RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
zitting houdend te Utrecht
zaaknummer: 846672 UV EXPL 12-492 JES/4072
Kort geding vonnis van 30 januari 2013
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen: [eiser],
eisende partij,
gemachtigden: mr. B.L.G.M. van Gemert en mr. R.K.A. Kop,
1. de naamloze vennootschap
Achmea Interne Diensten N.V.,
gevestigd te Zeist,
verder ook te noemen: Achmea,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen: [gedaagde sub 2],
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. G.W. Roeters van Lennep.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eiser] is per 3 januari 2007 in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangers van) Achmea. [eiser] was laatstelijk werkzaam in de functie van Hoofd Intake & Advies, tegen een bruto maandloon van € 5.363,89 exclusief 8% vakantiebijslag en overige emolumenten. [eiser] verrichtte deze werkzaamheden bij de stichting Stichting Achmea Rechtsbijstand (hierna te noemen: SAR), een zelfstandig bedrijfsonderdeel van het Achmeaconcern, waarvan [gedaagde sub 2] bestuurder is.
2.2. In de maand september 2010 heeft een assessment van [eiser] plaatsgevonden. In het verslag hiervan staat vermeld dat hij wordt gezien als een potential en bij "Advies loopbaan lange termijn (3-5 jaar)" staat omschreven:
“Als zijn sterke, veelal zakelijke, kwaliteiten aangevuld worden met de meer persoonlijke/relationele/coachende kant van leidinggeven, zal dat zijn managementstijl versterken en brengt dat deze in balans. Een functie op MT niveau behoort op dat moment tot de reële opties. (…)”
2.3. Sinds 1 januari 2013 werkt Achmea volgens een nieuw organisatie- en besturingsmodel. In het nieuwe besturingsmodel wordt zoveel mogelijk gewerkt met maximaal drie managementlagen. In april 2012 zijn de voorbereidingen getroffen om de managementstructuur van SAR in lijn te brengen met dit nieuwe besturingsmodel.
2.4. Op de reorganisatie is een sociaal plan van toepassing, overeengekomen tussen Achmea en een aantal vakbonden. Dit sociaal plan voorziet onder meer in een herplaatsingstraject voor medewerkers die boventallig zijn geworden. Het herplaatsingstraject wordt uitgevoerd door het Achmea Transfer Centrum (hierna: het ATC), dat de medewerker begeleidt naar nieuw werk. Gedurende de herplaatsingstermijn worden medewerkers vrijgesteld van werkzaamheden, zolang nog geen passende functie is aanvaard. Daarnaast is er een begeleidingscommissie ingesteld die erop toeziet dat het sociaal plan in individuele gevallen juist wordt toegepast en die het herplaatsingstraject beoordeelt.
2.5. Op de reorganisatie is het handboek “Personele gevolgen organisatie aanpassing” (hierna: het handboek) van toepassing. Dit handboek is een uitwerking van het sociaal plan. De centrale ondernemingsraad van Achmea en de vakbonden zijn hiermee akkoord gegaan. In paragraaf 2.1.4 van het handboek staat over functievolgerschap het volgende vermeld:
“Als een deel van de oude functie wordt gesplitst in twee of meer (nieuwe) functies, geldt het principe 'mens volgt (het merendeel van het) werk'. De medewerker volgt die functie waar het merendeel van zijn oude werkzaamheden naar toe worden verplaatst als deze functie als passend wordt beschouwd”.
2.6. In onderdeel 2.1.3 van het handboek staat over passendheid van een functie vermeld:
“Een medewerker volgt zijn werk als de functie wijzigt en de nieuwe functie als passend is aan te merken. 'Passend' betekent in dit verband (zonder geografische verplaatsing): een functie die (1) aansluit bij de kennis, opleiding, ervaring en vaardigheden van de medewerker, en (2) waarvan de salarisschaal één schaal lager (met wederzijdse instemming: maximaal twee schalen lager) is dan die van de oude functie van de medewerker, en (3) waarbij de aansluiting op de nieuwe functie zodanig is dat verwacht wordt dat de medewerker in de regel binnen één jaar aan de aan de functie gestelde eisen kan voldoen. Daarbij wordt ook de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur in de oude functie betrokken.
Kortom, de functie moet blijven aansluiten bij de kennis, opleiding, vaardigheden en ervaring van de medewerker. Passend is de functie ook als in redelijkheid mag worden verwacht dat de medewerker binnen een periode van één jaar aan de gewijzigde eisen kan voldoen.
(…)
Een gewijzigde functie met een hogere functieschaal leidt direct tot promotie naar de hogere functieschaal. De medewerker mag niet tijdelijk ingeschaald worden in een naast lagere (aanloop)salarisschaal”.
