter leen verstrekte bedrag van
€ 100.000,--. Die vordering is toewijsbaar. Niet weersproken is dat [bedrijf 1], in strijd met de betalingsverplichting in artikel 2 van de geldleningovereenkomst, niets op de lening heeft afgelost. Uit artikel 3a van de geldleningovereenkomst volgt dat de lening daardoor opeisbaar is. NAK heeft bij dagvaarding van 10 september 2009 de lening opgeëist en [bedrijf 1] gesommeerd binnen zeven dagen na betekening van die dagvaarding tot betaling daarvan over te gaan. Dit heeft [bedrijf 1] nagelaten. Volgens [bedrijf 1] is deze schuld door NAK gekweten, maar zij laat na toe te lichten wanneer en op welke wijze dit is gebeurd. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de verwijzing die zij maakt naar hetgeen [bedrijf 1] bij incidentele conclusie van antwoord sub 9.1. e.v. heeft gesteld.
4.56. Het vorenstaande betekent dat aan hoofdsom € 100.000,-- openstaat. De rechtbank zal [bedrijf 1] veroordelen dit bedrag aan NAK te betalen, te vermeerderen met de contractuele rente van 6% over dit bedrag met ingang van 1 januari 2009, zijnde de datum waarop [eiser] in verzuim is met betaling van deze rente.
4.57. NAK vordert veroordeling van [eiser] tot betaling van boetes. Deze vordering wordt afgewezen, reeds omdat [eiser] in deze procedure geen partij is. Voor zover NAK heeft bedoeld te stellen dat de vordering [bedrijf 1] betreft, faalt deze eveneens. In de geldleningovereenkomst uit 2007 is geen boetebeding opgenomen. Evenmin wordt in de vaststellingsovereenkomst van 21 mei 2008 bepaald dat het daarin opgenomen boetebeding van artikel 30 sub a alsnog van toepassing wordt verklaard op de geldleningovereenkomst van 2007.
4.58. De gevorderde verklaring voor recht dat de rechtbank niet bevoegd was om kennis te nemen van het geschil zoals dat in november 2009 is voorgelegd door [bedrijf 1] in verband met de tussen NAK en [bedrijf 1] overeengekomen bindend advies clausule, wordt afgewezen wegens gebrek aan belang. Partijen zijn immers ter comparitie van 9 september 2011 overeengekomen het bindend adviestraject niet langer te vervolgen. Deze overeenkomst vooronderstelt dat NAK haar vordering aangaande de onbevoegdheid van de rechtbank niet langer ter beoordeling wenst voor te leggen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet de rechtbank niet in welk belang NAK dan nog bij de gevorderde verklaring voor recht heeft.
4.59. WZM c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van NAK c.s., op basis van het toegewezen bedrag, tot op heden begroot op € 7.000,-- (3,5 punten × tarief € 2.000) aan salaris advocaat.
in de vrijwaringszaak met zaak-/rolnummer 294432 / HA ZA 10-2157
4.60. De vordering in de vrijwaringszaak moet bij gebrek aan belang worden afgewezen. De vorderingen in de hoofdzaak in conventie (met zaak-/rolnummer 278373 / HA ZA 09-2748) zijn immers niet toewijsbaar.
4.61. NAK c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in de vrijwaringszaak worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op
€ 904,-- (2 punten x tarief € 452,--) aan salaris advocaat.
5. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 277762 / HA ZA 09-2659
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van NAK c.s. tot op heden begroot op € 2.070,00.
5.3. veroordeelt [eiser] tot betaling aan NVO van € 455.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 1 januari 2009,
5.4. veroordeelt [eiser] de ten laste van NAK, [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5], en [gedaagde sub 7] gelegde beslagen op te heffen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [eiser] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximumbedrag van € 50.000,00, en verbiedt [eiser] opnieuw beslag te leggen indien bij het desbetreffende verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank niet een afschrift van dit vonnis is gevoegd,
5.5. compenseert de proceskosten, in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen,
5.6. verklaart dit vonnis wat betreft het onder 5.3. en 5.4. bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 278373 / HA ZA 09-2748
in conventie
5.8. wijst de vorderingen af,
5.9. veroordeelt WZM en [bedrijf 1] in de proceskosten, aan de zijde van NAK en NVO tot op heden begroot op € 16.176,50.
5.10. veroordeelt WZM tot betaling van € 28.500,00 aan NVO, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 9 juni 2009 tot de dag der algehele voldoening,
5.11. veroordeelt WZM tot betaling van € 116.025,00 aan NVO, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 15 juli 2009 tot de dag der algehele voldoening,
5.12. veroordeelt WZM en [bedrijf 1] de ten laste van NAK en NVO gelegde beslagen op te heffen, en verbiedt WZM en [bedrijf 1] opnieuw beslag te leggen indien bij het desbetreffende verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank niet een afschrift van dit vonnis is gevoegd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,00 per dag dat [eiser] niet aan deze veroordeling respectievelijk dit verbod voldoet, tot een maximumbedrag van
€ 50.000,00,
5.13. veroordeelt [bedrijf 1] tot betaling aan NAK van € 100.000,--, te vermeerderen met de contractuele rente (zes procent per jaar) over dit bedrag met ingang van 1 januari 2009,
5.14. veroordeelt WZM en [bedrijf 1] in de proceskosten, aan de zijde van NAK en NVO tot op heden begroot op € 7.000,00,
5.15. verklaart dit vonnis wat betreft het onder 5.10., 5.11., 5.12. en 5.13. bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
5.16. wijst het meer of anders gevorderde af.
in de vrijwaringszaak met zaak-/rolnummer 294432 / HA ZA 10-2157
5.17. wijst de vorderingen af,
5.18. veroordeelt NAK c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 904,--,
5.19. verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling in 5.18. betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof, mr. J.W. Frieling en mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2013.