ECLI:NL:RBMNE:2013:BY8858

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
842054 AE VERZ 12-454 k
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst van jongerenwerker wegens weigering handen te geven aan vrouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 januari 2013 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een jongerenwerker, die op non-actief was gesteld door Stichting Welzijn. De jongerenwerker, werkzaam voor het project Street Action Team, weigerde vrouwen de hand te schudden, wat leidde tot klachten van de wijkagent en Patrimonium Woningstichting. Stichting Welzijn verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van dringende redenen en veranderingen in omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de jongerenwerker een voorbeeldfunctie vervult en dat zijn gedrag niet in overeenstemming is met de normen en waarden die Stichting Welzijn hanteert. De weigering om vrouwen de hand te schudden werd gezien als een schending van de professionele normen die van hem verwacht worden. De kantonrechter concludeerde dat de godsdienstvrijheid van de jongerenwerker niet absoluut is en dat Stichting Welzijn gerechtvaardigd was in haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst met ingang van 15 januari 2013 en compenseerde de proceskosten, waarbij partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling civiel recht
kantonrechter
zitting houdend te Amersfoort
zaaknummer: 842054 AE VERZ 12-454 k
beschikking van 9 januari 2013
inzake
de stichting
Stichting Welzijn Veenendaal,
gevestigd te Veenendaal,
verder ook te noemen Stichting Welzijn,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. A.L. Wolters-van Soest,
tegen:
[naam],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [naam],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. H.V. van Seventer.
Het verloop van de procedure
Stichting Welzijn heeft op 16 november 2012 een verzoekschrift ingediend.
[naam] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 19 december 2012 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
De feiten
[naam], geboren op [1988], is op 1 maart 2010 in dienst van Stichting Welzijn getreden. Daarvoor was hij vrijwilliger/stagiair bij Stichting Welzijn. Het dienstverband is aangegaan voor bepaalde tijd en loopt tot en met 31 december 2013.
Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 390,82 per maand, exclusief 8% vakantiebijslag en overige emolumenten.
[naam] vervult de functie van jongerenwerker op het project Street Action Team. In het kader van dit project werken jongeren in teamverband aan de leefbaarheid in wijken. De werkzaamheden en activiteiten van het Street Action Team variëren van het meehelpen met het wijkfeest tot het fungeren als vraagbaak voor jongeren en het bemiddelen bij overlast. In de projectgroep zit onder meer de wijkpolitie en de wijkbeheerder van Patrimonium Woningstichting.
In 2010 en 2011 is [naam] positief beoordeeld. In het functioneringsverslag over 2011 is onder meer opgemerkt:
‘Geloofsovertuiging mag geen belemmering zijn bij de taakuitoefening jongerenwerker Welzijn Veenendaal’.
Bij brief van 16 juli 2012 heeft Patrimonium aan Stichting Welzijn onder meer geschreven:
‘Namens Patrimonium willen wij hierbij ons ongenoegen en zorgen uitspreken over het gedrag van de jongerenwerker [naam]. In deze brief leest u meer.
Situatie
[naam]weigert uit voor hem principiële overwegingen vrouwen een hand te geven. Hij geeft altijd duidelijk aan, dat hij vrouwen geen hand geeft en liever ook niet met ze praat. Daarvoor verwijst hij de vrouwen, altijd direct door naar anderen. Een aantal vrouwelijke medewerkers van Patrimonium is hiermee persoonlijk geconfronteerd en/of diverse medewerkers zijn getuige van dit gedrag geweest bij externe, vrouwelijke partners. De desbetreffende vrouwen hebben [naam] niet rechtstreeks op zijn gedrag aangesproken, omdat zij het door zijn manier van benaderen lastig vonden hem hierop aan te spreken. Het gaf hen een onprettig en onbestemd gevoel.
Voorbeeldfunctie
Gezien het feit, dat [naam] als jongerenwerker een voorbeeldfunctie heeft, vinden wij zijn gedrag geen goed voorbeeld voor de jongeren, waarmee hij werkt. Tevens zijn wij van mening, dat hij door zijn gedrag, niet op gelijkwaardig niveau contacten onderhoudt met overige (professionele) partners in de wijken. Ook is bij ons sterk het vermoeden aanwezig, dat hij een radicaliserende invloed op de jongeren heeft.’
Op 12 september 2012 heeft Stichting Welzijn [naam] op non-actief gesteld.
