ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ2724

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/656462-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op snackbar met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een snackbar op 21 januari 2012 in Amersfoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, een geldbedrag van ongeveer 785 euro heeft weggenomen, terwijl dit gepaard ging met bedreiging met geweld tegen de medewerkers van de snackbar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van afpersing, maar het subsidiair ten laste gelegde feit van diefstal met geweld is wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en een Pro Justitia rapport, in overweging genomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte toerekeningsvatbaar is, ondanks dat hij als relatief onrijp werd beschreven in het rapport van de psychiater. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers van de overval.

De rechtbank heeft in haar beslissing rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, om te waarborgen dat de verdachte zich aan de opgelegde voorwaarden houdt en om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656462-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende op het adres [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. J.G.M. Dassen, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 21 januari 2012 te Amersfoort zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing en/of diefstal met geweld.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, te weten diefstal met geweld, en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte geen actieve rol bij de overval heeft gehad en dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 25 januari 2012 heeft [Aangever] aangifte gedaan van een gewapende overval op 21 januari 2012, omstreeks 21:00 uur, op cafetaria [naam] aan [adres] te [vestigingsplaats], gemeente Amersfoort. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 21 januari 2012 omstreeks 21:00 de zaak samen met haar man aan het opruimen was. Op enig moment hoorde zij luid geschreeuw en zij zag dat twee mannen in de zaak waren gekomen, dat beide mannen wapens hadden, dat deze mannen iets over hun gezicht hadden en dat de ene man langer was dan de andere man. Aangeefster zag dat haar zus door een of beide daders met een pistool werd bedreigd, dat haar zus de kassa moest openen en dat een van de daders een graaiende beweging in de kassa maakte.
[Aangever 2] heeft eveneens aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 21 januari 2012 omstreeks 21:00 uur in de keuken van cafetaria [naam] te [vestigingsplaats] was, dat hij geschreeuw hoorde, dat hij het restaurant in liep en dat hij zag dat er een overval gaande was. Aangever zag dat een van de overvallers geld uit de kassa graaide en zag dat de tweede dader een vuurwapen op zijn nichtje gericht hield. Aangever zag dat zijn zus verstijfd in de buurt van de kassa stond. Zij mocht zich niet bewegen van de overvaller. Dader 1 graaide geld uit de kassa met zijn ene hand en in zijn andere hand had hij het wapen vast. Aangever heeft verklaard dat er een bedrag van € 785,- is weggenomen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 21 januari 2012 omstreeks 21:00 uur samen met haar dochter in cafetaria [naam] was en dat haar broer en zijn echtgenote in de keuken stonden. Op enig moment werd er geklopt aan de deur van de afhaalmaaltijden. Getuige [getuige 1] zag dat haar dochter de deur opende, dat er twee daders binnen kwamen en hoorde dat de daders tegen haar zeiden dat zij zich niet mocht bewegen. Getuige [getuige 1] zag dat beide daders een pistool in hun hand hadden, zag dat de daders naar de kassa liepen en hoorde van de daders dat zij de kassa moest openen. Getuige [getuige 1] heeft daarop de kassa geopend en zag dat een van de daders het geld uit de kassa wegpakte. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij niet precies weet wat de daders over hun gezicht hadden.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 21 januari 2012 werkzaam was in cafetaria [naam] en dat de zaak om 21:00 uur dicht ging. Er werd aan de afhaalkant op de deur geklopt, waarna getuige [getuige 2] de deur heeft geopend. Getuige [getuige 2] zag dat er direct twee jongens binnen kwamen, zag dat deze jongens allebei een pistool in hun hand hielden, dat één van de twee het pistool op haar hoofd richtte en dat de daders meteen in de richting van de kassa liepen, dat haar moeder de kassa moest openen. Getuige [getuige 2] zag dat één van de daders geld uit de kassa pakte en zag dat de daders de zaak uitrenden.
Getuige [getuige 2] heeft voorts verklaard dat zij toen zij het kloppen op de deur hoorde, naar de deur is gelopen en naar buiten heeft gekeken. Getuige [getuige 2] zag toen een jongen met een fiets, zag dat de jongen op de fiets zat, hoorde dat die jongen vroeg of hij nog wat kon eten.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 21 januari 2012 omstreeks 20:45 uur de hond ging uitlaten, dat zij in de richting van de snackbar op de hoek van [adres] en de [adres] liep, dat zij tegen een muurtje van een woning drie jongens zag staan waarvan één op een fiets en dat zij, toen zij langs de jongens liep, de jongen op de fiets hoorde zeggen: “Hoe gaan we dit aanpakken”.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn fiets had meegenomen naar cafetaria [naam] en dat hij de volgende dag van medeverdachten een bedrag van € 50,- heeft gekregen. Getuige en medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting als getuige verklaard dat verdachte buiten bleef en dat hij, getuige en medeverdachte [medeverdachte 1], samen met medeverdachte [medeverdachte 2] de snackbar binnen is gegaan, dat zij allebei een pistool bij zich hadden en een bivakmuts op hadden.
