RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701568-12 (P)
vonnis van de meervoudige kamer van 28 januari 2013
geboren te [geboorteplaats] op [1975],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte haar minderjarige zoon heeft onttrokken aan het tevens door zijn vader over hem uitgeoefende ouderlijk gezag.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde kan komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit, voor zover de rechtbank het bewezen acht, heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 14 januari 2013;
- de aangifte van [Aangever];
- de beschikking van de rechtbank Haarlem d.d. 6 maart 2012.
Nadere bewijsoverweging
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard, dat haar het ouderschapsplan niet is uitgelegd. Hierdoor zou zij niet hebben geweten dat zij haar verblijfadres niet mocht wijzigen zonder haar ex-partner daarvan op de hoogte te stellen. Ook wist zij daardoor niet dat zij haar zoon ook naar zijn vader had moeten laten gaan.
De rechtbank overweegt dat door verdachte en haar ex-partner ten tijde van hun echtscheiding afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het gezamenlijke gezag over hun zoon en de uitvoering die daaraan in de dagelijkse praktijk zou worden gegeven. Hiertoe heeft verdachte het ouderschapsplan, naar eigen zeggen, zelf ingevuld. Op 7 februari 2012, een maand voor de ten laste gelegde periode, zijn in aanvulling op het ouderschapsplan ter zitting nadere afspraken gemaakt die hebben geleid tot de beschikking van de rechtbank Haarlem van 6 maart 2012. Gegeven deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel, dat het kader waarbinnen het gezamenlijke ouderlijke gezag werd uitgeoefend voor verdachte duidelijk moest zijn. Voor verdachte was naar het oordeel van de rechtbank dan ook duidelijk dat zij haar zoon niet zonder instemming van zijn vader naar het buitenland mocht meenemen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 2 maart 2012 tot en met 11 oktober 2012 in Nederland
opzettelijk een minderjarige, te weten [kind], geboren op [1998], heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, immers heeft verdachte daar toen
- voornoemde [kind], in strijd met de omgangsregeling (zoals vastgelegd in
beschikking van de rechtbank Haarlem van 23 november 2010, welke is gewijzigd bij beschikking van die rechtbank van 6 maart 2012), niet op de in die omgangsregeling bepaalde tijdstippen aan zijn vader met wie verdachte gezamenlijk is belast met het gezag over voornoemde [kind] afgegeven /meegegeven en
- voornoemde [kind] zonder instemming van zijn vader vanuit [woonplaats]
(gemeente Barneveld) naar een voor zijn vader onbekende plaats gebracht, althans die [kind] (zonder instemming van zijn vader) vanuit [woonplaats] (gemeente Barneveld) naar Spanje en/of België gebracht met de intentie om zich met die [kind] daar te vestigen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 195 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat, nu niet ter discussie staat dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, het enerzijds niet onredelijk is dat de officier van justitie bestraffing eist, maar dat anderzijds de strafeis vrij hoog is.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte moeten worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en ook met de persoon van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 5 december 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld in verband met soortgelijke feiten en het rapport van het Leger des Heils van 10 januari 2013.
Ouderlijk gezag is het recht en de plicht van de ouder om zijn of haar kind op te voeden en te verzorgen. Het belang van het kind staat hierin centraal en behoort door een ieder te worden gerespecteerd. Verdachte heeft haar minderjarige zoon meegenomen naar het buitenland, zonder dat zij daarvoor de toestemming van zijn vader had, die eveneens het ouderlijk gezag over zijn zoon heeft. Daarmee heeft verdachte in juridische zin het ouderlijk gezag ‘doorkruist’ en heeft zij haar eigen belang boven het belang van haar zoon geplaatst. Gedurende de maanden dat verdachte met haar zoon in het buitenland verbleef, was zijn lot voor zijn vader onbekend.
Uit het rapport van het Leger des Heils blijkt dat de kans dat verdachte nogmaals haar zoon aan het wettelijk gezag zal onttrekken als laag wordt geschat. Verdachte is bezig haar leven in Nederland op de rails te krijgen en zij lijkt hier zelfstandig stappen toe te kunnen ondernemen, aldus het rapport. Het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel wordt niet geadviseerd.
Alles afwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. In het onvoorwaardelijk deel van deze straf worden de 15 dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, verdisconteerd. Met het voorwaardelijk deel van deze straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. In navolging van het advies van het Leger des Heils zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen. Voorts zal de rechtbank een werkstraf opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat met deze straffen, die lager zijn dan door de officier van justitie zijn geëist, kan worden volstaan. De rechtbank vindt hiervoor aanleiding in de omstandigheid dat verdachte bezig is haar leven op de rails te krijgen en dat zij ervan doordrongen is dat zij door haar daden haar ex-partner heeft benadeeld en mogelijk ook haar zoon.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 279 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 6 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 105 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- veroordeelt verdachte voorts tot een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen;
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en R.S.B. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2013.