ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ0330

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/656363-12 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en veroordeling voor diefstal met geweld

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2013, stond de verdachte terecht voor de poging tot doodslag en zware mishandeling, alsook voor diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 8 oktober 2012 in Abcoude, waar de verdachte in een winkel meerdere flessen port had gestolen. Tijdens zijn vlucht gebruikte hij geweld tegen een medewerker van de winkel en een oudere vrouw. De rechtbank achtte de diefstal met geweld bewezen, op basis van getuigenverklaringen en het gedrag van de verdachte tijdens de vlucht. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank volgde dit standpunt en sprak de verdachte vrij van dit feit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank benadrukte dat winkeldiefstal met geweld ernstige gevolgen heeft voor de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/656363-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 januari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte] alias [alias]
geboren op [1983] te, naar eigen zeggen, [geboorteplaats] (Sovjet –Unie),
gedetineerd in PI Nieuwegein, HvB Nieuwegein te Nieuwegein
raadsman mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 januari 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 8 oktober 2012 te Abcoude zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld;
2. op 8 oktober 2012 te Abcoude zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, dan wel een poging tot zware mishandeling.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Voor het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd omdat naar zijn mening ten aanzien van het primair ten laste gelegde het opzet op de doodslag niet bewezen kan worden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de officier niet de overtuiging dat het opzet op de zware mishandeling was gericht.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. Daarbij heeft de officier van justitie met betrekking tot het aan verdachte ten laste geweld betoogd dat er voldoende bewijs is voor het slaan van [slachtoffer 1], het duwen van een oudere vrouw en het vastpakken en duwen van [slachtoffer 2].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat geen sprake is van (voorwaardelijke) opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel.
Wat betreft het onder 1 ten laste gelegde feit refereert de verdediging zich met betrekking tot de diefstal aan het oordeel van de rechtbank. Naar de mening van de verdediging kan de diefstal met geweld niet bewezen worden. In dat verband heeft de verdediging betoogd dat het dossier onvoldoende ondersteuning biedt voor het ten laste gelegde geweld tegen [slachtoffer 1], een oudere vrouw en [slachtoffer 2].
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 2
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit onder 2, primair en subsidiair, heeft begaan.
Zij zal hem dan ook van dat feit vrijspreken.
Feit 1
Op 8 oktober 2012 is door [slachtoffer 1] namens [naam] aangifte gedaan van diefstal met geweld in een vestiging van een filiaal van [naam] aan het [adres] te [woonplaats]. Daarbij heeft aangever verklaard dat het filiaal sinds enige weken last heeft van een winkeldief die grote aantallen flessen port uit de winkel wegneemt en dat hij om die reden scherp was op mensen die flessen port uit het schap halen. Op 8 oktober 2012, omstreeks 18:50 uur, zag aangever in het gangpad waar de flessen port staan een man die een fles port pakte en daarop direct naar een ander gangpad liep. Daarop heeft aangever zijn scanner gepakt en het vak van de flessen port gecontroleerd. Aangever zag dat er die dag 10 flessen Warres Port Warrior met 03.75 liter (de rechtbank begrijpt flessen à 0,375 liter) uit het vak misten. Aangever zag even later dat genoemde man langs de kassa naar buiten wilde lopen, waarop aangever naar de man is toegelopen en tegen hem “stop” riep. Aangever zag dat de man aanzette om door de deur weg te rennen, vervolgens uitgleed en op de grond viel en hoorde direct het geluid van brekend glas en zag rode vloeistof op de grond lopen door de stof van de broek heen. Aangever zag dat de man weer opstond en hem met zijn rechtervuist met kracht tegen zijn linker jukbeen sloeg. Aangever voelde pijn.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 8 oktober 2012 zijn ploegchef [slachtoffer 1] hoorde roepen: “stop” en dat hij zag dat een grote man probeerde weg te rennen en dat deze man op de grond viel. [getuige 1] zag dat de man weer opstond. Hij zag de man naar buiten rennen, waarbij de man een oude vrouw een harde duw gaf.
[getuige 1] zag een klant van de winkel, een Marokkaanse jongen, achter de man aanrennen, zag dat de man op enig moment de Marokkaanse jongen een harde duw gaf waardoor deze jongen hard tegen de muur van de aldaar gevestigde Pizzeria kwam. Hij zag dat de man weer begon te rennen, dat de jongen hem weer inhaalde en dat de man de jongen daarop heeft vastgepakt.
