Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 maart 2012
- de akte houdende producties van [eiser]
- de akte houdende producties van Imtech
- het proces-verbaal van comparitie van 25 juni 2012
- de rolbeslissing van 11 juli 2012
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
De vastgestelde gezondheidsschade kan worden omschreven als tendinitis van de extensoren van de onderarm. Dit betreft een specifieke aandoening volgens de registratierichtlijn. In tweede instantie lijken de klachten zich uit te breiden naar de rechter schouder. (…) Stap 3 in de richtlijn is het beantwoorden van de vraag of er buiten het werk ook oorzaken voor de symptomen aan te wijzen zijn. Het antwoord op deze vraag is ontkennend. Er zijn geen andere oorzakelijke factoren aan te wijzen. (…) De beperkingen zijn bij betrokkene inmiddels van blijvende aard. (…)”
“Ik zet vraagtekens bij de opmerking van de revalidatie-arts dat er wel degelijk objectiveerbare afwijkingen zijn omdat betrokkene nu eenmaal pijn aangeeft. Pijn is subjectief en daarmee per definitie niet objectiveerbaar als onderzoeksbevinding. Bovendien wordt bij het lichamelijk onderzoek vermeld dat slechts lichte pijnklachten worden aangegeven. De testen waarbij betrokkene deze pijn aangeeft wijzen echter in de richting van bovengenoemde aandoeningen. De arbeidsgerelateerdheid van deze aandoeningen wordt echter in het geheel niet verder belicht. Bovendien was reeds in 1999 een kernsymptoom van de klachten de pijn in de rechter schouder. De bevindingen daarbij zijn suggestief voor een zogeheten subacromiaal syndroom, dat wijst op ofwel een degeneratieve aandoening in de schouder ofwel een belasting van de schouder door werken boven schouderhoogte c.q. een belasting in extreme standen. Hier is bij betrokkene geen sprake van geweest, dit blijkt althans niet in de mij ter beschikking staande stukken. Met verkrijgt deze schouderklachten overigens niet door een repeterende beweging met de hand of vingers. Al met al heb ik geen reden om de conclusies van mijn vorige adviezen bij te stellen. (…)”
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
“RSI is een tot beperkingen of participatie-problemen leidend multifactorieel bepaald klachtensyndroom aan nek, bovenrug, schouder, boven- of onderarm, elleboog, pols of hand of een combinatie hiervan, gekenmerkt door een verstoring van de balans tussen belasting en belastbaarheid, voorafgegaan door activiteiten met herhaalde bewegingen of een statische houding van één of meer van de genoemde lichaamsdelen als een van de veronderstelde etiologische factoren.”
Is de aan u overgelegde medische informatie toereikend om tot een deskundig oordeel omtrent de onderstaande vragen te kunnen komen? Zo nee, over welke informatie dient u alsnog te beschikken? Kunt u daarvoor zorgdragen?
De situatie na de werkzaamheden bij Imtech
Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van de klachten, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
Kunt u uit de medische informatie uit de behandelende sector en van betrokkene opmaken wanneer de klachten van betrokkene precies zijn begonnen?
Wilt u een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van betrokkene op uw vakgebied vermelden?
Wilt u bij uw antwoord op de vragen 2a en 2b aangeven welke gegevens u ontleent aan het relaas van betrokkene en welke u ontleent aan onderzoek van de door u verkregen medische gegevens?
Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Wat is de diagnose op uw vakgebied? (zie tevens vraag 2h)
Kunt u gemotiveerd aangeven of de door u gestelde diagnose overeenkomt met één van de 11 zogenaamde specifieke ABBE's (aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de bovenste extremiteit) alle beschreven in het SALTSA rapport* of betreft het hier een aspecifieke ABBE?
Indien sprake is van klachten waarbij geen medisch objectiveerbare afwijkingen kunnen worden vastgesteld, kunt u dan gemotiveerd aangeven wat uw differentiaal diagnostische overwegingen zijn?
Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, laatste druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in zijn huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en bij het verrichten van loonvormende arbeid? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Acht u de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de klachten mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied gestelde diagnose?
Zo ja welke verbetering of verslechtering verwacht u?
Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van functieverlies (als bedoeld in vraag 1g) en de beperkingen (als bedoeld in vraag 1h)?
Acht u voor een juiste beantwoording van deze vragen een onderzoek op een ander vakgebied geïndiceerd, en zo ja, wilt u dan een u goed bekend staande specialist aan beide partijen voorstellen?
Hoe luidt uw commentaar op het advies van 21 maart 2005 van de arts-rga [B] (tussenvonnis van 21 augustus 2013 punt 2.10)? Geven de andere medische rapporten die in het tussenvonnis zijn genoemd u aanleiding voor commentaar, en zo ja, hoe luidt dat?
Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van de zaak?
In de hypothetische situatie zonder werkzaamheden bij Imtech
Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als betrokkene niet de werkzaamheden bij Imtech zou hebben verricht? Kunt u aangeven welke werkzaamheden met name zouden hebben geleid tot of bijgedragen aan de thans bestaande klachten? Zijn er ook alternatieve oorzaken aan te wijzen, en zo ja, welke? Kunt u daarbij mede aandacht besteden aan de omstandigheid dat betrokkene aan de revalidatiearts heeft meegedeeld dat hij computeren als hobby heeft (tussenvonnis van 21 augustus 2013 punt 2.9)? Indien er sprake is van een combinatie van oorzaken, kunt u dan een percentage noemen waarin de oorzaken hebben geleid tot de klachten?