ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ2850

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
05-900394-10 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met een gestolen bankpas van de moeder door verdachte en partner

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van duizenden euro's van zijn moeder. De verdachte had de bankpas van zijn moeder gestolen en samen met zijn partner meerdere keren geld opgenomen en goederen gekocht met deze pas. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, waarbij de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de verdachte zich niet heeft verzet tegen de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 100 dagen zal worden opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De moeder van de verdachte heeft aangegeven dat zij geen strafrechtelijke sanctie wenst, wat door de rechtbank is meegewogen in de beslissing. De rechtbank hoopt dat de opgelegde voorwaardelijke straf de verdachte zal weerhouden van het begaan van soortgelijke feiten in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Arnhem, zitting houdende te Utrecht
parketnummer: 05-900394-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 februari 2013
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan de [adres].
1 Onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2013. De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. Zijn gemachtigd raadsman, mr. T.A.H.M. van de Laar, advocaat te Utrecht, heeft ter terechtzitting namens verdachte het woord ter verdediging gevoerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: een bankpas van [banadeelde] - zijn moeder - (hierna: [banadeelde]) heeft
gestolen;
feit 2: door met deze gestolen bankpas geldbedragen te pinnen bij bankautomaten, al dan
niet samen met een ander ongeveer € 10.000,00 heeft gestolen van [banadeelde];
feit 3: door met voornoemde bankpas in winkels goederen af te rekenen, al dan niet samen
met een ander geldbedragen heeft gestolen van [banadeelde];
feit 4: door geld van de bankrekening van [banadeelde] over te schrijven naar voornoemde
bankpas als chiptegoed en dit chiptegoed vervolgens te besteden, al dan niet samen
met een ander geldbedragen heeft gestolen van [banadeelde];
feit 5: een tas met inhoud heeft gestolen van [banadeelde];
feit 6: een laptop en sieraden heeft gestolen van [banadeelde].
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Aangezien de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd betreffende de ten laste gelegde feiten en de verdediging niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank -met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering- met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 1:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [banadeelde] d.d. 3 maart 2010, met bijlagen;
2. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie d.d. 3 mei 2010;
Feit 2 en feit 3:
De rechtbank acht het onder 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor onder 1 en 2 vermelde bewijsmiddelen alsmede:
3. Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt d.d. 20 april 2010;
4. Het proces-verbaal van verhoor van [verbalisant] d.d. 6 mei 2010;
5. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie d.d. 4 mei 2010;
Feit 4:
De rechtbank acht het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor onder 1, 2, 3, 4 en 5 vermelde bewijsmiddelen alsmede:
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2010.
Feit 5:
De rechtbank acht het onder 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op het hiervoor onder 2 genoemd bewijsmiddel alsmede:
6. Het proces-verbaal van aangifte van [banadeelde] d.d. 27 maart 2010.
Feit 6:
De rechtbank acht het onder 6 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor onder 1 en 5 vermelde bewijsmiddelen.
5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
In de periode van januari 2010 tot en met maart 2010 te [woonplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [adres], heeft weggenomen een bankpas (ABN Amro rekening [rekeningnummer]), toebehorende aan [banadeelde];
2.
op tijdstippen in februari 2010 te Cuijk en Beuningen en Arnhem en Nijmegen en Boxmeer en Gennep en Elst, gemeente Overbetuwe, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening middels bankautomaten van bankrekening met nummer [rekeningnummer] ten name van [banadeelde] heeft weggenomen geldbedragen, totaal ongeveer 10.000,00 euro, toebehorende aan [banadeelde], waarbij verdachte en verdachtes mededader zich het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door telkens met een gestolen bankpas behorende bij ABN Amrobank rekening [rekeningnummer] ten name van [banadeelde] en het intoetsen van de bijbehorende pincode bij een aantal geldautomaten geldbedragen te pinnen;
3.
op tijdstippen in februari 2010 in Oss en Wijchen en Katwijk, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een ABN Amro bankrekening met nummer [rekeningnummer] ten name van [banadeelde] heeft weggenomen een aantal geldbedragen, middels een aantal bankautomaten, te weten:
- een betaalautomaat bij Snelders Intersport een geldbedrag van 184,85 euro en
- een betaalautomaat bij Snelders Intersport een geldbedrag van 139,95 euro en
- een betaalautomaat bij Phone House Oss, een geldbedrag van 292,42 euro en
- een betaalautomaat bij de Vrije Markt Cuijk een geldbedrag van 505,00 euro en
- een geldautomaat bij de Vrije Markt Cuijk een geldbedrag van 1505,00 euro en
- een betaalautomaat bij de Vrije Markt Cuijk een geldbedrag van 1705,00 euro,
toebehorende aan [banadeelde], waarbij verdachte en diens medeverdachte zich het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door bij Snelders Intersport en The Phone House en op de vrije markt voor voormelde bedragen goederen te kopen en vervolgens die goederen te betalen middels een betaalautomaat, met een van [banadeelde] gestolen ABN Amro bankpas behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] middels het intoetsen van de daarbij behorende pincode;
4.
op tijdstippen in februari 2010 in Nederland, tezamen in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen geldbedragen, totaal ongeveer 1679,-- euro van een bankrekening ten name van [banadeelde] met nummer [rekeningnummer], toebehorende aan [banadeelde], waarbij verdachte en verdachtes mededader zich het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten verdachte en/of verdachtes mededader met een van [banadeelde] gestolen bankpas en bijbehorende pincode naar een zogenaamd chipoplaadpunten is/zijn gegaan en vervolgens geldbedragen heeft/hebben overgeschreven van voormelde bankrekening naar het chiptegoed van voormelde gestolen bankpas, waardoor verdachte en verdachtes mededader de beschikking over die geldbedragen kregen en vervolgens die geldbedragen ten eigen nutte hebben besteed;
5.
op 27 maart 2010 te [woonplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en een adresboekje en een portemonnee, en een geldbedrag van ongeveer € 100,00 en sleutels en een rijbewijs en een creditcard en een brillenkoker en een NS kortingskaart en een ziekenfondskaart en 2 bankpassen, toebehorende aan [banadeelde];
6.
in de maand november 2009 te [woonplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [adres], heeft weggenomen een laptop (Acer) en een gouden slavenarmband en twee gouden ringen, toebehorende aan [banadeelde].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6 De strafbaarheid
6.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1, 5 en 6: telkens: diefstal;
feit 2, 3, 4: telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
6.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 Motivering van de straf
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit verdachte met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel op te leggen gelet op de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Subsidiair heeft de verdediging de rechtbank verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich, nadat hij de bankpas van zijn moeder had gestolen, samen met zijn partner schuldig gemaakt aan diefstal van duizenden euro’s van zijn moeder, door met voornoemde bankpas meerdere keren geld op te nemen, te pinnen dan wel te chippen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van verschillende goederen van zijn moeder. Verdachte heeft met de bewezenverklaarde feiten aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte d.d. 24 oktober 2012, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
De rechtbank neemt in haar strafmaat mee dat de bewezenverklaarde feiten circa drie jaar geleden zijn begaan.
Alles overziende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis passend. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat aangeefster, de moeder van verdachte, uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat verdachte een schuldbekentenis heeft getekend en voor haar geen strafrechtelijke sanctie hoeft te volgen. De rechtbank hoopt dat verdachte door het opleggen van voornoemde voorwaardelijke straf ervan wordt weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te begaan.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, 5 en 6: telkens: diefstal;
feit 2, 3, 4: telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. J. Ebbens en
mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
21 februari 2013.