De grondslag verzoek en verweer
Stichting Welzijn verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden dan wel een verandering van omstandigheden. Zij voert daartoe het volgende aan:
Een jongerenwerker dient een ongebonden positie in te nemen en een bruggenbouwer te zijn. De jongerenwerker vervult een voorbeeldfunctie, is als vertegenwoordiger van Stichting Welzijn een intermediair en dient zich correct en neutraal op te stellen. Zijn leidinggevende heeft geleidelijk aan een verandering in het gedrag van [naam] gezien en deze met hem besproken. Dit blijkt onder meer uit de verslagen van functioneringsgesprekken. Na een vakantie kwam [naam] terug met een moslimbaard. [naam] is er toen door zijn leidinggevende op gewezen dat de geloofsovertuiging van [naam] bij de taakuitvoering geen belemmering mag zijn. In de zomer van 2012 heeft Stichting Welzijn klachten ontvangen van de wijkagent en Patrimonium over [naam], inhoudende dat [naam] weigert vrouwen de hand te schudden. Voordien was Stichting Welzijn niet bekend dat [naam] vrouwen niet de hand schudde. Pogingen om hierover een gesprek te arrangeren, liepen op niets uit onder meer omdat [naam] niet bereikbaar was. [naam] ging steeds meer zijn eigen gang en werd hier tijdens werkoverleggen op aangesproken. Tegen de afspraak in heeft [naam] ook geen inloopactiviteit georganiseerd en zijn werktijd niet in het registratiesysteem genoteerd. Tijdens een gesprek op 23 augustus 2012 zijn de klachten en de overige kritiek op het functioneren van [naam] met hem besproken. [naam] heeft aangegeven dat hij vrouwen zal blijven weigeren de hand te schudden en daar nemen belangrijke partners van Stichting Welzijn aanstoot aan. Stichting Welzijn hecht er sterk aan en heeft er een zwaarwegend belang bij dat haar medewerkers handelen conform de in Nederland geldende normen en waarden, waartoe ook het schudden van handen met vrouwen behoort. Stichting Welzijn wil onderscheid tussen mannen en vrouwen voorkomen. De positie van [naam] is dan ook onhoudbaar geworden. Bovendien heeft [naam] zijn geheimhoudingsplicht geschonden door de jongeren van het Street Action Team in te lichten over de klachten en heeft hij op 21 september 2012 een inloopactiviteit bezocht ondanks zijn schorsing.
[naam] heeft gemotiveerd verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna - voor zover van belang - zal worden ingegaan.
[naam] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een vergoeding van € 5.485,43 bruto (zijnde het salaris tot en met einde dienstverband).
De beoordeling
In de kern draait het in deze zaak om de vraag of het feit dat [naam] weigert vrouwen de hand te schudden in de specifieke omstandigheden van het geval grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst oplevert.
Stichting Welzijn heeft weliswaar ook betoogd dat [naam] op (andere) punten zou disfunctioneren – zoals door niet bereikbaar te zijn, geen inloopactiviteit te organiseren en zijn tijd niet (juist) te registreren – maar aangezien deze punten pas na de ontstane problematiek rondom het handen schudden is ontstaan, de gelegenheid om het functioneren te verbeteren beperkt is geweest en er niet op is gewezen dat de kritiekpunten voor Stichting Welzijn een zodanig gewicht hadden dat hieraan arbeidsrechtelijke consequenties zouden worden verbonden, is de kantonrechter van oordeel dat die punten niet kunnen meewegen bij de beoordeling van het ontbindingsverzoek.
Nu Stichting Welzijn heeft betoogd dat [naam] reeds sinds de zomervakantie in 2011 een (moslim)baard heeft en in een kaftan rondloopt, kan daarin – nog daargelaten of dit juist is – niet nu nog een reden voor ontbinding worden gevonden. Deze uitingen zijn bij het functioneringsgesprek over 2011 blijkens het verslag aan de orde geweest en Stichting Welzijn heeft klaarblijkelijk toen geen reden gezien daartegen op te treden. Dat [naam] niet tegen vrouwen praat of jongeren radicaliseert (zoals Patrimonium in haar brief stelt), is in deze procedure niet aangevoerd door Stichting Welzijn, althans niet aannemelijk gemaakt zodat daaraan voorbij kan worden gegaan.
Tussen partijen staat ter discussie sinds wanneer [naam] geen handen van vrouwen meer schudt. Stichting Welzijn heeft betoogd daar door de klachten van de wijkagent en Patrimonium achter te zijn gekomen. [naam] heeft ter zitting verklaard dat hij al vanaf het begin van zijn werkzaamheden voor Stichting Welzijn vrouwen niet de hand schudt.
Het een hoeft het ander naar het oordeel van de kantonrechter niet uit te sluiten, het gaat echter om de vraag vanaf wanneer Stichting Welzijn hiervan op de hoogte was.
