ECLI:NL:RBMNE:2013:BY8975

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
334473 / HA RK 12-566
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 19 december 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J. Sap, mr. M.C. Oostendorp en mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, die deel uitmaakten van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de rechtbank te Utrecht. Dit verzoek volgde op een eerdere wraking van mr. M.H.F. van Vugt, die belast was met de behandeling van de onderliggende hoofdprocedure. De wrakingskamer heeft op 8 januari 2013 het wrakingsverzoek behandeld, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. De gewraakte rechters waren niet aanwezig, en verzoeker zelf was ook niet ter zitting verschenen. De rechters hebben in hun schriftelijke reacties op het wrakingsverzoek aangegeven niet in de wraking te berusten.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek, omdat dit verzoek is ingediend na de beslissing op het eerdere wrakingsverzoek tegen mr. Van Vugt. De wet staat niet toe dat een wrakingsverzoek wordt ingediend nadat er al een einduitspraak is gedaan in de zaak. De rechtbank heeft benadrukt dat de onpartijdigheid van rechters gewaarborgd moet zijn, maar dat verzoeker in dit geval niet kan worden gehoord omdat hij zijn verzoek te laat heeft ingediend. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen, om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen en de voortgang van de hoofdprocedure te waarborgen.

De beslissing is op 17 januari 2013 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden. De griffier is opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan alle betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zaaknummer / rekestnummer: 334473 / HA RK 12-566
beslissing van 17 januari 2013 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken, zitting houdend te Utrecht,
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verzoeker],
verzoeker,
gemachtigden: ing. [A] en ing. [B]
(postadres: ing. [A], [adres] [woonplaats]).
1. Het verloop van de procedure
1.1. Bij e-mail van 19 december 2012 heeft [verzoeker] het verzoek gedaan tot wraking van mr. J. Sap, mr. M.C. Oostendorp en mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, voorzitter respectievelijk leden van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de rechtbank te Utrecht (hierna ook te noemen: de rechters), welke wrakingskamer belast is geweest met de behandeling van het wrakingsverzoek dat [verzoeker] op 29 november 2012 heeft ingediend tegen mr. M.H.F. van Vugt. Deze (eerdere) wrakingszaak is bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer 333646 / HA RK 12-536.
1.2. Mr. Van Vugt voornoemd is belast met de behandeling van de Afdeling Civiel recht van deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer 833081 AE VERZ 12-390, zijnde de onderliggende hoofdprocedure.
1.3. In de periode tussen de indiening van het onderhavige wrakingsverzoek en de mondelinge behandeling ervan heeft [verzoeker] zijn verzoek in een aantal e-mails nader toegelicht.
1.4. De griffier van deze rechtbank heeft verzoeker en de gewraakte rechters opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 8 januari 2013. Ook mr. Van Vugt voornoemd is van deze behandeling in kennis gesteld.
1.5. De rechters hebben niet in de wraking berust. Op 21 december 2012 en 2 januari 2013 hebben zij hun schriftelijke reacties op het wrakingsverzoek aan de griffier van de rechtbank doen toekomen. Deze reacties zijn in afschrift aan [verzoeker] toegestuurd.
1.6. Het wrakingsverzoek is op 8 januari 2013 in het openbaar behandeld. Daarbij heeft [verzoeker] zich doen vertegenwoordigen door de heren [A] en [B] voornoemd, zelf derden-belanghebbenden in de onderliggende hoofdprocedure. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] daartoe een volmacht doen overleggen. Zelf is [verzoeker] niet ter zitting verschenen. De gewraakte rechters waren, wegens verhindering, eveneens niet bij de zitting aanwezig. De heren [A] en [B] hebben namens [verzoeker] een nadere toelichting gegeven op diens wrakingsverzoek.
1.7. De uitspraak is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1. Voor de gang van zaken in de onderliggende hoofdprocedure wordt verwezen naar hetgeen dienaangaande is vermeld in de beslissing van de wrakingskamer van 18 december 2012. Bij deze beslissing is het eerdere wrakingsverzoek van [verzoeker], gericht tegen mr. van Vugt, door de wrakingskamer waarvan de thans gewraakte rechters deel uitmaakten afgewezen.
2.2. Laatstgenoemde uitspraak is op 18 december 2012 mondeling gedaan, nadat het op 29 november 2012 ingediende wrakingsverzoek in het openbaar mondeling was behandeld.
3. Het verzoek
3.1. Verzoeker meent dat de rechters dienen te worden vervangen door andere rechters, omdat er grond is te vrezen dat het hen in de gegeven omstandigheden aan de vereiste onpartijdigheid ontbreekt. Namens [verzoeker] is ter zitting van 8 januari 2013 door zijn gemachtigden opgemerkt dat het wrakingsverzoek, gericht tegen de drie eerdere wrakingsrechters, zijn oorsprong vindt in de omstandigheid dat de behandelend rechter in de hoofdprocedure, mr. Van Vugt, heeft geweigerd kennis te nemen van de onderliggende bescheiden, in het bijzonder de splitsingsakte. Het grieft [verzoeker] dat in de eerdere wrakingsprocedure op deze onjuiste beslissing is voortgebouwd. De gewraakte rechters hebben verzuimd de onjuiste beslissing van mr. Van Vugt recht te zetten. Daarmee hebben zij de schijn gewekt niet onpartijdig en onbevooroordeeld te zijn.
