RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
afdeling Civiel recht
kantonrechter
zitting houdend te Amersfoort
zaaknummer: 828377 AC EXPL 12-5243 MEH 4215
Vonnis van 16 januari 2013
[eiseres],
wonend te [woonplaats], Australië,
verder te noemen: [eiseres],
eiseres,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor De Man & Partners BV,
[gedaagde],
wonend te [woonplaats],
verder te noemen: [gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 oktober 2012;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 december 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. Op 30 januari 2009 is tussen [eiseres] (die toen nog in [woonplaats] woonde) en [gedaagde] een overeenkomst tot stand gekomen, genaamd “Koopovereenkomst Singlefooters Nederland”. Op grond van deze overeenkomst heeft [eiseres] de activa van haar onderneming aan [gedaagde] verkocht. De onderneming verricht volgens de koopovereenkomst de volgende activiteiten: “de exploitatie van een paardenpension, een commissionair in paarden, alsmede een handelsstal in paarden, de verkoop van paarden- en ruitersportartikelen, alsmede verzorgings- en voedingsproducten voor dieren, het geven en verzorgen van paardrijlessen, ponykampen en cursussen op het gebied van paardenhouderij, alles in de meest ruime zin van het woord”.
Artikel 1 van de koopovereenkomst omschrijft de activa als volgt:
“a. de paarden, zoals omschreven in bijlage 1 bij deze overeenkomst;
b. de toebehoren bij de paarden, zoals omschreven in bijlage 2 bij deze overeenkomst;
c. de test zadels, partijen genoegzaam bekend;
d. de voorraden, zoals na telling op 15 maart 2009 aanwezig zullen blijken te zijn;
e. de overige aanwezige roerende zaken, zoals omschreven in bijlage 3 bij deze overeenkomst;
f. goodwill (waaronder de klantenkring en enkele domeinnamen; toevoeging kantonrechter);
g. de handelsnaam “Singlefooters Nederland”;
h. de internetfaciliteiten in de meest ruime zin van het woord.”
In artikel 5 lid 1 van de koopovereenkomst is bepaald:
“Koper neemt per de overdrachtsdatum de huurovereenkomst voor het weiland (…) over. Tussen huurder ([eiseres]; toevoeging kantonrechter) en verhuurder is geen schriftelijke overeenkomst gesloten.”
De overdrachtsdatum is bepaald op 16 maart 2009. De koopsom is bepaald op € 35.887,50, waarbij de prijs van de voorraden nog bepaald moest worden.
Artikel 8 lid 3 van de koopovereenkomst bepaalt:
“De activa bevinden zich in goede staat, werken naar tevredenheid en zijn deugdelijk en bruikbaar voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. (…)”
2.2. Op 6 maart 2009 is ter financiering van de koopprijs tussen [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst van geldlening tot stand gekomen ten bedrage van € 39.617,32, waarbij een rente van 6% per jaar is afgesproken. Artikel 3 van de geldleningovereenkomst bepaalt:
“De hoofdsom moet worden terugbetaald in 60 maandelijkse termijnen van € 660,29 (…).
De aflossingen moeten worden betaald op de eerste dag van iedere maand, voor het eerst op 1 april 2009, over het alsdan verstreken tijdvak te rekenen vanaf 16 maart 2009.”
In artikel 4 is onder meer bepaald dat de lening uiterlijk 16 maart 2014 moet zijn terugbetaald.
Artikel 8 bepaalt voor zover van belang:
“De volledige restant som van het door schuldenaar verschuldigde is onmiddellijk en zonder opzegging, ingebrekestelling of andere formaliteit opeisbaar in de volgende gevallen:
a. wanneer schuldenaar nalatig is in de nakoming van deze overeenkomst (…).”
2.3. Na enige tijd is [gedaagde] gestopt met het aflossen van de lening.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 25.000,-, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf de dagvaarding, en de kosten.
3.2. Zij legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde], in strijd met het bepaalde in artikel 3 van de geldleningovereenkomst, in gebreke is gebleven met het voldoen van de maandelijkse aflossingen. In totaal heeft zij volgens [eiseres] een bedrag van € 10.359,- betaald, zodat de resterende hoofdsom € 29.258,32 bedraagt. Dit bedrag is op grond van artikel 8 van de geldleningovereenkomst ineens opeisbaar. [eiseres] heeft haar vordering evenwel beperkt tot € 25.000,-.
3.3. Kort samengevat komt het verweer van [gedaagde] op het volgende neer. Zij erkent de resterende schuld, maar betrekt het standpunt dat zij een “uitgeputte” onderneming heeft overgenomen en dat het bedrag dat zij heeft betaald de reële waarde van de activa vertegenwoordigt.
Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] misbruik gemaakt van haar afhankelijke positie. Verder stelt [gedaagde] dat [eiseres] bewust essentiële informatie heeft achtergehouden, in het bijzonder informatie over de gezondheid van de paarden. Zo bleek volgens haar medio april 2009 dat een Paso Fino merrie last heeft van overhoef (het optreden van beennieuwvorming in de onmiddellijke omgeving van het kroon- of hoefgewricht die uiteindelijk kan leiden tot kreupelheid) en dat er een andere merrie is met zomereczeem (een overgevoeligheid voor het speeksel van de culicoïdesmug). De dekhengst is volgens [gedaagde] te onbetrouwbaar om mee te fokken.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat de klanten wegliepen, omdat de instructrice die eerst bij [eiseres] in dienst was, niet goed les gaf. Ook heeft deze instructrice de klantenkring overgenomen, aldus [gedaagde].
Verder heeft [gedaagde] toegelicht dat zij voorafgaand aan de overname van de activa stage bij [eiseres] heeft gelopen om zich het runnen van de onderneming eigen te maken. Tijdens deze stage heeft zij echter niets wezenlijks geleerd, aldus nog steeds [gedaagde]. Zo kon zij niet met de website werken.
3.4. Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] aldus dat zij zich op het standpunt stelt dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de uit hoofde van de koopovereenkomst op haar rustende verbintenissen, zodat deze overeenkomst gedeeltelijk moet worden ontbonden, althans gedeeltelijk moet worden vernietigd wegens misbruik van omstandigheden. Vanwege de samenhang tussen de koopovereenkomst en de geldleningovereenkomst moet deze laatste volgens [gedaagde] dienovereenkomstig gewijzigd worden. Hiermee doet zij een beroep op de in de jurisprudentie ontwikkelde regel dat verschillende overeenkomsten zozeer met elkaar verbonden kunnen zijn dat de lotgevallen van de ene overeenkomst (ontbinding, vernietiging) doorwerken in de andere.
Misbruik van omstandigheden
4.2. Met haar stelling dat [eiseres] misbruik heeft gemaakt van haar afhankelijke positie, doet [gedaagde] een beroep op het bepaalde in artikel 3:44 leden 1 en 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Omdat zij heeft nagelaten toe te lichten van welke afhankelijkheid sprake was en te onderbouwen dat [eiseres] wist of had moeten begrijpen dat zij door deze afhankelijkheid is bewogen tot het aangaan van de koopovereenkomst, passeert de kantonrechter het kennelijke beroep op gedeeltelijke vernietiging van de koopovereenkomst. Dit betekent dat van wijziging van de geldleningovereenkomst in zoverre geen sprake kan zijn.
4.3. Met betrekking tot de gestelde wanprestatie overweegt de kantonrechter als volgt. Ingevolge artikel 8 van de koopovereenkomst (in de overeenkomst “garanties” genoemd) staat [eiseres] ervoor in dat de paarden deugdelijk en bruikbaar zijn voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. Ook op grond van artikel 7:17 BW rust deze verplichting op [eiseres]. Dit artikel bepaalt namelijk dat een afgeleverde zaak – zoals een paard – aan de overeenkomst moet beantwoorden. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen zal bezitten die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Verder is in artikel 7:18 lid 2 BW bepaald dat wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, als de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na levering openbaart, tenzij de aard van de zaak zich daartegen verzet. Een uitzondering op dit wettelijk vermoeden kan worden gemaakt als de aard van de zaak of de aard van het gebrek zich daartegen verzet.
4.4. [gedaagde] heeft niet nader toegelicht welke eigenschappen zij op grond van de koopovereenkomst van de door haar gekochte paarden mocht verwachten. Gelet op de omschrijving van de activiteiten van de onderneming is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] in elk geval mocht verwachten dat de paarden geschikt zijn voor het geven en verzorgen van paardrijlessen (zie r.o. 2.1). Tijdens de zitting heeft zij toegelicht dat sommige paarden scheef liepen. Ook heeft zij verklaard dat drie personen, waaronder een dierenarts, de gebreken aan de paarden hebben geconstateerd.
Tijdens de comparitie heeft [eiseres] aangevoerd dat zij tot het moment waarop [gedaagde] de onderneming overnam, nooit problemen met de paarden heeft gehad. Wel heeft zij [gedaagde] meegedeeld dat een van de paarden lijdt aan zomereczeem, aldus [eiseres]. Volgens haar heeft [gedaagde] haar na de overname zelfs e-mails gestuurd waarin zij aangaf dat de paarden het goed deden. Verder heeft [eiseres] toegelicht dat [gedaagde] de paarden niet aan een aankoopkeuring heeft onderworpen.
4.5. De kantonrechter stelt voorop dat het op de weg van [gedaagde] ligt feiten en omstandigheden te stellen, en indien nodig te bewijzen, dat de paarden gebrekkig zijn.
Tussen partijen staat vast dat in elk geval één paard lijdt aan zomereczeem. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is evenwel niet in te zien dat het enkele feit dat een paard lijdt aan deze overgevoeligheid meebrengt dat het daarom ook ongeschikt is voor rijlessen.
Verder is de kantonrechter van oordeel dat de stellingen die [gedaagde] met betrekking tot de hengst betrekt, tegenstrijdig zijn. In haar conclusie van antwoord stelt zij dat het een dekhengst is die niet geschikt is om mee te dekken, terwijl zij op zitting heeft verklaard dat deze hengst wel kan dekken, maar niet geschikt is om mee te rijden.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [eiseres] ten aanzien van het paard met zomereczeem en de dekhengst toerekenbaar tekort is geschoten. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen.
