RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Sector strafrecht
Locatie Utrecht
parketnummer: 16/229996-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 februari 2013
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw mr. N.C.E.C. Luns, advocaat te Almere.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 februari 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als beginnend bestuurder, roekeloos of erg onvoorzichtig heeft gereden, namelijk met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan of verantwoord is en op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer; dat hij daardoor een ongeval heeft veroorzaakt, waardoor [naam] zwaar gewond is. Subsidiair is het verwijt dat verdachte handelend zoals hiervoor beschreven een aanrijding heeft veroorzaakt en daardoor de veiligheid van het verkeer in gevaar heeft gebracht.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, ten aanzien van het primair tenlastegelegde, zeer onvoorzichtig heeft gereden en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde feit. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte harder heeft gereden dan de maximaal toegestane snelheid. Het enkele feit dat verdachte de hem tegemoet komende fietser over het hoofd heeft gezien is, gelet op de daarvoor relevante jurisprudentie, onvoldoende voor een veroordeling ter zake artikel 6 WVW. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte roekeloos heeft gehandeld.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de navolgende feiten en omstandigheden.
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0940 2011220934. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Op 30 september 2011 vond op de [adres] te [woonplaats] om ca. 20.00 uur een ongeval plaats. Verdachte reed in zijn personenauto, een Volkswagen Golf, over de [adres] en haalde een groepje voor hem rijdende fietsers in. Hij kwam tijdens het inhalen op het weggedeelte terecht dat bestemd was voor het hem tegemoet komende verkeer. Ter hoogte van het groepje fietsers kwam verdachte in botsing met de hem tegemoet fietsende [naam].
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aan de [adres] te [woonplaats] woont en op weg was naar huis. Voor hem reed een groepje fietsers dat hij inhaalde met een snelheid van 60 km/u of harder. Op de plaats waar hij inhaalde was het donker. Terwijl hij inhaalde zag hij dat een fietser hem tegemoet kwam rijden, waarna een aanrijding met deze fietser en zijn auto volgde.
Letsel
[naam] is na het ongeval overgebracht naar het ziekenhuis, waar is geconstateerd dat hij onder andere een gescheurde milt, een gebroken linker elleboog en een grote wond op zijn linker knie/onderbeen had. De [naam] heeft een tweetal huidtransplantaties ondergaan aan de wond op zijn linker knie/onderbeen. De [naam] heeft 4 weken in het ziekenhuis gelegen en is 4 maal geopereerd aan de diverse verwondingen. Thuis heeft hij enkele weken op een ziekenhuisbed doorgebracht en met krukken gelopen. Eind januari 2012 is hij begonnen met zijn revalidatie die zeker een jaar in beslag zal nemen is hij begonnen met werken voor 25%. De wond op zijn linkerbeen is een groot litteken en op zijn bovenbeen zijn littekens op de plaatsen waar men huid heeft weggehaald ten behoeve van de huidtransplantaties.
Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van [naam], volgt dat zijn lichamelijke verwondingen ten tijde van de zitting nog niet geheel genezen zijn en dat mogelijk sprake is van blijvende beperkingen.
Het letsel van [naam] is zonder meer aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Beginnend bestuurder
Op 5 januari 2009 is voor het eerst een rijbewijs, categorie B, aan verdachte afgegeven.
Schuld
Ter plaatse van het ongeval bestaat de [adres] uit één rijbaan van ca 4,50 meter breed. De maximaal toegestane snelheid bedraagt ter plaatse 60 km/u.
Op de rijbaan zijn op 80 centimeter van elke zijkant door middel van onderbroken strepen een tweetal fietsstroken aangegeven. Naast de rijbaan staan aan weerszijden bomen. Ten tijde van het ongeval was het donker. De plaats van het ongeval is gelegen tussen de langs de [adres] geplaatste lichtmasten en ter plaatse is de verlichting minimaal.
Uit het onderzoek van de politie volgt dat er geen ruimte voor de auto van verdachte was om twee naast elkaar rijdende fietsers in te halen, terwijl er van de andere kant een fietser tegemoet kwam rijden. [naam] fietste, vanuit zijn, [naam], rijrichting gezien, - uiterst - rechts op de rijbaan langs de berm en voerde aan de voorzijde verlichting.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verdachte, die ter plaatse goed bekend was, ten tijde van zijn inhaalmanoeuvre zijn snelheid niet heeft aangepast aan de verkeerssituatie en omstandigheden ter plaatse. Verdachte heeft op de smalle donkere [adres] een groepje fietsers ingehaald met een snelheid die aanzienlijk hoger was dan - gelet op de wegsituatie en omstandigheden op dat moment - verantwoord was en is daarbij op het weggedeelte voor tegemoetkomend verkeer terechtgekomen. Verdachte heeft de hem tegemoet fietsende [naam] te laat opgemerkt en kon een aanrijding met die De [naam] niet voorkomen.