[naam] heeft ter zitting verklaard hierover in 2011 al met zijn leidinggevende te hebben gesproken. Het is aan [naam] om aannemelijk te maken dat de situatie al langer bestond en door Stichting Welzijn feitelijk is getolereerd. Hierin is [naam] niet geslaagd, nu zijn leidinggevende dit ter zitting heeft ontkend en in geen enkel stuk blijkt dat zij hierover eerder met elkaar hebben gesproken. De verklaring van [X] kan de onderbouwing daarvoor niet geven, aangezien daarin niet meer is opgenomen dan dat [naam] al bij aanvang van zijn werk zeer actief was met het geloof. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat Stichting Welzijn pas door de eerste klacht van de wijkagent op de hoogte is gekomen van het feit dat [naam] vrouwen niet de hand schudt. Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie met de wijkagenten blijkt naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam dat deze klacht zich in februari 2012 heeft voorgedaan, dit is dus na de laatste verlenging van de arbeidsovereenkomst. Hierop heeft Stichting Welzijn direct actie ondernomen, zij heeft gepoogd een gesprek tot stand te brengen maar door verschillende omstandigheden lijkt het daar niet van te zijn gekomen. In juli 2012 is daar de klacht van Patrimonium bij gekomen.
Het gerechtshof De Haag heeft in haar arrest van 10 april 2012 (LJN: BW1270) overwogen dat de weigering om vrouwen de hand te schudden een uiting is van een geloofsovertuiging. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
Godsdienstvrijheid, inhoudende ook de vrijheid om die godsdienst in het openbaar te belijden, is een grondrecht. Grondrechten zijn evenwel niet absoluut, maar (mogen) worden begrensd daar waar daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat.
Zoals het hof in voornoemde uitspraak heeft overwogen is het schudden van handen een in Nederland gebruikelijke, algemeen geaccepteerde (niet religieus beladen) begroetingsvorm. Net als het hof is de kantonrechter van oordeel dat weliswaar een andere wijze van begroeten eveneens respectvol zal kunnen zijn, maar dat het niet schudden van de (uitgestoken) hand – ook niet wanneer [naam] zijn motieven toelicht, zoals [naam] zegt te doen – in de Nederlandse samenleving als kwetsend en beledigend wordt ervaren, te meer wanneer daarbij een onderscheid naar sekse wordt gemaakt.
Dat dit ook daadwerkelijk het geval is, blijkt wel uit de klachten die Stichting Welzijn heeft ontvangen over dit gedrag van [naam].
Heeft Stichting Welzijn als werkgever nu vanwege de godsdienstvrijheid te accepteren dat [naam] met zijn gedrag – waarin hij heeft aangegeven geen verandering te willen brengen – belangrijke partners van Stichting Welzijn voor het hoofd stoot? De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Daarbij is van belang dat Stichting Welzijn als gesubsidieerde instelling poogt een positieve bijdrage te leveren aan de leefbaarheid in wijken met inzet van jongeren, ongeacht hun achtergrond of sekse. In dat kader is het begrijpelijk dat Stichting Welzijn hecht aan een correcte en neutrale opstelling van haar medewerkers die het visitekaartje van Stichting Welzijn vormen en in het geval van een jongerenwerker ook een voorbeeldfunctie voor de doelgroep vervult. [naam] heeft aangevoerd dat hij slechts sporadisch contact heeft met deze partners en dat daarom het belang van Stichting Welzijn bij het handen schudden slechts gering is. De kantonrechter volgt hem hierin niet gelet op het (onbetwiste) feit dat de jongerenwerker intermediair en bruggenbouwer moet zijn, en in het functioneringsverslag over 2010 (onder punt 3a) is opgenomen dat overleg met politie, Patrimonium en opbouwwerk plaatsvindt en in het functioneringsverslag over 2011 (onder punten 1 en 2) dat [naam] contact moet onderhouden met jongeren, ouders en bewoners en dat netwerkoverleg plaatsvindt met de buurtorganisatie en samenwerkingspartners. De kantonrechter leidt hieruit af dat [naam] regelmatig contact heeft met diverse instanties en in die contacten zijn rol als bruggenbouwer dient waar te maken. Dat kan niet als hij daarbij mensen voor het hoofd stoot, althans daarop een groot risico bestaat. Daarbij schaadt hij de relatie tussen Stichting Welzijn en haar partners.
De kantonrechter acht de beperking van de godsdienstvrijheid dan ook objectief gerechtvaardigd gelet op de belangen van Stichting Welzijn als werkgever.
Nu [naam] heeft aangegeven zijn gedrag niet te willen aanpassen, bestaat grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zij het niet op grond van een dringende reden maar op grond van een verandering van omstandigheden. Gesteld noch gebleken is dat enig opzegverbod hieraan in de weg staat. Aangezien de reden van ontbinding in de risicosfeer van [naam] ligt, ziet de kantonrechter geen aanleiding een vergoeding toe te kennen.
De proceskosten zullen gezien de aard van het geschil worden gecompenseerd.
De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 januari 2013;
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2013.