ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ1405
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering na vrijspraak verdachte
In de ontnemingszaak tegen de verdachte, die op 8 februari 2013 door de Rechtbank Midden-Nederland is vrijgesproken van afpersing, heeft de rechtbank op dezelfde datum de ontnemingsvordering van de officier van justitie afgewezen. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van afpersing op 22 november 2011 te Woudenberg, samen met een medeverdachte. Tijdens de zitting werd de verdachte gehoord, bijgestaan door haar raadsman, mr. H.W. Knottenbelt. De rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijspraak, niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had verkregen uit het ten laste gelegde feit. Hierdoor was er geen grond voor de ontnemingsvordering, die binnen de wettelijke termijn was ingediend. De beslissing werd genomen na het bestuderen van het strafdossier en de bevindingen tijdens de zitting op 25 januari 2013. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die strekte tot ontneming van het vermeende wederrechtelijk verkregen voordeel, afgewezen. De uitspraak vond plaats in het bijzijn van de griffier, mr. G.C. van de Ven-de Vries, en werd openbaar uitgesproken.