ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ2269

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
847776 AE VERZ 13-6 PK 4082
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst van een verpleegkundige na disfunctioneren en gebrek aan re-integratie-inspanningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2013 uitspraak gedaan over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een verpleegkundige, [verweerder], die sinds 1 december 1990 in dienst was bij de Stichting [naam] Medisch Centrum. De verpleegkundige was werkzaam als kuurcoördinator op de afdeling hematologie, maar haar functioneren was al jarenlang onderwerp van zorg. In 1999 werd zij voor het eerst aangesproken op haar werkhouding, en in 2009 en 2011 volgden verdere signalen van disfunctioneren. In november 2011 werd een functioneringstraject gestart, maar ondanks coaching en evaluatiegesprekken bleef de situatie problematisch. In augustus 2012 gaven de specialisten aan het vertrouwen in haar functioneren op te zeggen, wat leidde tot haar onmiddellijke uitsluiting van werkzaamheden op de afdeling.

Na een ziekmelding op 24 september 2012 en een advies van de bedrijfsarts, dat een gesprek over de problemen adviseerde, hebben partijen geprobeerd tot een beëindigingsovereenkomst te komen, maar zonder resultaat. De werkgever, [naam], verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, onder andere omdat zij geen vertrouwen meer had in de voortzetting van de samenwerking. De verpleegkundige voerde verweer en stelde dat de werkgever geen re-integratie-inspanningen had verricht, terwijl zij al vier maanden arbeidsongeschikt was.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat er geen mogelijkheden waren voor herplaatsing of re-integratie van de verpleegkundige. De rechter wees het ontbindingsverzoek af, omdat de werkgever niet had voldaan aan de verplichtingen om de werknemer te re-integreren. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij het re-integreren van langdurig zieke werknemers en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met ontbindingsverzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
zitting houdend te Amersfoort
zaaknummer: 847776 AE VERZ 13-6 PK 4082
Beschikking van 13 februari 2013
inzake
de stichting
Stichting [naam] Medisch Centrum,
gevestigd te Amersfoort,
verder ook te noemen [naam],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. A.W. Haverkort,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.L. Souman.
1. Het verloop van de procedure
[naam] heeft op 3 januari 2013 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 6 februari 2013 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. [naam] exploiteert een ziekenhuis. [verweerder], geboren op [1955] (thans dus 58 jaar oud), is op 1 december 1990 bij [naam] in dienst getreden. Zij was laatstelijk werkzaam als verpleegkundige (kuurcoördinator op de afdeling C3 hematologie), tegen een salaris van € 2.372,48 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijslag en 7,33% eindejaarsuitkering.
2.2. In 1999 is [verweerder] door [naam] aangesproken op haar werkhouding, onder andere over uitlatingen aan derden over collega's en over een soms moeizame verhouding met één van de medisch specialisten.
2.3. In april 2009 hebben partijen (opnieuw) gesproken over het functioneren van [verweerder]. Hierbij is aan de orde gekomen dat [verweerder] soms druk, chaotisch gedrag zou vertonen. Twee van de specialisten zouden hebben aangegeven dat zij haar rol van kuurcoördinator minder goed uitvoert.
2.4. In november 2011 heeft de leidinggevende van [verweerder] signalen ontvangen van collega's over het functioneren van [verweerder]: zij zou niet steeds adequaat handelen bij patiënten, zij zou zich op de afdeling negatief uitlaten over de organisatie en haar collega's, en zij zou vragen stellen over inhoudelijke zaken die bekend zouden moeten zijn.
2.5. Op 30 november 2011 spreken partijen af dat er voor [verweerder] een "functioneringstraject" van 6 maanden zal worden gevolgd. Dit traject zal maandelijks worden geëvalueerd, waarbij de leidinggevende en een senior verpleegkundige aanwezig zal zijn. Voorts heeft [naam] coaching aangeboden. [verweerder] heeft mevrouw [X] Training & Begeleiding als coach voorgesteld. Deze coaching heeft vervolgens ook plaatsgevonden.
