ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ0616

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/656379-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en bezit van een vuurwapen met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 12 oktober 2012 een diefstal heeft gepleegd van een computerspelletje en in het bezit was van een vuurwapen en bijbehorende munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak volgde na een terechtzitting op 17 januari 2013, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.D.A. van Boom.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft beide ten laste gelegde feiten bekend, wat de rechtbank heeft doen besluiten om de bewijsmiddelen op te sommen zonder verdere bewijsvoering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten.

Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte, zoals vastgesteld in rapporten van de reclassering en de forensische psychiater. De rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf noodzakelijk was, maar dat een deel daarvan voorwaardelijk kon worden opgelegd om de verdachte de kans te geven op begeleiding en hulp van de reclassering. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte inzicht heeft getoond in de risico's van zijn gedrag en dat hij bereid is om hulp te aanvaarden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656379-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 31 januari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
feit 1 verdachte op 12 oktober 2012 een computerspelletje heeft gestolen bij de [naam] te Utrecht en
feit 2 verdachte op 12 oktober 2012 een vuurwapen en bijbehorende munitie in bezit heeft gehad.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier
bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Aangezien verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de feiten bewezen gelet op:
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever], namens [naam], opgenomen op pagina 29-32 van het proces-verbaal met dossiernummer PL091A 2012229007;
- Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 47 van het proces-verbaal met dossiernummer PL091A 2012229007;
- Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina’s 49 en 50 van het proces-verbaal met dossiernummer PL091A 2012229007;
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 januari 2013.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 12 oktober 2012 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een LA noire X-boxspel, toebehorende aan [naam];
2.
op 12 oktober 2012 te Utrecht een wapen van categorie III, te weten een pistool (kaliber 6,35 mm), en munitie van categorie III, te weten 6 scherpe patronen, kaliber 25 auto (6,35 mm) merk Win(chester) en 14 scherpe patronen, kaliber 25 auto (6,35 mm) (merk Win(chester) 7x en merk S&B 7x) voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: diefstal.
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, inclusief verplicht reclasseringscontact, ook wanneer dit in zal houden het voldoen aan een meldplicht, meewerken aan alcohol- en drugscontroles en een behandelverplichting bij Altrecht of een soortgelijke ambulante (forensische) psychiatrische zorginstelling.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat een straf dient te worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de op het moment van de terechtzitting in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Ook heeft de verdediging gewezen op het psychiatrische behandelverleden van verdachte, de noodzaak van ambulante behandeling en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Ook verzoekt de verdediging de rechtbank een voorwaardelijk strafgedeelte op te leggen om die ambulante behandeling mogelijk te maken.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen, dat door de politie bij de fouillering van verdachte in de [naam] werd aangetroffen, levert een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen op.
Winkeldiefstallen zijn ergerlijk en overlastgevend.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte neemt de rechtbank het volgende in overweging. Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest. Uit rapporten van de reclassering en de forensische psychiater, van 20 december 2012, respectievelijk, 24 december 2012 komt naar voren dat verdachte, kort gezegd, forse psychische problemen heeft en dat begeleiding door de reclassering en ambulante psychiatrische zorg nodig zijn om de kans op recidive kleiner te maken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten twee maanden voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk. Hiermee is ook de samenleving gebaat, nu verdachte hulp en begeleiding krijgt om zijn leefomgeving stabieler te maken. Met deze voorwaardelijke straf wordt ook beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting in voor verdachte voordelige mate af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven in te zien dat de aanschaf en het bij zich dragen van het wapen bijzonder risicovol was en dat er andere, betere manieren zijn om met zijn gevoelens van onveiligheid om te gaan. De rechtbank heeft in raadkamer reeds besloten het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen, zodat op het verzoek van de raadsman strekkende tot opheffing van de voorlopige hechtenis niet meer bij vonnis hoeft te worden beslist.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet Wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: diefstal.
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (VIJF) maanden, waarvan 2 (TWEE) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (TWEE) jaar.
Bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
* veroordeelde moet zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stellen. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt, ook wanneer dit in zal houden het zich laten behandelen bij Altrecht of soortgelijke ambulante (forensische) psychiatrische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering of het (verplicht) deelnemen aan alcohol- of drugscontroles indien er aanwijzingen zijn voor overmatig middelengebruik.
Draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter,
mrs. E.A. Messer en L.M.G. de Weerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.H. Balk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2013.