9. In het constateringsrapport van 7 januari 2013 heeft inspecteur [A] op de ‘checklist handhaving/prioritering 2012’ vermeld dat aan de overtreding 7 punten zijn toegekend: 5 punten voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan en 2 punten in verband met onaanvaardbare hinder voor derden in de vorm van parkeeroverlast. Verweerder heeft in de stukken, noch ter zitting weersproken dat de overtreding in het door verweerder gehanteerde systeem 7 punten oplevert.
Uit paragraaf 3.5.2 van de handhavingsnota volgt dat indien de overtreding onder de 10 punten blijft, wordt volstaan met het versturen van een brief naar de overtreder, zodat de geconstateerde overtreding is gewraakt en wordt voorkomen dat de overtreding verjaart door niet optreden van de gemeente. Indien bij een geconstateerde overtreding de score boven de 10 punten komt, wordt er in beginsel wel actief gehandhaafd (paragraaf 3.5.3).
In het bestreden besluit is niet gemotiveerd op welke wijze dit beleid in het onderhavige geval is toegepast. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de omstandigheid dat het strijdig gebruik een voortdurende overtreding betreft, dat verzoekers door de inspecteur in een vroegtijdig stadium zijn gewaarschuwd en zij desondanks hebben besloten de werkzaamheden voort te zetten en de sportschool te openen zonder over een vergunning te beschikken, reden is geweest om tot handhaving over te gaan. Benadrukt is dat de prioriteitenladder een hulpmiddel is en dat het niet zo kan zijn dat het beleid een beperking zou inhouden van het recht van verweerder om handhavend op te treden in het geval men bewust, en tegen waarschuwingen van gemeentezijde in, zonder vergunning aan de slag te gaan.
Ter zitting hebben verzoekers toegegeven dat zij bewust zonder verweerder tevoren in te lichten, dit pand zijn betrokken. Uit de stukken blijkt eveneens dat zij tijdens de verbouwing en voorafgaand aan de opening van de sportschool gewezen zijn op het feit dat het zonder een vergunning, die waarschijnlijk niet verleend zou worden, niet was toegestaan om het pand als sportschool in gebruik te nemen. In die zin hebben verzoekers eigenmachtig en bewust het risico van de ontstane situatie genomen. Dat verweerder een dergelijke handelwijze als een onwenselijk precedent beschouwt waartegen direct optreden is geboden, is alleszins redelijk. De voorzieningenrechter moet echter ook constateren dat in de handhavingsnota ‘handelen zonder vergunning dat niet te legaliseren is’, uitdrukkelijk is opgenomen als een situatie die kan leiden tot een prioritering van minder dan 10 punten. Ook is in de handhavingsnota een voorbeeld opgenomen van handelen in strijd met een vergunning dat niet te legaliseren is en tot een prioritering van meer dan 10 punten leidt, waarbij is gesteld dat niet direct tot handhaving wordt overgegaan maar dat de overtreder in de gelegenheid wordt gesteld om de overtreding binnen drie maanden ongedaan te maken. Gezien deze inhoud van het handhavingsbeleid is thans onvoldoende gemotiveerd waarom verweerder, in afwijking van dat handhavingsbeleid, in het onderhavige geval niet eerst is overgegaan tot het verzenden van een wrakingsbrief maar direct tot daadwerkelijke handhaving. Het beleid dat eerst een brief wordt gestuurd om de onrechtmatige situatie te wraken, waarna bezien wordt hoe verder met de overtreding wordt omgegaan, is niet op voorhand onredelijk te achten. De voorzieningenrechter wijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS),
LJN BT6683, waarin de rechtspraak op het punt van handhaving van wettelijke voorschriften is gepreciseerd. Wanneer een bestuursorgaan ter invulling van zijn bevoegdheid vastgesteld beleid hanteert, kan het daarvan in bijzondere gevallen afwijken, maar dan dient dat deugdelijk gemotiveerd te worden. Bij de heroverweging in bezwaar zal verweerder, indien het bestreden besluit gehandhaafd wordt, het in dit geval afwijken van het handhavingsbeleid alsnog moeten voorzien van een nadere, draagkrachtige motivering.
Hoewel dit punt voor de voorzieningenrechter thans reden is het bestreden besluit te schorsen, is dit gebrek herstelbaar bij de beslissing op bezwaar. Ten behoeve van een zo volledig mogelijke voorlopige beoordeling zullen daarom hierna de overige gronden van bezwaar worden besproken.