De rechtbank acht op grond van bovenaangehaalde bewijsmiddelen het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte, hoewel hij niet in cafetaria [naam] is geweest, een actieve rol heeft gespeeld en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Voor het impliciet primair ten laste gelegde feit, te weten afpersing, is onvoldoende wettig bewijs voorhanden, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 21 januari 2012 te [vestigingsplaats], gemeente Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer 785 euro), toebehorende aan Cafetaria [naam] en/of haar eigenaars,
welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van cafetaria [naam] ([adres]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders,
-pistolen en/of vuurwapengelijkende voorwerpen hebben getoond en op die medewerkers van dat Cafetaria hebben gericht en
-heeft/hebben gezegd "Kassa openen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
-geld heeft/hebben gepakt uit de kassa.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van verdachte
Met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte, overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de stukken van het dossier bevindt zich een Pro Justitia rapport d.d. 16 januari 2013 van rapporteur T.A. Wouters, psychiater gerechtelijk deskundige in samenwerking met dr. A. Oros, psychiater i.o. Zij concluderen dat er geen aanwijzingen voor een gebrekkige ontwikkeling naar voren zijn gekomen. Wel wordt verdachte als relatief onrijp beschreven, maar er is geen sprake van een ziekelijke stoornis. Geadviseerd wordt om verdachte toerekeningsvatbaar te achten voor het hem ten laste gelegde, indien bewezen.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over.
Nu uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit, is verdachte strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Voorts heeft de officier van justitie een werkstraf gevorderd voor de duur van 240 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht naar rato van twee uur per dag.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen dan heeft de verdediging primair een werkstraf gevraagd en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de verdediging verwezen naar de conclusies uit het reclasseringsrapport van 31 januari 2013.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving, waarbij zij € 785,- buit hebben gemaakt. Verdachte en/of zijn mededaders hebben na sluitingstijd op de toegangsdeur van het cafetaria geklopt, geroepen dat zij eten wilden hebben en de twee mededaders zijn, toen de deur werd geopend, gemaskerd en voorzien van pistolen en/of vuurwapengelijkende voorwerpen naar binnen gegaan. Zij hebben de daar aanwezige eigenaars en werknemers met genoemde pistolen en/of vuurwapengelijkende voorwerpen bedreigd en hebben een greep in de kassa gedaan. Zeker één van de slachtoffers heeft van dit feit schrik ondervonden en heeft nog enkele weken slecht geslapen.
Een dergelijke gewelddadige beroving heeft bovendien tot gevolg dat het gevoel van onveiligheid en onrust in de samenleving in het algemeen toeneemt.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 21 december 2012 waaruit blijkt dat verdachte eerder een geldboete heeft gehad in verband met een verkeersdelict. Reclassering Nederland heeft in het rapport van 31 januari 2013 geadviseerd om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie (Arbeidsvaardighedentraining), een locatiegebod en de verplichting om mee te werken aan het behouden/verkrijgen van een dagbesteding in de vorm van scholing en/of werk.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Met het voorwaardelijke gedeelte van de straf wordt beoogd zowel verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen als ook een voortzetting van de begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk te maken. De rechtbank zal daarom ook de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Na de aanhouding van verdachte door de politie begin november 2012 heeft verdachte een periode in voorlopige hechtenis doorgebracht. Deze voorlopige hechtenis is door de raadkamer van de rechtbank geschorst onder bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringsbegeleiding. Tijdens de reclasseringsbegeleiding heeft verdachte zich positief opgesteld. Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en een werkstraf voor na te melden duur passend en geboden. Met het voorwaardelijke gedeelte van de straf wordt beoogd zowel verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen als ook een voortzetting van de begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk te maken. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Hoewel verdachte ouder is dan zijn medeverdachten, ziet de rechtbank daarin geen aanleiding om aan verdachte een hogere straf op te leggen dan aan zijn medeverdachten, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de persoon van de verdachte, die in het Pro Justitia rapport als relatief onrijp wordt beschreven. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het aandeel van alle drie de medeverdachten in de overval niet zodanig verschillend is geweest dat daar in de strafmaat rekening mee gehouden dient te worden.
Aangezien de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De behandeling van de vordering van [Aangever 2] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank begroot deze op € 785,- aan materiële schade. De vordering kan dan ook worden toegewezen.
Omdat sprake is van drie verdachten tegen wie de vordering kan worden toegewezen, zal in de onderhavige zaak een derde deel van de vordering worden toegewezen, te weten
€ 261,67, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2012 tot de dag der algehele voldoening.
De behandeling van de vordering van [Aangever] levert evenmin een onevenredige belasting van het strafgeding op. Ook staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank begroot deze op € 750,- aan immateriële schade. De vordering kan dan ook worden toegewezen.
Omdat sprake is van drie verdachten tegen wie de vordering kan worden toegewezen, zal in de onderhavige zaak een derde deel van de vordering worden toegewezen, te weten € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2012 tot de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vorderingen zal worden afgewezen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van impliciet primair ten laste gelegde feit;
Verklaart bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Bepaalt dat deze voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- dat verdachte zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis van de rechtbank moet melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres] te [woonplaats]. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat verdachte wordt verplicht om deel te nemen aan de gedragsinterventie Arbeidsvaardighedentraining (ARVA);
- dat verdachte wordt verplicht om zich gedurende zes maanden op het adres [adres] te [woonplaats] te bevinden. Als de reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van de bijzondere voorwaarde de periode, tijd of locatie aan te passen dan mag zij dat doen. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal worden ondersteund door middel van een enkelband;
- dat verdachte wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere voorwaarde na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclassering die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn: meewerken aan het behouden/verkrijgen van een dagbesteding in de vorm van scholing en/of werk;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Verklaart de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar.
Veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, waarbij 1 dag als 2 uur werkstraf heeft te gelden.
Wijst de vordering van [Aangever 2] toe tot € 261,67, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 januari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [Aangever 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [Aangever 2] aan de Staat € 261,67 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 januari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [Aangever] toe tot € 250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 januari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [Aangever] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [Aangever] aan de Staat € 250,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 januari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vorderingen voor het overige af.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A. Messer, voorzitter,
mrs. E.A.A. van Kalveen en I.M. Vanwersch, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2013.