2.6. Hierna hebben ongeveer maandelijks evaluatiegesprekken plaatsgevonden. Uit de verslagen daarvan kan worden opgemaakt dat dit traject aanvankelijk redelijk gunstig verliep. In een gesprek op 29 augustus 2012 hebben de vijf specialisten van de afdeling aan de leidinggevende van [verweerder] laten weten dat zij het vertrouwen in het samenwerken met [verweerder] opzeggen: zij proberen te vermijden zaken te moeten doen met haar, zij belt over zaken die niet ter zake doen (de gevraagde informatie was te vinden in het dossier), zij valt haar collega's af, een patiënt heeft meegedeeld haar als chaotisch en bazig te ervaren, zij zou op de afdeling tegenover een patiënt opmerkingen gemaakt over een (andere) rokende patiënt, en zij zou een patiënt hardhandig hebben behandeld.
2.7. [naam] heeft vervolgens besloten [verweerder] met onmiddellijke ingang niet langer werkzaam te laten zijn als kuurcoördinator en niet langer "oudste diensten" op de afdeling C3 te laten draaien. Dit is op 5 september 2012 aan het team in neutrale vorm meegedeeld.
2.8. Op 24 september 2012 heeft [verweerder] zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft haar volledig arbeidsongeschikt geacht, maar acht haar wel in staat om (met hulp) een gesprek over de problemen op het werk aan te gaan.
2.9. Een advies van de bedrijfsarts van 17 oktober 2012 vermeldt:
"Momenteel is er sprake van ziekte. (...) Ik adviseer u om zo snel mogelijk een gesprek aan te gaan om samen tot een oplossing te komen voor de bestaande situatie. Gezien de huidige beperkingen is uw medewerker niet in staat om alleen een gesprek te voeren. Mijn advies is daarom om haar door iemand te laten begeleiden.
- Werkhervatting onder de huidige omstandigheden zal vrijwel zeker weer leiden tot uitval. Zodra er tot een oplossing gekomen is, kan er stapsgewijs hervat worden in werkzaamheden. (...) Er moet daarbij rekening gehouden worden met de volgende beperkingen: versnelde vermoeidheid, concentratie, geheugen, omgaan met tijds- en tempodruk, snel wisselende en complexe zaken. Deze beperkingen zullen geleidelijk afnemen".
2.10. [verweerder] is sindsdien niet meer voor controle bij de bedrijfsarts opgeroepen. Zij is niet hersteld gemeld.
2.11. Partijen hebben, bijgestaan door hun gemachtigden, vervolgens overleg gevoerd over een beëindigingregeling. Dit overleg heeft niet tot resultaat geleid.
3. Het verzoek, het verweer en de beoordeling
3.1. [naam] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Zij voert daartoe samengevat het volgende aan.
Onder verwijzing naar de hiervoor weergegeven voorgeschiedenis heeft [naam] geen vertrouwen meer in de voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Zij ziet geen mogelijkheid [verweerder] elders binnen haar organisatie als verpleegkundige in te zetten, nu de ervaren problemen als dusdanig ernstig worden ervaren dat niet de verwachting bestaat dat zij op een andere afdeling beter zal functioneren. Er is een uitvoerig verbetertraject geweest en er is geen verbetering geconstateerd in het functioneren. Volgens [naam] heeft [verweerder] op 27 september 2012 aangegeven dat zij is wie zij is, en dat haar gedrag niet zal veranderen, ook niet op een andere afdeling.
3.2. [verweerder] voert verweer, waarop voor zover nodig in het navolgende zal worden ingegaan.
3.3. Het meest verstrekkende verweer van [verweerder] is, dat de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte aan toewijzing van het ontbindingsverzoek in de weg staat. Verder stelt zij dat [naam] ten onrechte geen enkele re-integratie-inspanning heeft verricht, terwijl zij inmiddels ruim vier maanden arbeidsongeschikt is.
