ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ1934

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/656430-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling na woninginbraak met vrijspraak voor andere tenlastegelegde feiten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder woninginbraak en heling. De rechtbank heeft op 20 februari 2013 uitspraak gedaan na een zitting op 6 februari 2013. De verdachte werd vrijgesproken van de woninginbraak, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de kluis had weggenomen. Wel werd bewezen verklaard dat hij zich schuldig had gemaakt aan schuldheling van de kluis, die in zijn auto werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had moeten vermoeden dat de kluis van misdrijf afkomstig was, gezien de omstandigheden waaronder hij deze in zijn bezit had.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van zeven maanden had geëist, gematigd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 57 dagen, gelijk aan het voorarrest. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de woninginbraak en de schade niet kon worden beschouwd als gevolg van de bewezen verklaarde heling. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656430-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 20 februari 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. A. Boumanjal, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 (primair): tussen 20 oktober 2012 en 25 oktober 2012 in Utrecht samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd waarbij hij een kluis heeft weggenomen;
dan wel (subsidiair): zich schuldig heeft gemaakt aan heling van die kluis;
feit 2: op 25 oktober 2012 in Utrecht samen met een ander heeft geprobeerd een woninginbraak te plegen;
feit 3: in de periode van 24 december 2011 tot en met 25 oktober 2012 zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een Ipod.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden en heeft vrijspraak bepleit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewijs ten aanzien van feit 1
Op 25 oktober 2012 is in de auto van verdachte een plastic tas aangetroffen met daarin een onbeschadigde grijskleurige kluis met cijferslot. Door de vier gaatjes in de kluis was te zien dat er diverse papieren in zaten met daarop vermeld het adres [adres] te [woonplaats] en de naam [benadeelde 1].
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van diefstal uit haar woning aan de [adres] te [woonplaats] tussen 20 oktober 2012 en 25 oktober 2012, waarbij haar grijze kluis is weggenomen.
Op bovengenoemde plastic tas zijn handpalmafdrukken aangetroffen die zijn geïdentificeerd op verdachte .
Verdachte heeft verklaard dat hij de enige is die in zijn auto rijdt en dat alleen hij de sleutel heeft van de auto.
Vrijspraak feit 1 primair
Uit het dossier blijkt enkel dat de kluis zich in de auto van verdachte bevond. Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen voor de vaststelling dat verdachte in de ten laste gelegde periode in de woning van [benadeelde 1] is geweest en de kluis heeft weggenomen. De aanwijzingen die de officier van justitie heeft genoemd ter onderbouwing van haar stelling dat verdachte de kluis dezelfde nacht heeft gestolen, acht de rechtbank onvoldoende.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de kluis heeft weggenomen, zodat verdachte van het onder feit 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de kluis.
De kluis bevond zich in de auto van verdachte die alleen hij gebruikt en waar hij alleen de sleutel van heeft. Verdachte had feitelijke zeggenschap over de kluis en had deze dus voorhanden. Op de plastic tas waar de kluis in zat, zijn handpalmafdrukken van verdachte aangetroffen. De rechtbank acht opzetheling niet bewezen, omdat bewijs ontbreekt dat verdachte wetenschap had van het feit dat de kluis gestolen was. Wel acht de rechtbank schuldheling bewezen. Uit het bewijs volgt immers dat verdachte op enig moment een afgesloten kluis voorhanden heeft gekregen. Deze kluis was onbeschadigd (naar de rechtbank begrijpt: gesloten) en door gaten was zichtbaar dat zich daarin papieren bevonden op naam van een ander. Onder die omstandigheden had verdachte moeten vermoeden dat de kluis van misdrijf afkomstig was.
Vrijspraak feit 2
Ten aanzien van de poging tot woninginbraak in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is de rechtbank van oordeel dat er weliswaar aanwijzingen zijn in het dossier dat verdachte hier bij betrokken is geweest, maar acht deze onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit feit.
Vrijspraak feit 3
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen bewijs voor de wetenschap bij verdachte dat de in zijn auto aangetroffen iPod van misdrijf afkomstig was. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze iPod van misdrijf afkomstig was, zodat verdachte van feit 3 zal worden vrijgesproken.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
2. subsidiair
in de periode van 20 oktober 2012 tot en met 25 oktober 2012 te Utrecht een kluis met inhoud (te weten diverse papieren) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde kluis redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als schuldheling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport d.d. 21 december 2012.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft strafmaatverweer gevoerd.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Heling is strafbaar gesteld om te voorkomen dat iemand profiteert van het misdrijf van een ander. Verdachte heeft met het plegen van dit feit bijgedragen aan het creëren van een afzetmarkt voor gestolen goederen hetgeen het plegen van soortgelijke diefstallen bevordert en schade toebrengt aan de slachtoffers.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 oktober 2012 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.
9. Ten aanzien van de benadeelde partijen
Verdachte wordt vrijgesproken van de woninginbraak zoals is ten laste gelegd onder feit 1 primair en veroordeeld voor de schuldheling (feit 1 subsidiair). De vordering van [benadeelde 1] ziet op schade die het gevolg is van de woninginbraak. Omdat verdachte van deze woninginbraak wordt vrijgesproken én de schade niet kan worden beschouwd als het gevolg van de bewezen verklaarde heling, is zij niet-ontvankelijk in haar vordering. Ook [benadeelde 2] is niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu verdachte voor feit 2 wordt vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op schuldheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 57 (zevenenvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop het vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. R.P. den Otter en
mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2013.
Mr. Kranenbroek is niet in de gelegenheid om dit vonnis mee te ondertekenen.