ECLI:NL:RBMNE:2013:8003

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
16-701609-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en schuldheling in Utrecht

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in HvB Nieuwegein, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2013 uitspraak gedaan. De zaak betreft woninginbraak en schuldheling, waarbij de verdachte samen met anderen op 7 juni 2013 een woninginbraak heeft gepleegd in Stichtse Vecht. Het onderzoek ter terechtzitting begon op 19 september 2013 en werd voortgezet op 3 oktober en 6 december 2013. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, terwijl de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de duur van het voorarrest.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging van feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte vrij van dit feit. Echter, de rechtbank achtte de verdachte schuldig aan feit 1, de woninginbraak, en feit 2, schuldheling. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van verbalisanten en de aangifte van de benadeelde partij, die bevestigden dat er braaksporen waren en dat goederen waren weggenomen. De verdachte had een bankpas van de benadeelde in zijn jaszak en een breekijzer in de buddyseat van de scooter die hij bestuurde.

De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 170 dagen, met aftrek van het voorarrest, en 60 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had schuldig gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen en schuldheling, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering, die begeleiding en toezicht adviseerden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701609-13 (P)
vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1987] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in HvB Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 19 september 2013 en voortgezet op 3 oktober 2013. Op 6 december 2013 heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1: samen met anderen een woninginbraak heeft gepleegd te [adres] te [plaats] (
primair), dan wel goederen heeft geheeld die bij die inbraak zijn gestolen (
subsidiair);
Ten aanzien van feit 2: een brommer heeft geheeld;
Ten aanzien van feit 3 (verzamelfeit): samen met anderen meerdere woninginbraken heeft gepleegd en/of samen met anderen meermalen heeft geprobeerd woninginbraken te plegen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en hij heeft gevorderd om verdachte van deze feiten vrij te spreken.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het primair onder 1 ten laste gelegde feit. De raadsman heeft dit onderbouwd door te stellen dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor deelname aan de ten laste gelegde inbraak, ook gelet op de verklaring van zijn cliënt. Ten aanzien van het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit, is de raadsman van mening dat geen sprake is van opzet en dat dit hoogstens schuldheling oplevert.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 3 ten laste gelegde, omdat ten aanzien van die woninginbraken, of pogingen daartoe, onvoldoende bewijs is waaruit vast is komen te staan dat verdachte daarbij betrokken is geweest. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten aanzien van feit 3 dient te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 primair:
Verbalisant [verbalisant ] heeft verklaard dat hij op 7 juni 2013 omstreeks 03:20 uur langs de woning fietste van de hem ambtshalve bekende [medeverdachte 1] aan het [adres] te [plaats]. Hij zag op dat moment deze [medeverdachte 1] en de hem eveneens ambtshalve bekende [medeverdachte 2] de bocht om komen lopen. [1] Op het moment dat hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] staande had gehouden, rende [medeverdachte 1] weg. De verbalisant zag dat [medeverdachte 1] een witte zak bij zich droeg en over een hek klom en een schoolplein oprende. De verbalisant zag dat [medeverdachte 1] de witte zak op het schoolplein op de grond liet vallen en verder rende. Op het moment dat de verbalisant voor het hek van het schoolplein stond, hoorde hij het geluid van de motor van een scooter. Hij zag op een afstand van vijf meter de hem ambtshalve bekende [verdachte], verdachte in de onderhavige zaak, op een scooter zitten. Hij zag dat de scooter op de grond viel en dat verdachte [verdachte] in de sloot sprong. [2] In de buddyseat van de scooter trof de verbalisant onder andere een rood breekijzer aan en een ‘kennismakingspakket euro’. De witte zak die [medeverdachte 1] op het schoolplein had laten vallen, bleek een kussensloop te zijn. In de kussensloop zat een aantal horloges. [3]
Op 7 juni 2013 is op het adres [adres] te [plaats] in de tuin een zwartkleurige jas aangetroffen. In een van de jaszakken werd een ING bankpas ten name van [aangever] gevonden. [4] Verdachte heeft deze aangetroffen jas van een foto herkend als zijn eigendom. [5]
[aangever] heeft namens [A] aangifte gedaan van inbraak in de woning van haar ouders aan de [adres] te [plaats]. Aangeefster is op 7 juni 2013 naar de woning van haar ouders gegaan en heeft gezien dat er braaksporen aanwezig waren op het kozijn van de voordeur van de woning ter hoogte van het slot. [aangever] heeft gezien dat een kussensloop is weggenomen. [6] Aangever [A] heeft verklaard dat bij de woninginbraak aan de [adres] te [plaats] diverse horloges zijn weggenomen. [7] [A] heeft de horloges die door de verbalisant aan hem werden getoond als zijn eigendom herkend. Daarnaast heeft aangever het ‘kennismakingspakket euro’ herkend als soortgelijk aan het exemplaar dat hij in huis had en dat hij na de inbraak miste. Ook heeft aangever de kussensloop herkend als zijn eigendom. [8]
Op 7 juni 2013 is onderzoek verricht aan de woning aan de [adres] te [plaats]. Daarbij is waargenomen dat de voordeur was opengebroken met behulp van een breekijzer. [9] Op het deurkozijn is een spoor van een breekijzer veiliggesteld met SIN-nummer AAGF5844NL. [10] Op 22 juli 2013 heeft [B] een vergelijkend werktuigsporenonderzoek gedaan. Het rode breekijzer met SIN-nummer AAGF5850NL wordt daarbij voorzien van letter B. [11] [B] concludeert dat de sporen voorzien van SIN-nummer AAGF5844NL zijn veroorzaakt met het breekijzer B. [12]
