1 Onderzoek van de zaak
Verdachte en zijn raadsman zijn niet verschenen.
De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt, inhoudende dat de zaak moet worden afgedaan en niet andermaal aangehouden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat, ondanks een verzoek van de raadsman van verdachte en van verdachte zelf om de zaak aan te houden, er redenen bestaan om de zaak buiten aanwezigheid van verdachte en diens raadsman te behandelen.
De rechtbank heeft daartoe overwogen dat verdachte kort voor de zitting van 29 november 2012 voor het eerst een raadsman heeft gekozen en dat verdachte en deze raadsman, mr. Th.U. Hiddema, om aanhouding hadden gevraagd. De reden was dat verdachte zich pas op 27 november 2012 tot zijn raadsman had gewend en de raadsman op dat moment niet over de processtukken beschikte. De rechtbank heeft op 29 november 2012 het onderzoek ter terechtzitting aangehouden, oordelend dat de raadsman onvoldoende voorbereidingstijd had om de stukken te bestuderen.
Vervolgens is, een week vóór de zitting van 14 februari 2013, via de officier van justitie, een schriftelijk verzoek tot aanhouding van verdachte –gedateerd 5 februari 2013- ontvangen. Hij verzoekt aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting omdat hij geen vertrouwen had in een goede vertegenwoordiging door zijn raadsman, mr. Hiddema, en vanwege gezondheidsklachten (migraine). Mr. Hiddema heeft op 12 februari 2013 schriftelijk laten weten dat hij niet langer de verdediging van verdachte zal voeren wegens een vertrouwensbreuk.
Op de dag van de zitting, 14 februari 2013, is een schriftelijk verzoek van mr. Vis ontvangen, die zich stelt als raadsman van verdachte en verzoekt om aanhouding van de zaak, omdat hij pas op 13 februari 2013 door verdachte is benaderd en geen beschikking heeft over de processtukken.
De rechtbank heeft verdachte en mr. Hiddema op 12 februari 2013 telefonisch laten informeren dat de zaak niet op voorhand zal worden aangehouden maar dat op de zitting van 14 februari 2013 op het aanhoudingsverzoek zal worden beslist. De voicemail van verdachte is ingesproken met het verzoek terug te bellen doch dat heeft verdachte niet gedaan.
De rechtbank heeft overwogen dat het verzoek van verdachte getoetst dient te worden aan het aanwezigheidsrecht van verdachte, het belang van een spoedige afdoening van de zaak en het aanhoudingsprotocol zoals dat door de rechtbank wordt gehanteerd.
Een uitgangspunt is dat een verzoek tot aanhouding niet wordt gehonoreerd wanneer de verdachte niet tijdig een raadsman heeft ingeschakeld of te laat van raadsman is gewisseld.
Dit laatste doet zich voor in deze zaak. Bij de eerdere behandeling op 29 november 2012 heeft de rechtbank, ondanks het gegeven dat verdachte ook toen niet tijdig een raadsman had ingeschakeld, het verzoek tot aanhouding coulant gehonoreerd.
Nu verdachte zeer kort voor de zitting van 14 februari 2013, wederom te laat, een andere raadsman heeft ingeschakeld en voorts het verzoek van verdachte wegens gezondheidsklachten niet nader is onderbouwd, zal de rechtbank de verzoeken om aanhouding thans afwijzen en het onderzoek ter terechtzitting buiten aanwezigheid van verdachte en diens raadsman voortzetten. De rechtbank heeft verstek verleend en de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 februari 2013.