2.7. In onderdeel 2.2.4 van het handboek staat het volgende vermeld:
“Als een deel van de oude functie wordt gesplitst in twee of meer (nieuwe) functies, volgt de medewerker naar die functie waar het merendeel van zijn oude werkzaamheden naartoe worden verplaatst als deze functie als passend wordt beschouwd. De medewerker wordt boventallig als de functie waar het merendeel van zijn oude werkzaamheden naar toe zijn verplaatst als niet-passend wordt beschouwd”.
2.8. Op 22 juni 2012 heeft Achmea een adviesaanvraag tot de herinrichting van het management van SAR ingediend bij de Ondernemingsraad van de divisie Centrale Dienstverlening (CDV), van welke divisie SAR onderdeel is.
2.9. [gedaagde sub 2] heeft [eiser] op 26 juni 2012 meegedeeld dat zijn functie per 1 oktober 2012 komt te vervallen. Mw. [A] - voorheen werkzaam in de functie van Manager Front Office - is door Achmea aangemerkt als functievolger voor de functie van Manager Intake & Advies en Klantenservice, zodat [eiser] boventallig is verklaard. Achmea heeft [eiser] niet als functievolger aangemerkt.
2.10. Op 20 september 2012 heeft de Ondernemingsraad van CDV de adviesaanvraag behandeld en een positief advies afgegeven.
2.11. In een persoonlijk gesprek op 28 september 2012 is [eiser] op de hoogte gesteld van het feit dat zijn functie komt te vervallen, hij niet als functievolger wordt aangemerkt en hij boventallig is. Bij brief van diezelfde dag is aan [eiser] gemeld dat hij wordt aangemeld als herplaatsingskandidaat bij het ATC en dat hij wordt vrijgesteld van werkzaamheden.
2.12. Op 10 oktober 2012 heeft [eiser] bezwaar ingediend bij de Begeleidingscommissie en haar verzocht primair te toetsen of hij correct boventallig is verklaard en niet als functievolger is aangemerkt. Subsidiair verzoekt hij de Begeleidingscommissie te toetsen of SAR het sociaal plan juist heeft nageleefd en/of voor het overige de regels in acht heeft genomen.
2.13. Bij bericht van 10 december 2012 heeft de Begeleidingscommissie gereageerd op de verzoeken van [eiser]. Ten aanzien van het primaire verzoek heeft de Begeleidingscommissie gesteld dat het niet haar taak is inhoudelijk te adviseren over het besluit dat een medewerker wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat. Een dergelijke klacht toetst de Begeleidingscommissie slechts marginaal, hetgeen betekent dat de Begeleidingscommissie nagaat of de procedure en het proces zorgvuldig en overeenkomstig de hiervoor geldende regels zijn doorlopen. De Begeleidingscommissie concludeert in dit verband dat de klacht van [eiser] ongegrond is, aangezien haar niet gebleken is dat er sprake is geweest van een zodanig onzorgvuldig proces en afweging dat de werkgever in redelijkheid niet kon besluiten om [eiser] niet als functievolger te benoemen en als herplaatsingskandidaat aan te wijzen.
2.14. Per 1 november 2012 is de reorganisatie doorgevoerd.
3.1. [eiser] vordert, bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Achmea te veroordelen om de schorsing c.q. de vrijstelling van de verplichting om werkzaamheden te verrichten met onmiddellijke ingang op te heffen en te bevelen om [eiser] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis toe te laten tot zijn werkzaamheden in de functie van Manager Intake & Advies en Klantenservice, zulks op straffe van verbeurte van een niet voor matiging vatbare dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Achmea in gebreke blijft hieraan te voldoen;
2. Achmea en/of [gedaagde sub 2] te bevelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] schriftelijk de rehabilitatie van [eiser] te bevestigen, als in de kortgedingdagvaarding omschreven en gevraagd, en uitdrukkelijk schriftelijk aan collega's en relaties te bevestigen dat Achmea [eiser] ten onrechte heeft geschorst c.q. op non-actief heeft gesteld, waarbij de schriftelijke bevestiging voorafgaand in concept aan (de gemachtigde van) [eiser] ter beoordeling wordt gezonden en eerst na schriftelijke instemming van [eiser] ter kennisneming van zijn collega's en relaties wordt gebracht, zulks op straffe van verbeurte van een niet voor matiging vatbare dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Achmea in gebreke blijft hieraan te voldoen;
3. althans zodanige voorzieningen te treffen met gelijksoortige werking en strekking als hierboven verzocht, die de kantonrechter geraden acht;