3.2. De rechters menen dat verzoeker in zijn wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, omdat hij zijn wrakingsverzoek heeft gedaan nadat op zijn tegen mr. Van Vugt gerichte wrakingsverzoek was beslist.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling stelt de wrakingskamer het volgende voorop. Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) bepaalt dat, op verzoek van een partij, elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De strekking van deze bepaling is dat de rechtzoekende zich er aldus van kan verzekeren dat in zijn zaak wordt beslist door een onpartijdige rechter en dat een rechter die van vooringenomenheid heeft blijk gegeven, of de schijn van partijdigheid heeft gewekt, wordt vervangen. Ook rechters van de wrakingskamer, belast met de behandeling van een wrakingsverzoek, kunnen worden gewraakt. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. Een wrakingsverzoek dat is ingediend nadat in de betreffende zaak, hier: de eerdere wrakingsprocedure, uitspraak is gedaan wordt daarom niet inhoudelijk behandeld. [verzoeker] heeft zijn wrakingsverzoek ingediend daags nadat de wrakingskamer op zijn eerdere wrakingsverzoek had beslist. Dat deze uitspraak op 18 december 2012 mondeling is gedaan en eerst nadien schriftelijk is uitgewerkt, maakt dit niet anders. [verzoeker] wordt daarom in zijn wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard.
4.2. Om recht te doen aan hetgeen de gemachtigden overigens hebben aangevoerd, merkt de rechtbank - strikt genomen ten overvloede - nog het volgende op. Hetgeen door of namens [verzoeker] is aangevoerd omtrent de rechtsgeldigheid van de aangevallen wrakingsbeslissing van 18 december 2012 kan niet tot een andere wijze van afdoening van het verzoek leiden. Overigens wijst de rechtbank erop dat een rechterlijke beslissing niet ongeldig, vernietigbaar of nietig wordt, indien deze niet is mede-ondertekend door een van de betrokken rechters omdat deze daartoe verhinderd was. Hetzelfde geldt voor de grief van [verzoeker] dat in de wrakingsbeslissing (onder 2.3.) ten onrechte is vermeld dat (onder meer) de heren [A] en [B] als derden-belanghebbenden de door mr. Van Vugt ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 18 december 2012 geschetste gang van zaken niet hebben betwist. [verzoeker] wordt erop gewezen dat tegen een beslissing op een wrakingsverzoek ingevolge artikel 39 lid 4 Rv geen hogere voorziening open staat.
4.3. De rechtbank beseft dat voornoemde niet-ontvankelijkverklaring [verzoeker] mogelijk zal (her)bevestigen in zijn gevoelen dat de rechtbank er niet toe is te bewegen om kennis te nemen van de bescheiden die hij van wezenlijk belang acht voor de beoordeling van het geschil in de onderliggende hoofdprocedure. De rechtbank betreurt dit, omdat dit gevoelen naar zijn oordeel geen grond vindt in de wijze waarop in de hoofdprocedure is gereageerd op de toezending van de in beslissing van 18 december 2012 (onder 2.2.) genoemde ‘groene klapper’. Naar de rechtbank begrijpt, heeft mr. Van Vugt deze stukken slechts daarom niet bij de beoordeling willen betrekken, omdat [verzoeker] deze bescheiden vertrouwelijk behandeld wilde zien. Het beginsel van hoor en wederhoor, een van de basisbeginselen van het Nederlandse burgerlijk procesrecht, verzet zich tegen een dergelijke vertrouwelijkheid. [verzoeker] had kunnen bereiken dat de met de onderliggende hoofdprocedure belaste rechter van de door hem toegezonden stukken kennis nam, door die eis van vertrouwelijkheid te laten vallen. Dit brengt, zoals ook in de beslissing van 18 december 2012 (onder 2.7.) reeds is overwogen, mee dat de onvrede van [verzoeker] in de hoofdprocedure zèlf (had) moet(en) worden opgelost. Het wrakingsmiddel kan niet dienen om - zoals gemachtigde [B] het noemde - deze kwestie ‘recht te zetten.’ De rechtbank is van oordeel dat het thans ook in het belang van [verzoeker] is dat de hoofdprocedure wordt voortgezet en tot een uitspraak leidt. Daartegen kan dan desverlangd het door de wet gegeven rechtsmiddel worden aangewend.
4.4. Het is nu de tweede keer in korte tijd dat [verzoeker] tevergeefs een wrakingsverzoek heeft ingediend. Bepaald wordt dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker], betrekking hebbend op de onderliggende hoofdprocedure, niet in behandeling zal worden genomen. De reden hiervan is dat in het belang van de voortgang van de hoofdprocedure voorkomen moet worden dat [verzoeker] door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
5.2. bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker], betrekking hebbend op de onderliggende hoofdprocedure, niet in behandeling zal worden genomen;
5.3. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, aan de gewraakte rechters, alsmede aan de voorzitter van de Afdeling Civiel recht en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven (voorzitter), mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. G. Perrick en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2013, in aanwezigheid van de griffier.