Op 19 november 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 augustus 2013 samen met een mededader een woninginbraak heeft gepleegd in Amersfoort. De verdachte, geboren in 1992 in Syrië, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P. van der Graaf. Tijdens de zitting op 12 november 2013 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis is gehecht, betrof diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de woning werd verkregen door middel van braak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal had gepleegd, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank, maar betwistte dat er voldoende bewijs was voor het bestanddeel braak. De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten en de verdachte gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad betrokken was bij de inbraak.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot de woning had verschaft door een ruit te vernielen en dat hij samen met een mededader de inbraak had gepleegd. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte, dat hij pas na de inbraak ter plaatse was gekomen, onaannemelijk. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.