RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zaaknummer: WK2012/004
Rekestnummer: 337682 / HA RK 13-46
beslissing van 7 februari 2013 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 512 Wetboek van Strafvordering van:
[Verzoeker]
wonende te [woonplaats], België,
verzoeker,
advocaat: mr. S. Schuurman
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 10 december 2012 is de tegen verzoeker bij deze rechtbank aanhangige strafzaak, bekend onder parketnummer 16/701093-12, door de meervoudige strafkamer verwezen naar de rechter-commissaris om – onder meer – getuige [getuige] te horen.
1.2. De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, mr. M.S. Koppert, was voornemens om getuige [getuige] op 7 februari 2013 te horen in de strafzaak tegen verzoeker. Zodra mr. Schuurman van dit voornemen op de hoogte is gebracht heeft hij kenbaar gemaakt verhinderd te zijn en heeft hij verzocht om het verhoor te verplaatsen. De rechter-commissaris heeft dit verzoek afgewezen en daarna heeft mr. Schuurman bij brief van 7 februari 2013 de rechter-commissaris gewraakt.
1.3. Mr. Koppert heeft niet in de wraking berust.
1.4. De griffier van deze rechtbank heeft de raadsman van verzoeker en de gewraakte rechter opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 7 februari 2013.
1.5. Het wrakingsverzoek is op 7 februari 2013 in het openbaar behandeld. Daarbij was de gewraakte rechter aanwezig. Verzoeker en zijn raadsman zijn niet ter zitting verschenen. De rechter heeft een nadere toelichting op haar standpunt gegeven, concluderend tot afwijzing van het verzoek.
1.6. Nadat de behandeling was gesloten en de wrakingskamer zich had beraden, is aansluitend mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is van deze uitspraak de schriftelijke uitwerking.
2.1. Op 7 februari 2013, in de ochtend heeft de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, vernomen dat getuige [getuige] was aangehouden omdat hij in een faillissementszaak inlichtingen diende te verschaffen. Daartoe zou hij op 7 februari 2013 om 15:00 uur in de rechtbank Midden-Nederland gehoord worden.
2.2. Uit het strafdossier in de zaak tegen verzoeker blijkt dat getuige [getuige] in geen enkel Nederlands politiesysteem geregistreerd staat, hij niet meer woont op zijn GBA-adres en hij niet reageert op een voicemailbericht van de politie. De politie heeft nog getracht getuige [getuige] te bereiken via zijn zuster, dit is niet gelukt.
2.3. De rechter-commissaris achtte het aangewezen om getuige [getuige] onmiddellijk nadat hij gehoord zou zijn in de bedoelde faillissementszaak, te horen in de strafzaak tegen verzoeker. Mr. Schuurman heeft aangegeven dat hij niet in de gelegenheid was om bij het verhoor aanwezig te zijn. De rechter-commissaris heeft mr. Schuurman gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk vragen in te zenden die dan door de rechter-commissaris zouden kunnen worden gesteld, ofwel een vervanger te sturen om het verhoor bij te wonen. Mr. Schuurman heeft laten weten geen gelegenheid te hebben vragen in te zenden, en geen vervanger te kunnen regelen.
2.4. De rechter-commissaris heeft in het belang van het onderzoek naar de feiten besloten om het verhoor van getuige [getuige] te bepalen op 7 februari 2013 om 16:00 uur met het voornemen de getuige ambtshalve vragen te stellen.
3.1. Verzoeker meent dat de rechter-commissaris dient te worden vervangen door een andere rechter-commissaris, omdat er grond is te vrezen dat het haar in de gegeven omstandigheden aan de vereiste onpartijdigheid ontbreekt. Doordat de rechter-commissaris heeft besloten het verhoor van getuige [getuige] doorgang te laten vinden ondanks de bezwaren die door mr. Schuurman naar voren zijn gebracht is de schijn gewekt dat de rechter bevooroordeeld is en is verzoeker ten onrechte beperkt in zijn verdedigingsrechten.
De verdediging heeft gevraagd om het horen van getuige [getuige]. Het betreft een zaak waarbij verzoeker een poging moord/doodslag ten laste is gelegd en er slechts één getuige is die verzoeker aanwijst. De officier van justitie heeft het verhoor niet noodzakelijk geacht, daarom zouden de belangen van de verdediging moeten prevaleren. De verdediging van verzoeker komt ernstig in gevaar als getuige [getuige] zonder aanwezigheid van de verdediging wordt gehoord, aldus de raadsman.
