ECLI:NL:RBMNE:2013:7999

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
16-656376-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 november 2013 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan de veroordeelde. De maatregel was eerder opgelegd voor een periode van twee jaar, met de verplichting voor het openbaar ministerie om binnen negen maanden te rapporteren over de voortzetting van de maatregel. De rechtbank heeft het rapport van de P.I. Utrecht, locatie Wolvenplein, in overweging genomen, waarin werd aangegeven dat de veroordeelde een hoge kans op recidive heeft, ondanks positieve ontwikkelingen in zijn huidige situatie. De veroordeelde verblijft sinds augustus 2013 in de extramurale fase van het ISD-traject bij Stichting Exodus en heeft zich tot nu toe goed gehouden aan zijn afspraken. De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het advies van de inrichting om de maatregel voort te zetten, terwijl de raadsvrouw van de veroordeelde pleitte voor beëindiging van de maatregel, verwijzend naar de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke situatie van de veroordeelde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, gezien de hoge kans op recidive en de recente plaatsing van de veroordeelde in de extramurale fase, de maatregel noodzakelijk blijft. De rechtbank heeft besloten de maatregel tot plaatsing in de inrichting voor stelselmatige daders te continueren en zal deze over zes maanden opnieuw toetsen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656376-12
Datum uitspraak: 12 november 2013
Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:
[veroordeelde]
geboren op [1990] te [geboorteplaats]
thans verblijvende te Stichting Exodus, Waalstraat 91 te Utrecht
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 4 februari 2013 waaruit blijkt dat aan de veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar en waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het openbaar ministerie binnen 9 maanden dient te berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
- een rapport, opgesteld door mevrouw [A], individueel trajectbegeleider bij P.I. Utrecht, locatie Wolvenplein en mevrouw J. Drenth, plaatsvervangend vestigingsdirecteur van P.I. Utrecht, locatie Wolvenplein, d.d. 30 oktober 2013 omtrent de stand van uitvoering van het plan van opvang van de veroordeelde.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 12 november 2013, waarbij zijn gehoord:
de officier van justitie,
de veroordeelde,
de raadsvrouw van de veroordeelde mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere,
de getuige-deskundige mevrouw [A], voornoemd.

OVERWEGINGEN:

Uit het rapport van P.I. Utrecht, locatie Wolvenplein (hierna: de inrichting) blijkt het volgende. Bij veroordeelde is de Recidive Inschatting Schalen (RISc) afgenomen. De uitslag wijst op een hoge kans op recidive. Uit het scoringsprofiel blijkt dat in het bijzonder opleiding, werk en scholing, middelengebruik, inkomen en omgaan met geld, denkpatronen gedrag en vaardigheden sterke criminogene factoren zijn. Veroordeelde is op 19 februari 2013 geplaatst op de ISD-afdeling van de inrichting. In een trajectbepalingsoverleg is geconcludeerd dat veroordeelde geen klinische opname behoeft maar dat een ambulant traject is geïndiceerd. Er werd gedacht aan een begeleide woonvorm in combinatie met dagbesteding en daarnaast individuele begeleiding/behandeling. Hij werd aangemeld bij het FACT bij De Waag en bij Exodus. Hij verblijft sinds 29 augustus 2013 in de extramurale fase van het ISD-traject bij Exodus. Tot op heden komt hij hier zijn afspraken na en is hij door de begeleiding goed aanspreekbaar. Tot nu toe zijn de uitslagen van de urinecontroles ook negatief. Bij De Waag komt hij ook zijn afspraken na en zet hij zich goed in. Zij werken momenteel aan een terugvalpreventieplan. Verder werkt hij sinds 19 september 2013 voor 26 uur per week als vrijwilliger bij een sportschool. Zijn werkgever is erg tevreden.
Indien de maatregel wordt opgeheven wordt de kans op recidive nog steeds als hoog ingeschat, aldus de inrichting. Het advies van de inrichting is om de maatregel te continueren.
Ter zitting heeft de officier van justitie zich aangesloten bij het advies van de inrichting en zich op het standpunt gesteld dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders dient te worden voortgezet.
De veroordeelde heeft ter zitting aangegeven dat hij graag zou zien dat de maatregel beëindigd wordt. De raadsvrouw van veroordeelde heeft aangevoerd dat zij eveneens van mening is dat de maatregel dient te worden beëindigd, nu duidelijk is geworden dat het erg goed gaat met de veroordeelde (in Exodus) en hij al heeft aangetoond goed met alle vrijheden om te kunnen gaan.
De rechtbank dient te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. De rechtbank acht het in dat kader van belang dat het goed gaat met veroordeelde, maar ook dat hij pas sinds augustus van dit jaar in Exodus verblijft en dat de inrichting de kans op recidive als hoog in schat bij beëindiging van de maatregel. Uit het rapport van de inrichting en de toelichting ter zitting leidt de rechtbank af de huidige situatie nog een periode gecontinueerd dient te worden, waarbij de veroordeelde kan worden opgevangen bij een eventuele (op dit moment niet te verwachten) terugval, voordat beëindiging van de maatregel aan de orde is.
De rechtbank ziet gelet op voorgaande geen aanleiding de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders te beëindigen. De rechtbank ziet in de positieve ontwikkelingen wel aanleiding om de maatregel over zes maanden opnieuw te toetsen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING:

De rechtbank verstaat dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan [veroordeelde] voornoemd, wordt voortgezet;
De rechtbank bepaalt dat de maatregel over zes maanden (rond half mei 2014) opnieuw getoetst dient te worden.
Aldus gedaan door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en R.S.B. Kool, rechters, bijgestaan door mr. M. van der Meulen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 12 november 2013.