RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-656097-12 [P]
vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 februari 2013
[verdachte]
geboren op [1976] te [geboorteplaats] (Algerije)
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Amsterdam-Overamstel, Penitentiair Psychiatrisch Centrum
raadsman mr. M. ’t Sas, advocaat te Utrecht
1 Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 21 januari 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 28 juli 2012 te Utrecht (primair) heeft gepoogd om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, door haar met kracht met een televisie tegen het hoofd te slaan en haar meermalen met kracht met een gebalde vuist in het gezicht te slaan, dan wel (subsidiair) dat hij [slachtoffer] daardoor opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht of (meer subsidiair) gepoogd heeft haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer], op de verklaringen van verdachte bij de politie en bij de rechter-commissaris en op het bij [slachtoffer] vastgestelde en gefotografeerde letsel. De officier van justitie is van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, gelet op het voorwerp - een televisie - waarmee is geslagen, de kracht waarmee is geslagen en de kwetsbare plaats waar het slachtoffer is geraakt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. Verder is van de zijde van de verdediging aangevoerd dat niet is bewezen dat verdachte met gebalde vuist tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging geen (ander) verweer gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe overweegt zij dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte bij zijn handelen opzet had op de dood van het slachtoffer.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
4.3.2 Het bewijs ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt omtrent het subsidiair ten laste gelegde feit het volgende.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 28 juli 2012 in hun woning te Utrecht ruzie had met haar echtgenoot ([verdachte]), verdachte. Zij zag toen dat [verdachte] haar met zijn hand een klap in haar gezicht gaf, waarbij hij met brute kracht sloeg. Daarna zag zij dat [verdachte] hun televisie oppakte en daarmee tegen de linkerzijde van haar hoofd sloeg. Vervolgens zag en voelde zij dat [verdachte] meerdere malen vol in haar gezicht sloeg.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van zaterdag 28 juli 2012 thuiskwam en dat hij zijn vrouw toen heeft geslagen. Hij heeft voorts verklaard dat als zijn vrouw zegt dat hij haar met de televisie heeft geslagen, dat dan zo is. Later heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij met een televisie in het gezicht van mevrouw [slachtoffer] heeft geslagen.
Bij [slachtoffer] is als letsel vastgesteld een breuk in haar rechteroogkas, een wond aan de linkerzijde van haar hoofd die met vijf hechtingen is gehecht, afgebroken voortanden en een kneuzing en schaafwond aan haar rechter onderarm.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bij [slachtoffer] ontstane letsel dat sprake is van meerdere ernstige verwondingen, bestaande uit onder andere een breuk in de oogkas, een forse hoofdwond en afgebroken voortanden. In samenhang bezien is de combinatie van deze verwondingen naar het oordeel van de rechtbank naar gewoon en juridisch spraakgebruik aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank sluit uit dat de gebroken rechteroogkas en de afgebroken tanden zijn ontstaan als gevolg van het door verdachte slaan met de televisie, nu [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte daarmee tegen de linkerzijde van haar hoofd heeft geslagen en aan die zijde bovendien een hoofdwond is vastgesteld. Gelet voorts op de aard van het letsel in de mond en aan de rechterzijde van het gezicht van [slachtoffer], in samenhang bezien met de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar vermoedelijk met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen, stelt de rechtbank vast dat verdachte met kracht en met gebalde vuist moet hebben geslagen of gestompt en dat als gevolg daarvan de verwondingen in de mond en aan de rechter kant van haar hoofd zijn ontstaan.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 juli 2012 te Utrecht aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken oogkas en een hoofdwond en afgebroken voortanden), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk met kracht met een televisie op/tegen het hoofd en/of gezicht slaan en meermalen met kracht met een gebalde vuist in/tegen het gezicht te slaan / te stompen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op: zware mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de pro justitia-rapportages van 10 december 2012 door D.C.W.H. Naus, psychiater en van 14 december 2012, door R. Bout, gz-psycholoog, die zijn opgesteld naar aanleiding van het ten laste gelegde feit. In de psychiatrische rapportage wordt geconstateerd dat bij verdachte sprake is van een sinds ongeveer vijf jaar bestaande cannabisafhankelijkheid en dat hij in toenemende mate geïrriteerd en gestrest was. De onderzoeker acht het aannemelijk dat de instabiele psychische gesteldheid van verdachte, die in detentie uitmondde in een psychose, de weerstand voor het consumeren van grote hoeveelheden alcohol heeft verlaagd en dat verdachte beperkt over zijn wil kon beschikken. In de psychologische rapportage wordt geconstateerd dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een psychiatrische stoornis in engere zin, die heeft bijgedragen in de hoeveelheid door hem ervaren stress. Hierdoor is verdachte volgens de onderzoeker in verminderde mate in staat geweest zijn wil te bepalen.