3.2. De rechter-commissaris meent dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen, omdat van een gebrek aan rechterlijke onpartijdigheid geen sprake is. Toen de rechter-commissaris vernam dat getuige [getuige] gehoord zou worden in een faillissementszaak heeft zij besloten om hem ook in de strafzaak tegen verzoeker te horen en heeft daartoe een bevel medebrenging afgegeven aan de parketpolitie.
De rechter-commissaris heeft aan mr. Schuurman kenbaar gemaakt dat zij niet in zijn verdedigingsrechten wilde treden maar dat zij van het moment van toeval gebruik wilde maken en de getuige ambtshalve wilde horen. Er zijn immers eerdere pogingen geweest om de getuige naar de rechtbank te krijgen. In oktober 2012 is al aan de politie gevraagd om contact op te nemen met [getuige] om zich te laten horen als getuige. Afgelopen week is dit nogmaals geprobeerd via het openbaar ministerie. Getuige [getuige] heeft geen vaste woon- of verblijfplaats hier te lande. Er is tevens getracht hem te bereiken via zijn zuster, maar dit is niet gelukt.
De rechter-commissaris heeft aangegeven een afweging te hebben gemaakt van de relevante belangen. Zij heeft gemeend aan het belang van verzoeker recht te doen door mr. Schuurman in de gelegenheid te stellen schriftelijke vragen in te dienen, ofwel een vervanger te sturen om het verhoor bij te wonen. De rechter-commissaris heeft aangegeven onafhankelijk te zijn, ook bij het (kritisch) ondervragen van getuigen. Het horen van de getuige acht zij in het belang van de waarheidsvinding.
Het wrakingsverzoek heeft de rechter-commissaris geraakt, zij probeert naar eer en geweten een verhoor te plannen om te voldoen aan de vraag van de meervoudige strafkamer. De rechter-commissaris heeft aangegeven bereid te zijn om de getuige nogmaals te horen op een moment dat de raadsman wel in staat is om aanwezig te zijn, hetgeen ook aan hem kenbaar is gemaakt. De rechter-commissaris heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring dan wel afwijzing van het verzoek om wraking.
4.1. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm gegeven door zowel artikel 512 van het Wetboek van strafvordering als door artikel 6 EVRM, dit alles in samenhang met de door de Hoge Raad en de door het Europese Hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden de rechtzoekende grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens de verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verdachte bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.3. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond
waarvan thans geoordeeld kan worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van mr. Koppert jegens verzoeker. Derhalve zal naar objectieve maatstaven moeten worden beoordeeld of sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker grond hebben gegeven voor de vrees dat het mr. Koppert aan onpartijdigheid heeft ontbroken.
4.4. De rechtbank overweegt dat het van belang is dat het in casu gaat om een getuige zonder vaste woon- of verblijfplaats. Er zijn al meerdere pogingen gedaan om de getuige op de rechtbank te krijgen, maar deze zijn alle mislukt. Daarnaast is mr. Schuurman tijdig ingelicht over het geplande verhoor en is hij in de gelegenheid gesteld om schriftelijk vragen in te dienen ofwel een vervanger te sturen om het verhoor bij te wonen. Van belang is tevens dat de verdediging de mogelijkheid kan worden geboden te reageren op het proces-verbaal van het verhoor van de getuige, en tot slot dat ang dat de mogelijkheid voor een nader verhoor van de getuige in aanwezigheid van de verdediging aanwezig is.
4.5. Gelet op deze omstandigheden kan uit de enkele omstandigheid dat mr. Koppert heeft besloten de getuige [getuige] - ondanks de bezwaren van mr. Schuurman - te horen op
7 februari 2013 niet worden geoordeeld dat mr. Koppert blijk heeft gegeven van vooringenomenheid dan wel dat de vrees daartoe objectief gerechtvaardigd is.
4.6. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek wordt afgewezen.
5.1. wijst het verzoek tot wraking van mr. Koppert af;
5.2. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, zijn raadsman en mr. Koppert, alsmede aan de voorzitter van de sector strafrecht en de president van deze rechtbank;
5.3. bepaalt dat de strafzaak tegen verzoeker dient te worden voorgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, mr. P. Bender en mr.
G. Perrick, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door drs. M.G.M. van Rijnstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 07 februari 2013.