4. Achmea te veroordelen in de kosten van deze procedure en de nakosten.
De in de dagvaarding genoemde tekst waarmee [gedaagde sub 2] zijn uitspraken in relatie tot [eiser] dient te rectificeren luidt:
Zoals jullie inmiddels allemaal weten hebben wij in het kader van het herinrichten van de managementlagen bij SAR een aantal maatregelen aangekondigd. Een van die maatregelen is dat wij het voornemen hebben uitgesproken om afscheid te nemen van [eiser], welk voornemen wij ook in de praktijk hebben gebracht. In dat kader hebben wij [eiser] vrijgesteld van werkzaamheden. [eiser] verzet(te) zich tegen dit voornemen. Hij wil bij Achmea/SAR blijven werken. De rechter heeft in een door [eiser] aangespannen kort gedingprocedure geoordeeld dat de door ons opgelegde vrijstelling ongedaan dient te worden gemaakt. Daarnaast heeft de rechter geoordeeld dat Achmea/SAR [eiser] in de functie van Manager Intake & Advies en Klantenservice zal moeten plaatsen, mede en met name omdat [eiser] functievolger is, en/of de functie passend is. [eiser] kan, in navolging van het kort gedingvonnis, zijn werkzaamheden weer bij ons oppakken. Wij willen jullie vragen met dit feit rekening te houden en hier professioneel mee om te gaan. Aan [eiser] willen wij vragen om zo te blijven functioneren als hij voor de schorsing deed. Wij hebben namelijk niets tegen de persoon en het persoonlijk (recente) optreden van [eiser]. [eiser] is niet voor niets een van onze uithangborden op onze website. Dat is hij en dat zal hij de komende tijd ook blijven. Wij feliciteren [eiser] van harte met zijn nieuwe functie van Manager Intake & Advies en Klantenservice. Wij zijn er van overtuigd dat wij samen van 2013 een top jaar kunnen maken.
3.2. Ter onderbouwing van de vordering stelt [eiser] dat hij functievolger is en dat de functie van Manager Intake & Advies en Klantenservice passend is.
3.3. Achmea heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4. Op de (verdere) inhoud van de stellingen van partijen zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.
4.1. [eiser] stelt een spoedeisend belang te hebben bij wedertewerkstelling en rectificatie, omdat hij door Achmea reeds onder de werking van het sociaal plan is geplaatst, hetgeen betekent dat hij, bij het einde van de looptijd van het sociaal plan, afscheid zal moeten nemen van Achmea.
4.2. Achmea betwist het spoedeisend belang en stelt hierover dat [eiser] reeds in juni 2012 door Achmea is geïnformeerd dat zijn functie is komen te vervallen. Op 28 september 2012 is [eiser] vrijgesteld van werkzaamheden. Per 1 november 2012 is zijn functie daadwerkelijk opgeheven en is [A] gestart in de nieuwe functie van Manager Intake & Advies en Klantenservice. [eiser] had zich derhalve vóór 1 november 2012 kunnen wenden tot de kantonrechter. Achmea ziet niet in dat in dit vergevorderde stadium van de reorganisatie de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Op dit moment zijn de wijzigingen op grond van de reorganisatie reeds 2,5 maand doorgevoerd. Het terugdraaien van deze wijzigingen zal voor onrust in de organisatie zorgen.
4.3. De kantonrechter is van oordeel dat deze praktische problemen die Achmea opwerpt, niet meebrengen dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij een toewijzing van zijn vordering. [eiser] zal derhalve ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De door Achmea opgeworpen praktische problemen zullen wel worden betrokken bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van de vordering van [eiser].
4.4. Voor de verdere beoordeling wordt vooropgesteld dat voor toewijzing van een voorziening, zoals door [eiser] wordt gevorderd, het aannemelijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
Beoordeeld dient dus te worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [eiser] tewerkgesteld dient te worden in de functie Manager Intake & Advies en Klantenservice.
4.5. De toets die hierbij plaats dient te vinden is of Achmea, gelet op de eisen van goed werkgeverschap, tot de beslissing kon komen om [eiser] boventallig te verklaren. Daarbij zal de kantonrechter onder meer nagaan of Achmea zich gehouden heeft aan de door haar zelf geformuleerde regels die voortvloeien uit de - door Achmea bij de ondernemingsraad ingediende en door de ondernemingsraad positief ontvangen - adviesaanvraag. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat [eiser] geen bezwaren heeft geuit tegen de uitgangspunten die in de door Achmea opgestelde adviesaanvraag zijn opgenomen en hij evenmin heeft gesteld dat de criteria die daarin zijn bepaald onredelijk zijn. [eiser] maakt enkel bezwaar tegen de toepassing van deze regels.