4.6. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] haar verwijt dat een Paso Fino merrie aan overhoef lijdt, in voldoende mate met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd, zodat aan bewijslevering wordt toegekomen. Hij zal [gedaagde] dan ook in de gelegenheid stellen het bestaan van deze aandoening te bewijzen.
4.7. De stelling van [gedaagde] dat de instructrice niet goed les gaf en (niettemin) haar klanten mee heeft genomen, kan – indien al juist – naar het oordeel van de kantonrechter niet leiden tot de conclusie dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de op haar ingevolge de koopovereenkomst rustende verbintenissen. Uit bijlage 4 bij de koopovereenkomst blijkt dat deze instructrice, [naam], per 16 maart 2009 ontslag heeft genomen. In dit licht wijst de kantonrechter op het bepaalde in artikel 4 van de koopovereenkomst dat, voor zover van belang, luidt:
“Verkoper garandeert eveneens dat zij jegens geen enkele persoon of instantie gehouden is tot nakoming van verplichtingen uit hoofde van een arbeidsovereenkomst (…)
Het enige personeelslid van verkoper heeft per 16 maart 2009 haar dienstbetrekking opgezegd, waarvan blijkt uit een aan deze overeenkomst als bijlage 4 gehechte opzegbrief.”
Uit artikel 1 van de koopovereenkomst blijkt verder dat [gedaagde] geen personeel van [eiseres] heeft overgenomen.
4.8. Gelet op het voorgaande valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom [gedaagde] het ontbreken van trainerscapaciteiten en de handelwijze van [naam] aan [eiseres] kan tegenwerpen, omdat [eiseres] ter zake hiervan geen verplichtingen jegens [gedaagde] op zich heeft genomen.
4.9. Evenmin is in te zien dat het feit dat [gedaagde] niet met de website kon werken, het gevolg is van een toerekenbare tekortkoming van [eiseres]. De koopovereenkomst bevat geen op [eiseres] rustende opleidingsverplichtingen met betrekking tot deze website. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] tijdens haar stage bij [eiseres] heeft meegedeeld dat zij niet in staat was de website te bedienen.
4.10. Het beroep van [gedaagde] op misbruik van omstandigheden zal worden gepasseerd. Hetzelfde geldt voor haar beroep op wanprestatie, voor zover dit beroep betrekking heeft op zomereczeem bij een of meer paarden, op de gezondheid van de hengst en op de instructrice en de website.
4.11. [gedaagde] zal evenwel in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat de Paso Fino merrie aan overhoef lijdt (zie r.o. 4.6). Als [gedaagde] het bewijs (mede) wenst te leveren door schriftelijke stukken of andere gegevens, dient zij deze afzonderlijk bij akte in het geding te brengen.
Als zij het bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dient zij dit in de akte te vermelden en de verhinderdata op te geven van alle partijen en van de op te roepen getuigen. De kantonrechter zal dan vervolgens een dag en uur voor een getuigenverhoor bepalen. De kantonrechter gaat ervan uit dat bij het tijdstip van oproeping van de getuigen rekening wordt gehouden met de te verwachten duur van het verhoor per getuige, waarbij als leidraad kan worden aangehouden dat het verhoor van een getuige die niet tevens partij is, ten minste 60 minuten pleegt te duren, en dat van een getuige die ook partij is, ten minste 90 minuten. Als [gedaagde] verwacht dat het verhoor van een getuige langer zal duren dan de hiervoor vermelde duur, kan dat in de te nemen akte worden vermeld.
Als [gedaagde] bewijs wil leveren door het horen van getuigen, komt het de kantonrechter raadzaam voor als in elk geval de dierenarts die volgens haar bij de zaak betrokken is, als getuige wordt gehoord.
Partijen moeten bij de getuigenverhoren in persoon aanwezig zijn. Als een partij zonder gegronde reden niet verschijnt, kan dit nadelige gevolgen voor die partij hebben.
4.12. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1. draagt [gedaagde] op te bewijzen dat de door haar gekochte Paso Fino merrie aan overhoef lijdt,
5.2. verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 13 februari 2013 om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs wil leveren,
5.3. bepaalt dat, als [gedaagde] (mede) bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, zij die stukken op die rolzitting in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat, als [gedaagde] bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, zij op die rolzitting:
- de namen en woonplaatsen van de getuigen moet opgeven;
- moet opgeven op welke dagen alle partijen, hun (eventuele) advocaten/gemachtigden en de getuigen in de drie maanden nadien verhinderd zijn; zij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden,
5.5. bepaalt dat:
- voor het opgeven van verhinderdata geen uitstel zal worden verleend;
- als [gedaagde] geen gebruik maakt van de mogelijkheid verhinderdata op te geven de rechter eenzijdig een datum zal bepalen waarvan dan in beginsel geen wijziging meer mogelijk is;
- het getuigenverhoor zal kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, als bij de opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen zijn vrijgelaten,
5.6. bepaalt dat de datum van het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden gewijzigd nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2013.