Op 19 november 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 augustus 2013 samen met een mededader een woninginbraak heeft gepleegd. De verdachte is op dat moment aangehouden door de politie, nadat er meldingen waren binnengekomen van breekgeluiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 12 november 2013 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.I.A. Schröder, verklaard dat hij pas na de inbraak op de plaats delict arriveerde. De officier van justitie heeft echter bewijs gepresenteerd dat de verdachte betrokken was bij de inbraak, waaronder getuigenverklaringen en de vondst van de verdachte met gestolen goederen in zijn bezit.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als onaannemelijk beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en deelname aan psychodiagnostisch onderzoek. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en de impact van woninginbraken op de slachtoffers. De uitspraak is gedaan in het belang van de samenleving en ter bescherming van de privacy van de bewoners.