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] verklaard dat direct nadat hij de man uit de winkel zag wegrennen bij [slachtoffer 1] een rode plek op zijn gezicht zag.
Getuige [slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij, terwijl hij in de winkel was, zag dat één van de medewerkers van de winkel ruzie had met een man.
[slachtoffer 2] zag de man langs de kassa lopen en de winkel uitgaan. Hij zag dat de man bij de uitgang een oudere vrouw wegduwde. Toen besloot [slachtoffer 2] om achter de man aan te gaan. Op enig moment tijdens de achtervolging heeft de man [slachtoffer 2] tegen een deur geduwd, nadat de man hem had vastgepakt.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 8 oktober 2012 in de deuropening van de [naam] aan het [adres] stond ter hoogte van de ingang/uitgang, dat zij op een gegeven moment een haar onbekende man naar buiten zag rennen, dat zij het personeel van de [naam] hoorde roepen: “Hou hem tegen”, dat zij een stap naar voren deed in een poging de man tegen te houden en dat zij van de man een duw kreeg waardoor zij een paar stappen achteruit moest doen.
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij op 8 oktober 2012 omstreeks 19:05 uur ter plaatse was, dat personeel van de [naam] in de richting van een man wezen en dat hij hoorde roepen: “Hij is het”. Hij zag dat er aan de onderkant van beide broekspijpen van de man een verdikking zat en dat een collega een hand in de broekzak van de man deed. Hij hoorde de collega zeggen dat de zak heel diep was. De man, zijnde verdachte, gaf op te zijn [verdachte]. Tijdens de insluitingsfouillering vroeg verbalisant aan verdachte zijn broek uit te trekken en de spullen die in zijn broek zaten eruit te halen. Verbalisant zag dat de verdachte een aantal donkergroene glasscherven, drie Unox-rookworsten en een paar vijgen uit zijn broek haalde. Verbalisant stopte zijn hand in de broekzak van verdachte, voelde dat de broekzak tot het eind van de broekspijp kwam, zag dat deze geprepareerd was en zag dat dit bij beide broekspijpen het geval was. Nadat verdachte vervolgens op zijn verzoek naar de wc was gegaan, vroeg verbalisant de verdachte om zijn broek uit te trekken. Verbalisant zag dat de geprepareerde zakken uit de broekspijpen van de verdachte waren gescheurd. Vervolgens zijn verbalisant en zijn collega naar de toiletruimte gelopen. Verbalisant zag dat zijn collega het deksel van de stortbak optilde en daarin stukken spijkerstof aantrof. Verbalisant herkende deze stukken spijkerstof van de ingenaaide broekzakken van de broek van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [alias] heet en geboren is op [1983]. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij op 8 oktober 2012 in Abcoude in een filiaal van [naam] was, dat hij in de winkel een fout heeft begaan, dat hij daar een paar flessen en voedsel in zijn broekzak heeft gestopt, dat één fles kapot is gegaan en dat hij een paar flessen heeft weggegooid.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is volgens de rechtbank wel sprake geweest van geweld als bedoeld in artikel 81 van het Wetboek van Strafrecht.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 08 oktober 2012 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 10 flessen Port, toebehorende aan [naam] ([adres]), welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] (medewerker van de [naam]) en een oudere vrouw (bezoeker van de
[naam]) en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- met kracht tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft
geslagen en
- voornoemde oude vrouw met kracht een duw heeft gegeven;
- (tijdens de achtervolging) met kracht die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en
die [slachtoffer 2] tegen een deur of een muur heeft aangegooid/geduwd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de gevorderde straf veel te zwaar is, gelet op het standpunt dat de verdediging heeft ingenomen ten aanzien van de beoordeling van het bewijs. Voorts is verdachte op basis van het uittreksel uit het Nederlands documentatieregister aan te merken als een first offender.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal gevolgd door geweld. Toen hij werd betrapt heeft hij geweld gebruikt tegen personen in de hoop zich uit de voeten te kunnen maken en het bezit van het gestolene veilig te stellen.
Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten bijdragen aan gevoelens van onveiligheid.
Verdachte heeft geen inzicht willen of kunnen geven in zijn motief om te stelen en weinig inzicht gegeven in zijn persoonlijke omstandigheden.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en aan de persoon van de verdachte, zoals deze zich ter terechtzitting gepresenteerd heeft.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter, mr. E.A. Messer en mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 januari 2013.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.