3.4. Gelet op de inmiddels langdurige arbeidsongeschiktheid van [verweerder] zal de kantonrechter het ontbindingsverzoek in ieder geval terughoudend beoordelen. Verder stelt [verweerder] terecht dat [naam] ten onrechte haar verplichting om [verweerder] te re-integreren niet nakomt. [naam] heeft zich er in dit verband op beroepen dat partijen met elkaar in onderhandeling waren over beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar de kantonrechter gaat daaraan voorbij. [naam] heeft geen feiten gesteld op grond waarvan zij er steeds van uit heeft mogen gaan dat de arbeidsovereenkomst hoe dan ook zou eindigen. Zij heeft ter zitting weliswaar aangegeven dat zij niet wil dat [verweerder] bij haar in dienst blijft, maar zij miskent daarbij dat het uiteindelijk niet de werkgever is die daarover beslist.
3.5. Er kan minder of geen reden zijn om reflexwerking aan het opzegverbod tijdens ziekte toe te kennen indien geoordeeld zou moeten worden dat voortzetting van het dienstverband ook na herstel uitgesloten moet worden geacht dan wel indien een zeer moeizame werkrelatie zal ontstaan. De kantonrechter overweegt hieromtrent dat [verweerder] ter zitting heeft erkend dat het niet reëel is dat zij nog werkzaam zal zijn op afdeling C3, gelet op het feit dat de specialisten het vertrouwen in haar hebben opgezegd.
De kantonrechter tekent hierbij aan, dat [naam] ook voorts voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [verweerder] op deze afdeling niet (langer) op haar plaats is. [verweerder] heeft de door [naam] gestelde bejegening door [verweerder] van haar collega's en patiënten voor een gedeelte betwist, maar voor een gedeelte ook toegegeven dat hetgeen [naam] hierover heeft gesteld best zou kunnen kloppen.
3.6. Voorts acht de kantonrechter van belang dat partijen het erover eens zijn dat afdeling C3, en met name de functie van kuurcoördinator op die afdeling, zich kenmerkt door in vergelijking met andere afdelingen een vaak grote hectiek, intensievere contacten tussen de kuurcoördinator en de specialist, alsmede contacten met en begeleiding van patiënten die niet langer opgenomen zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [naam] ten onrechte niet onderzocht of herplaatsing van [verweerder] op een andere afdeling (zodat zij met een schone lei kan beginnen) en (wellicht) in een (geheel) andere functie mogelijk is. Ook de mogelijkheid van het tweede spoor is in het geheel niet onderzocht.
De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking het eerdergenoemde nalaten door [naam] van re-integratie-inspanningen, alsmede de lange duur van het dienstverband van ruim 22 jaar. Bovendien is [naam] een zeer grote organisatie met ruim 3000 medewerkers. Van [naam] mag verwacht worden dat zij alsnog tracht [verweerder] te re-integreren, en tracht een andere passende functie voor haar te vinden. [verweerder] zal zich daarbij moeten realiseren dat haar manier van optreden op de werkvloer duidelijk verbeterd zal moeten worden. De kantonrechter acht het niet onaannemelijk dat het onvoldoende functioneren van [verweerder] mede is veroorzaakt door de hectiek op de afdeling en de druk van het formele functioneringstraject. [verweerder] heeft in dit verband ook haar leeftijd als factor genoemd.
Bij voormeld oordeel speelt ten slotte een rol dat uit de door [verweerder] overgelegde feedbackformulieren ook blijkt dat zij goede kanten heeft: "de inzet is enorm, betrokkenheid idem", "enthousiast en vriendelijk", "Harde werker. Doorzetter. Serieus. Gaat voor de patiënten.", en "Grote medische kennis. Je kent veel protocollen en behandelingen uit je hoofd".
3.7. De slotsom is dat het ontbindingsverzoek wordt afgewezen. Gelet op de rechtsverhouding tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2013.