Verdachte was destijds een beginnend bestuurder en had pas ruim anderhalf jaar zijn categorie B rijbewijs. Een beginnend bestuurder heeft, naar het oordeel van de rechtbank, gelet op zijn in het algemeen beperkte/geringe zelfstandige rijervaring, een extra zorgplicht in het verkeer en dient lastige verkeerssituaties als de onderhavige met extra voorzichtigheid te benaderen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het handelen van verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend moet worden aangemerkt en dat hij schuld heeft aan het verkeersongeval.
4.3.1.2 Partiële vrijspraak
Roekeloos
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel, dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte roekeloos heeft gereden. De rechtbank overweegt dat het dossier daartoe geen aanknopingspunten biedt.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Overschrijding maximum snelheid
De rechtbank is, met de raadsvrouw van oordeel, dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte harder heeft gereden dan de ter plaatse maximaal toegestane snelheid van 60 km/u. De rechtbank overweegt dat het dossier daartoe te weinig aanknopingspunten biedt: weliswaar verklaren de gepasseerde fietsers over een hogere snelheid, maar bij die waarneming zijn kanttekeningen te plaatsen omdat de auto hen van achteren naderde. In het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse wordt een snelheid berekend tussen 54,7 km/uur en 87,4 km/uur; dit laat, net als de verklaring van de verdachte, de mogelijkheid open dat de verdachte niet harder dan de toegestane snelheid heeft gereden. Tenslotte zijn de uitgangspunten voor de berekening in dit proces-verbaal onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal verdachte derhalve ook vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op 30 september 2011 te [woonplaats], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder (Beginnend Bestuurder) van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden met een hogere snelheid dan toen en daar ter plaatse verantwoord was en daarbij
meerdere fietsers in te halen die voor hem in dezelfde richting reden waardoor hij, verdachte, (grotendeels) op/over het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomende verkeer reed waardoor hij, verdachte, op het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer in aanrijding/botsing is gekomen met een hem, tegemoetkomende fietser die, gezien zijn rijrichting zoveel mogelijk aan de rechter zijde van de weg reed, waardoor die fietser, genaamd [naam], zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten (onder andere) een gescheurde milt en een gebroken linker elleboog en een grote wond op de/het linker knie/onderbeen (waardoor een huidtransplantatie nodig was);
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Primair: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingenomen is geweest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen en een (eventueel) hogere werkstraf dan door de officier van justitie is geëist.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op zeer onvoorzichtige en onoplettende wijze een auto bestuurd en een verkeersongeval veroorzaakt waardoor [naam] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het ongeluk en het letsel hebben een grote fysieke en psychische impact op De [naam] gehad. Ook zijn gezin heeft de nadelige gevolgen van het ongeval ondervonden. Het leed dat bij De [naam] en zijn gezin is veroorzaakt is groot. Nu, bijna anderhalf jaar na het ongeval, kampt het slachtoffer nog dagelijks met de lichamelijke en psychische gevolgen van het ongeval.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte gelet op het uittreksel uit het justitieel documentatie register d.d. 19 april 2012 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en nooit eerder met justitie en politie in aanraking is gekomen ter zake verkeersdelicten.
Verdachte heeft er ter zitting blijk van gegeven dat hij zich realiseert welke vreselijke gevolgen het ongeval op het leven van de slachtoffers heeft en oprecht spijt heeft van hetgeen er is gebeurd.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werkzaamheden als ZZP ‘er in Duitsland, België en Nederland, zo ook voor zijn werkzaamheden op de boerderij die hij samen met zijn ouders en zijn zus heeft.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor een feit als het bewezenverklaarde, wordt volgens de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een (onvoorwaardelijke) ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden opgelegd.
Gelet op de persoon van de verdachte, zijn persoonlijke belang bij het behoud van zijn rijbewijs en het tijdsverloop tussen het ongeval en het moment waarop de zaak door het openbaar ministerie ter zitting is aangebracht, ziet de rechtbank echter aanleiding om van voornoemde oriëntatiepunten af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twaalf maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingehouden is geweest, zoals ook door de officier van justitie is geëist passend en geboden zouden zijn. De rechtbank ziet in het persoonlijk belang van verdachte echter aanleiding om een deel, groter dan door de officier van justitie is geëist, van de ontzegging van de rijbevoegdheid, te weten 8 maanden voorwaardelijk op te leggen. Met het voorwaardelijk deel wordt beoogd verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd dat het rijbewijs van verdachte al ingevorderd en ingehouden is geweest in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 februari 2013.