4.6. Voorts neemt de kantonrechter in aanmerking dat aan een werkgever die haar bedrijfsvoering anders wil inrichten de nodige beleidsvrijheid toekomt. Zij dient daarbij echter de eisen van goed werkgeverschap in acht te nemen. Daaronder wordt begrepen dat zij zorgvuldig omgaat met de belangen van de betrokken werknemers. Van willekeur zal in ieder geval geen sprake mogen zijn.
4.7. Tussen partijen staat vast dat het merendeel van de werkzaamheden die onder de oude functie van [eiser] (Hoofd Intake & Advies) vielen, is overgegaan naar de nieuw gecreëerde functie Manager Intake & Advies en Klantenservice. Gelet daarop is verdedigbaar dat [eiser] als functievolger is aan te merken. Volgens Achmea is echter ook sprake van een aantal bijkomende functievereisten en taken die maken dat de functie niet als passend voor [eiser] is aan te merken, althans dat zij meer passend is voor [A].
Passendheid van de functie Manager Intake & Advies en Klantenservice
4.8. Het functieprofiel van de nieuwe functie Manager Intake & Advies en Klantenservice vermeldt bij functie-eisen: ”voltooide opleiding op WO-niveau: (bedrijfs) economie, bedrijfskunde of recht”. [eiser] beschikt over een havodiploma, en heeft gesteld dat hij in staat is om op korte termijn bij IBO business school een MBA-opleiding af te ronden. Een dergelijke opleiding kan naar het oordeel van de kantonrechter echter niet als een afgeronde WO-opleiding worden aangemerkt. Uit de door [eiser] overgelegde stukken kan niet worden afgeleid dat de door hem genoemde opleiding aan een universiteit wordt gegeven. Ook in het door hem overgelegde programma van deze opleiding zijn geen (voor de kantonrechter kenbare) wetenschappelijke elementen te vinden. Ook overigens heeft [eiser] niet onderbouwd dat deze opleiding op grond van de Wet op het hoger onderwijs als wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in art. 1.1 van die wet dient te worden aangemerkt. Deze onderbouwing had wel van hem mogen worden verwacht nu de door hem genoemde opleiding slechts (ruim) een jaar duurt.
Bovendien zou [eiser] (achteraf bezien) ook na het succesvol afronden van deze opleiding nog steeds niet aan het profiel voldoen. Uit het programma blijkt immers dat de opleiding start op 18 april 2013 en veertien maanden duurt. [eiser] zou dus op zijn vroegst in juni 2014 kunnen beschikken over een MBA-diploma. Hiermee kan [eiser] dus - in tegenstelling tot hetgeen in onderdeel 2.1.3 van het handboek vereist wordt - niet binnen één jaar, in dit geval dus uiterlijk op 1 november 2013, aan de eisen van de nieuwe functie voldoen.
4.9. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat de HEAO-opleiding, waar [A] over beschikt, evenmin als een voltooide WO-opleiding kan worden aangemerkt, maar deze opleiding is vergelijkbaar met een hbo-opleiding en staat in ieder geval dichter bij een WO-opleiding dan een havodiploma met de ambitie MBA te behalen. Bovendien heeft [A] de extra taken, die in de functie Manager Intake & Advies en Klantenservice toegevoegd zijn ten opzichte van de functie Hoofd Intake & Advies, al enkele jaren kennelijk naar tevredenheid vervuld.
4.10. Dit brengt de kantonrechter op het volgende punt, namelijk de omstandigheid dat Achmea heeft gesteld dat de Manager Intake & Advies en Klantenservice de verantwoordelijkheid heeft een bijdrage te leveren aan de gehele keten binnen SAR en dat de Manager Intake & Advies en Klantenservice mede verantwoordelijk is voor de strategiebepaling voor heel SAR en de functie binnen het Management Team van Achmea valt. Daarmee is sprake van een aanzienlijke uitbreiding van het takenpakket en met name van verantwoordelijkheden ten opzichte van de oude functie van [eiser].
4.11. [eiser] heeft betwist dat dit een verzwaring is van zijn oude functie. [eiser] stelt hierover dat hij in zijn functie van Hoofd Intake & Advies altijd heeft deelgenomen aan het ketenoverleg en daarmee reeds verantwoordelijk was als ketenpartner binnen Achmea. Zo heeft hij voor diverse SAR-brede projecten met portefeuilles van miljoenen de verantwoordelijkheid gedragen. Bovendien nam hij reeds deel aan overleggen, waarbij het bedenken van ideeën en de uitvoering daarvan bij de Hoofden lag en de uitkomsten ervan naar de laag erboven ging. Verder worden twee andere Hoofden wel als functievolger naar de Managerslaag beschouwd; voor hen is het kennelijk ook geen functieverzwaring.