Ten aanzien van feit 2
Verbalisant [verbalisant ] hoorde op 7 juni 2013 het geluid van de motor van een scooter. Hij zag vervolgens verdachte op een scooter zitten. Hij zag dat verdachte de scooter vervolgens wilde keren. [13] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij inderdaad diegene was die op bovengenoemde dag op de scooter zat, toen de verbalisant er aan kwam. [14]
Uit onderzoek blijkt dat het gaat om een Honda type NHX110WH met het kenteken [kenteken]. [15] Het contactslot van de scooter was verwijderd en het slot van de buddyseat was kapot. [16] In de buddyseat is een colaflesje aangetroffen. Na bemonstering [17] is er een match met het DNA-profiel van verdachte gevonden met een matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard. [18]
Op zaterdag 20 oktober 2012 te 20.00 uur heeft aangever zijn scooter (een rode Honda met kenteken [kenteken]) afgesloten in de voortuin van zijn woning aan de [adres] te [plaats] achtergelaten. Toen aangever later die avond weer bij zijn scooter kwam, was deze weggenomen. [19]
4.3.3.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank komt, gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, tot het oordeel dat verdachte de ten laste gelegde woninginbraak in vereniging heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte een van de daders is geweest die de inbraak heeft gepleegd. De verklaring die verdachte heeft afgelegd, dat hij enkel in de poort is blijven wachten omdat zijn vriend enkele spullen moest ophalen, acht de rechtbank onaannemelijk. De rechtbank baseert dat oordeel op de omstandigheden dat verdachte en medeverdachte zich midden in de nacht in de nabijheid van elkaar bevonden, dat verdachte wist dat de medeverdachte daar niet woonachtig was en strafrechtelijke antecedenten heeft, en dat beide verdachten wegvluchtten op het moment dat zij met de politie werden geconfronteerd. Op basis hiervan, en voorts gegeven het feit dat een ‘kennismakingspakket euro’ in de scooter, een bankpas in de jaszak van verdachte en goederen in de kussensloop bij de medeverdachte zijn aangetroffen die bij de inbraak zijn weggenomen, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte en zijn mededader(s) de woninginbraak hebben gepleegd.
Ten aanzien van feit 2
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden veroordeeld voor de tenlastegelegde (schuld)heling. Bovenstaande bewijsmiddelen, met name dat het slot van de scooter kapot was, maar ook het feit dat de lichten kapot waren en niemand wist van wie de scooter was, bieden voldoende steun voor het oordeel van de rechtbank dat verdachte ten tijde van het voorhanden hebben van de scooter redelijkerwijs behoorde te weten dat het een door een misdrijf verkregen goed betrof.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
op 7 juni 2013 te [plaats], gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [adres], heeft weggenomen een kennismakingspakket euro en een ING bankpas en een kussensloop en diverse horloges, toebehorende aan [A], waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 7 juni 2013 te [plaats], gemeente Stichtse Vecht, een motorscooter , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motorscooter redelijkerwijze had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2:
Schuldheling.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden conform het advies van Reclassering Nederland d.d. 18 september 2013, met dien verstande dat de periode van het locatiegebod moet worden vastgesteld op 3 maanden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat moet worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest en daaraan een voorwaardelijk deel te koppelen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van de Reclassering Nederland van 18 september 2013, met uitzondering van het locatiegebod.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan een woninginbraak in [plaats]. De verdachte heeft hierbij de nodige schade veroorzaakt en heeft daarbij alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Dankzij de helers is het stelen van goederen lucratief. Het criminele circuit wordt door de heling in stand gehouden en verdachte heeft hieraan bijgedragen.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 augustus 2013, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 18 september 2013, waarin wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht en een intakegesprek en indien geïndiceerd onderzoek en behandeling bij De Waag of een soortgelijke ambulante instelling voor forensische zorg. Daarnaast het volgen van de Arbeidsvaardigheden training en een locatiegebod, hetgeen inhoudt dat verdachte zich gedurende maximaal een half jaar dient te bevinden op zijn thuisadres met elektronisch toezicht. Verder adviseert Reclassering Nederland aan verdachte op te leggen andere voorwaarden het gedrag betreffende, zoals meewerken aan een traject gericht op het vinden van een passende dagbesteding. De rechtbank zal bovenstaande bij haar oordeel betrekken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal – mede gelet op de oriëntatiepunten straftoemeting - aan verdachte een lagere straf dan geëist door de officier van justitie opleggen, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 170 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis zat, is deze reeds ter zitting van 6 december 2013 opgeheven. Daarnaast zal de rechtbank 60 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van twee jaren. Met deze voorwaardelijke straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit (onder andere) de begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk, waarvan verdachte ook ter zitting heeft toegelicht dat hij hieraan zal meewerken. Daaraan zal de rechtbank bijzondere voorwaarden verbinden overeenkomstig het bovengenoemde advies van Reclassering Nederland. De rechtbank ziet daarbij echter geen aanleiding om een locatiegebod op te leggen.

