ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ1078

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 11/2121
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsprocedures van eigenaar van studentenpanden tegen handhavings- en invorderingsbesluiten

In deze zaak gaat het om een reeks beroepsprocedures van een eigenaar van studentenpanden in Utrecht tegen verschillende handhavings- en invorderingsbesluiten die betrekking hebben op achterstallig onderhoud en illegale kamerverhuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de meeste zaken de vraag aan de orde is of de rechtsmiddelen tijdig zijn aangewend. De eiseres heeft stelselmatig de ontvangst van besluiten en andere documenten betwist, maar deze betwisting wordt door de rechtbank als evident ongeloofwaardig beschouwd.

De rechtbank heeft in enkele zaken een inhoudelijke beoordeling gemaakt van de gronden die onder andere betrekking hebben op de lengte van de begunstigingstermijn, de hoogte van de dwangsom en het door eiseres gestelde misbruik van de handhavingsbevoegdheid van verweerder. In veel van de zaken omvat het beroep, gelet op artikel 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van rechtswege tevens de invordering van verbeurde dwangsommen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres in haar beroepschrift en ter zitting geen gronden heeft aangevoerd die betrekking hebben op de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Aangezien er geen gronden zijn aangevoerd die de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar kunnen onderbouwen, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om het bestreden besluit te vernietigen. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: SBR 11/2121
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 februari 2013 in de zaak tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats] in België, eiseres
(gemachtigde: mr. O.P. van der Linden, advocaat te Utrecht),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigden: mr. S. Ramdoelare Tewari, A. Sloeserwij en N. Horning, allen werkzaam bij de gemeente Utrecht).
Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de kosten van de bij gemeentewege toegepaste bestuursdwang in het pand [adres] vastgesteld op € 8.294,38. Eiseres is verzocht om dit bedrag binnen een termijn van zes weken aan verweerder te betalen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 1 juni 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2012. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigden.
Overwegingen
1. Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
2. Op 26 februari 2011 is tijdig bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, kennelijk door of namens eiseres. Verweerder heeft eiseres bij brief van 11 april 2011 in de gelegenheid gesteld om het bezwaarschrift van een naam te voorzien, een bewijsstuk mee te zenden waaruit blijkt wie de bestuurders van eiseres zijn, en voor het geval er sprake is van meerdere bestuurders, een machtiging van alle bestuurders waaruit blijkt wie gemachtigd is bezwaar in te stellen. In die brief wordt vermeld dat als de informatie niet binnen twee weken wordt verstrekt, dit gevolgen kan hebben voor de ontvankelijkheid van het ingediende bezwaarschrift. Nu eiseres niet binnen de gestelde termijn op de brief heeft gereageerd, heeft verweerder het bezwaar op de voet van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar beroepschrift en ter zitting geen gronden heeft aangevoerd die zien op het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar. Er zijn uitsluitend argumenten naar voren gebracht die zien op de noodzaak van de toegepaste bestuursdwang en de inmiddels uitgevoerde werkzaamheden. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd naar voren gebracht zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
4. Nu eiseres geen gronden heeft gericht tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar en de daartoe strekkende motivering, heeft de rechtbank geen aanknopingspunten aangereikt gekregen op grond waarvan het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking dient te komen. Aan een bespreking van de beroepsgronden die zien op de inhoud van de toegepaste bestuursdwang kan binnen de omvang van dit geding niet worden toegekomen. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, voorzitter, en mr. J.W. Veenendaal en mr. J.R. van Es-de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.