In de rapportages wordt geadviseerd om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. Overeenkomstig deze conclusies kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is.
Verdachte is dus strafbaar, ook omdat niet is gebleken van overige omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel van deze straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden dat verdachte zich meldt en blijft melden bij de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, dat hij wordt behandeld bij Altrecht, forensisch-psychiatrische polikliniek Kade 17 of een soortgelijke instelling, dat hij meewerkt aan urinecontroles door de reclassering en dat hij contact houdt met het maatschappelijk werk van Portes te Utrecht, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, alles conform het reclasseringsadvies van 21 januari 2013. Daarbij vordert de officier van justitie de dadelijke tenuitvoerlegging zoals bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van oordeel dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest ten tijde van de uitspraak van het vonnis. Hij is voorts van mening dat een voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 21 januari 2013. Verdachte wil aan deze voorwaarden meewerken.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is voor een mishandeling zoals begaan door verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden in beginsel passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld, door zijn echtgenote met kracht meerdere malen met gebalde vuist in het gezicht te slaan/stompen en door haar met een televisie tegen het hoofd te slaan. De echtgenote van verdachte heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarvoor medische behandeling noodzakelijk bleek. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote op ernstige en indringende wijze heeft aangetast. Verdachte heeft bovendien haar veiligheidsgevoel in de huiselijke omgeving aangetast, terwijl men zich juist in de eigen woonomgeving veilig dient te voelen. De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat het geweld heeft plaatsgevonden in de nabijheid van één van zijn jonge kinderen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van huiselijk geweld daar nog lange tijd gevolgen van kunnen ondervinden.
Daarnaast heeft de rechtbank wat betreft de persoon van verdachte kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 december 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van huiselijk geweld. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een dergelijk strafbaar feit te plegen.
Daar staat tegenover dat verdachte overeenkomstig hetgeen hiervoor onder 5.2 is overwogen, als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Verdachte heeft zich bovendien gemotiveerd getoond om zich met betrekking tot zijn problematiek te laten behandelen en begeleiden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank acht het voorts van belang dat verdachte abstinent blijft van middelengebruik, zich laat behandelen en zich laat begeleiden door de reclassering. Zij zal hiertoe bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbinden zoals daarover door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank is bovendien van mening dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert: zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat verdachte tijdens de proeftijd (één van) de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich binnen 5 dagen na vrijlating meldt bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende een door Reclassering Nederland te bepalen periode blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dat noodzakelijk acht;
- dat verdachte wordt verplicht om zich te laten behandelen bij Altrecht, forensisch-psychiatrische polikliniek Kade 17 of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van Reclassering Nederland, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- dat verdachte geen drugs en/of alcohol zal gebruiken;
- dat verdachte medewerking verleent aan urinecontroles op middelengebruik;
- dat verdachte contact houdt met het maatschappelijk werk van Portes te Utrecht, zolang als Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden en het toezicht op de naleving ervan dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. de Meulder, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 februari 2013.
Mr. Y.A.T. Kruijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.