ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ2266
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M.M.E. Doekes
- M.J. Grapperhaus
- I.P.H.M. Severeijns
- Rechtspraak.nl
Beslissing op ontnemingsvordering hennepkwekerij met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 februari 2013 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de teelt van hennep. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2009 tot en met 4 maart 2012 een hennepplantage heeft gehad, waarbij hij in totaal 134 hennepplanten heeft geteeld. De rechtbank heeft de door de veroordeelde overgelegde administratie als aannemelijk beschouwd en heeft geconcludeerd dat de opbrengsten per gram niet significant afwijken van de richtlijnen van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM).
De rechtbank heeft de totale opbrengst van de negen hennepoogsten geschat op € 66.801,88, terwijl de totale kosten van de teelt zijn vastgesteld op € 13.953,12. Dit resulteert in een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 52.848,76. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel. De beslissing is genomen na een inhoudelijke behandeling op de terechtzitting van 28 januari 2013, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hoger bedrag eiste, niet volledig toegewezen, maar heeft de door de verdediging gepresenteerde administratie en argumenten in overweging genomen.