4.12. Achmea heeft weersproken dat [eiser] in zijn functie van Hoofd Intake & Advies ook al tactische of strategische input gaf die door het Management Team (voor [eiser] destijds de hogere managementlaag) rechtstreeks werd overgenomen. Achmea stelt dat er op het niveau van de Hoofden eerder sprake is van ”in kolommen” denken, en niet ketenbreed binnen de SAR.
Partijen spreken elkaar derhalve tegen op dit punt. De werkelijke gang van zaken is in deze procedure niet vast te stellen. [eiser] heeft onvoldoende feitelijke onderbouwing gegeven om zijn standpunt aannemelijk te maken. Nu in dit kort geding niet vooruit kan worden gelopen op de eventuele bewijslevering in een mogelijke bodemprocedure, slaagt deze stelling van [eiser] niet. Derhalve heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat de functie van Manager Intake & Advies en Klantenservice voor hem geen aanzienlijke uitbreiding van verantwoordelijkheden meebrengt.
4.13. Voor zover [eiser] met zijn stelling, dat hij op grond van de uitkomsten van het in september 2010 afgenomen assessment (zie hiervoor in onderdeel 2.2) op korte termijn kan doorgroeien naar een senior managementfunctie, heeft willen betogen dat het Achmea niet vrijstaat hem voor deze functie te passeren, merkt de kantonrechter op dat dit advies geen toezegging is geweest, maar een mogelijk toekomstperspectief. Dit heeft derhalve geen invloed op de onderhavige beoordeling.
4.14. Op grond van het voorgaande heeft Achmea naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat de functie van Manager Intake & Advies en Klantenservice niet als passend voor [eiser] kan worden beschouwd.
4.15. Bij het hiervoor overwogene komt nog dat Achmea voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er grote praktische problemen zullen ontstaan bij toewijzing van het gevorderde, aangezien [A] de functie inmiddels al 2,5 maand vervult. Het is voldoende aannemelijk dat toewijzing van het gevorderde tot onrust in de organisatie zal leiden en bovendien [A] persoonlijk zal treffen: zij zal die functie in dat geval immers niet langer kunnen uitoefenen. Het had op de weg van [eiser] gelegen aanstonds een voorlopige voorziening te vorderen op het moment dat bekend was dat hij de functie van Manager Intake & Advies en Klantenservice niet zou krijgen. Hij wist dit reeds in juni 2012, en in ieder geval op 28 september 2012, en had daar dus al rekening mee kunnen houden. Bovendien had [eiser] kunnen weten dat de Begeleidingscommissie de besluiten met betrekking tot het niet zijn van functievolger niet volledig zou toetsen. De Begeleidingscommissie ziet immers op de toepassing van het sociaal plan, welk plan regels geeft met betrekking tot de rechten van boventallige medewerkers; de beslissing tot boventalligheid is dan echter al genomen. De criteria voor boventalligheid zijn niet in het sociaal plan geregeld.
4.16. Door de statutair directeur ook in privé in rechte te betrekken is voorts aannemelijk dat de samenwerking bij toewijzing van de vordering een moeizame zal zijn. Immers, [eiser] en [gedaagde sub 2] zouden beiden deel uitmaken van het Management Team dat de SAR aanstuurt. [eiser] heeft - naar het oordeel van de kantonrechter zonder redelijke noodzaak - [gedaagde sub 2] in privé in rechte betrokken met de vordering [eiser] te “rehabiliteren”, alsof [gedaagde sub 2] de goede naam van [eiser] bezoedeld zou hebben. Ook de laatste vier zinnen van de door [eiser] opgestelde verklaring, die [gedaagde sub 2] binnen de organisatie volgens [eiser] zou moeten verspreiden, zouden een goede samenwerking bepaald niet bevorderen.
4.17. Gelet op al het voorgaande komt de kantonrechter voorshands tot het oordeel dat Achmea in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om [A] de functie van Manager Intake & Advies en Klantenservice te geven en niet [eiser]. Voor rechterlijk ingrijpen is in ieder geval geen plaats. Redenen waarom de kantonrechter de vordering van [eiser] tot wedertewerkstelling zal afwijzen.
4.18. Al hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd kan buiten beschouwing blijven.
4.19. Nu de vordering tot wedertewerkstelling wordt afgewezen zullen de vordering tot rehabilitatie en de nevenvorderingen eveneens worden afgewezen.
4.20. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van Achmea, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Achmea, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op
€ 400,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2013.