9.De benadeelde partij

[C], [D] en [E]
De benadeelde partij [C], [D] en [E] hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering (Sv) opgave gedaan van de inhoud van hun vorderingen.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat bovengenoemde benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen nu deze niet zien op de in de onderhavige zaak aan verdachte ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[F] (feit 3)
De benadeelde partij [F] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f Sv opgave gedaan van de inhoud van de vordering. Nu verdachte ten aanzien van feit 3 zal worden vrijgesproken, is [F] in de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Spreek verdachte vrij van feit 3.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2:
schuldheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 230 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
60 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen volgend op de dag waarop het vonnis onherroepelijk is geworden voor 17.00 uur melden bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te (3533 JE) Utrecht. Hierna moet de veroordeelde zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze perioden nodig acht;
- mee moet werken aan de gedragsinterventie Arbeidsvaardigheden training;
- mee moet werken aan een intakegesprek en indien geïndiceerd, onderzoek en behandeling bij forensisch psychiatrische polikliniek De Waag of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van Reclassering Nederland, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- mee moet werken aan een traject gericht op het vinden van een passende dagbesteding.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vorderingen benadeelde partijen
Verklaart zowel [C], [D] en [E] als ook [F] (feit 3) niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat deze vorderingen kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mrs. P.W.G. de Beer en J.M.L. van Mulbregt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 07 juni 2013 te [plaats], gemeente Stichtse Vecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning ([adres]) heeft weggenomen een kussensloop en/of (diverse) horloges in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], althans benadeelde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 juni 2013 te [plaats], gemeente Stichtse Vecht,, in elk geval in Nederland, een kussensloop en/of (diverse) horloges heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat kussensloop en/of die horloges wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 07 juni 2013 te [plaats], gemeente Stichtse Vecht,, in elk
geval in Nederland, een (motor)scooter heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen vandie (motor)scooter wist, althans redelijkerwijze had
moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2013 tot en met 6 juni 2013, te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit woningen te weten:
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
(telkens) heeft weggenomen geld en/of goederen van zijn/hun gading (zoals:
elekronica en/of sieraden en/of andere goederen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de bewoners van voornoemde woningen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
en/of
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2013 tot en met 6 juni 2013, te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit woningen, te weten:
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
- [adres] en/of
weg te nemen goederen/geld, geheel of ten dele toebehorende aan de bewoner(s)
van voornoemde woning(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn/haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woningen te verschaffen en /
of die / dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/haar / hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met een of meerdere breekijzers geprobeerd ramen/deuren/kozijnen te forceren, (telkens) zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 68 van het proces-verbaal dossiernummer PL0971 2013125626, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 621.
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 69 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 69-70 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 75 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgenomen op pagina 472 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal
6.Proces-verbaal van aangifte door [aangever], namens [A], opgenomen op pagina 54 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.Proces-verbaal van verhoor van aangever [A], opgenomen op pagina 58 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
8.Proces-verbaal van verhoor van aangever [A], opgenomen op pagina 59 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
9.Proces-verbaal van sporenonderzoek, opgenomen op pagina 87 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
10.Proces-verbaal van sporenonderzoek, opgenomen op pagina 89 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
11.Proces-verbaal van werktuigsporenonderzoek, opgenomen op pagina 35 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
12.Proces-verbaal van werktuigsporenonderzoek, opgenomen op pagina 42 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
13.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 68 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 december 2013.
15.Proces-verbaal van identiteitsonderzoek vervoermiddel, opgenomen op pagina 120-124 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
16.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 115 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
17.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 100 en101 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
18.NFI-rapport van 21 juni 2013 met bijlagen, opgenomen op pagina 108 tot en met 111 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal
19.Proces-verbaal van aangifte van [G], opgenomen op pagina 382/384 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.