ECLI:NL:RBMNE:2013:7998

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2013
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
16-661763-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met braak

Op 19 november 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 augustus 2013 samen met een mededader een woninginbraak heeft gepleegd. De verdachte is op dat moment aangehouden door de politie, nadat er meldingen waren binnengekomen van breekgeluiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 12 november 2013 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.I.A. Schröder, verklaard dat hij pas na de inbraak op de plaats delict arriveerde. De officier van justitie heeft echter bewijs gepresenteerd dat de verdachte betrokken was bij de inbraak, waaronder getuigenverklaringen en de vondst van de verdachte met gestolen goederen in zijn bezit.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als onaannemelijk beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en deelname aan psychodiagnostisch onderzoek. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en de impact van woninginbraken op de slachtoffers. De uitspraak is gedaan in het belang van de samenleving en ter bescherming van de privacy van de bewoners.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661763-13
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2013. Verdachte is verschenen met zijn raadsvrouw mr. D.I.A. Schröder, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 1 augustus 2013in vereniging een woninginbraak heeft gepleegd.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gekwalificeerde diefstal in vereniging heeft begaan en baseert zich daarbij op zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van verdachte op dit punt. Met betrekking tot het bestanddeel braak heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De verdediging heeft dit onderbouwd door te verwijzen naar de verklaring van verdachte dat hij pas nadat er reeds was ingebroken op de plaats van het delict is gearriveerd en dat de braak derhalve door iemand anders is gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen
Verbalisant [verbalisant 1] kreeg op 1 augustus 2013 om 3.50 uur de melding om te gaan naar de [adres] te [plaats] alwaar een melder breekgeluiden heeft gehoord. Daar aangekomen, sprak de verbalisant met de melder en hoorde verbalisant glasgerinkel.
De verbalisant zag vervolgens een vrouw op een balkon zitten en de verbalisant hoorde van deze getuige dat zij twee personen een achtertuin aan de [adres] had zien ingaan. Vervolgens zag de verbalisant dat aan de achterzijde van [adres] een ruit van de achterdeur verbroken was en hoorde hij geluid uit de woning komen dat leek op het geluid van voetstappen. De verbalisant ging de woning binnen samen met twee collega’s. [1] Verbalisant [verbalisant 2] ging in de woning richting de zolder en hij trof daar verdachte aan achter een matras. Verdachte had twee leren handschoenen in zijn hand. [2]
Aangeefster is op 30 juli 2013 op vakantie gegaan nadat zij alle deuren en ramen had afgesloten. Op donderdag 1 augustus 2013 werd aangeefster door de politie gebeld dat er was ingebroken in haar woning. De weggenomen goederen zijn drukknopen, munten en horloges. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, samen met zijn mededader, vanuit de tuin de woning (waar reeds ingebroken was) is binnengegaan door het gat in het raam en dat hij vervolgens de gestolen goederen in zijn zak heeft gedaan en daarna door de politie in de woning werd aangehouden. [4]
4.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank komt, gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, tot het oordeel dat verdachte de ten laste gelegde woninginbraak in vereniging heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte een van de daders is geweest die de inbraak heeft gepleegd. De verklaring die verdachte heeft afgelegd, dat hij glasgerinkel hoorde en dat er reeds was ingebroken op het moment dat hij bij de woning van aangeefster arriveerde en dat hij de handschoenen, die hij bij aanhouding in zijn hand had, in de woning van aangeefster heeft gevonden, acht de rechtbank onaannemelijk. De rechtbank baseert dat oordeel op de verklaringen van de verbalisanten, waaruit blijkt van het korte tijdsverloop tussen de melding, het glasgerinkel dat verbalisant [verbalisant 1] hoort en het aantreffen van verdachte en zijn mededader, waarbij zij op dat moment al in het bezit waren van de weggenomen goederen en verdachte zich al had verstopt op de zolder.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
hij op 1 augustus 2013 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een zakje met munten en horloges en een of meer goederen van zijn gading, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten door een ruit van voornoemde woning te vernielen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden conform het advies van de reclassering in het rapport van 4 oktober 2013.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de strafmaat op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd gelijk aan het voorarrest. Daarnaast kan er naar de mening van de raadsvrouw een gedeeltelijk voorwaardelijke straf worden opgelegd, zodat in dat kader bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met een mededader ingebroken in een woning en daarbij spullen weggenomen. Verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor het leed dat hij daarmee bij anderen kan aanrichten en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 oktober 2013, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 4 oktober 2013, waarin wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht en daarbij het meewerken aan psychodiagnostisch onderzoek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij de forensische polikliniek van Victas en toeleiding naar zowel een begeleide/beschermde woonplek alsook een dagbesteding. De rechtbank zal bovenstaande bij haar oordeel betrekken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 120 dagen met aftrek van de 76 dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank 44 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van twee jaren en daaraan bijzondere voorwaarden verbinden. Met deze voorwaardelijke straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit de begeleiding door Victas mogelijk en daarnaast ambulante behandeling, hetgeen de rechtbank noodzakelijk acht en waarvan verdachte ook ter zitting heeft toegelicht dat hij hieraan zal meewerken.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
120 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
44 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na heden meldt bij de reclassering van Victas, op het adres ABC-straat 5, 3512 PX Utrecht. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
- mee moet werken aan psychodiagnostisch onderzoek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij de forensische polikliniek van Victas of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
- mee moet werken aan toeleiding naar een begeleide/beschermde woonplek en dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. P.W.G. de Beer en R.S.B. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 01 augustus 2013 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres]) heeft weggenomen een zakje met munten en/of een of meer
horloge(s) en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of een of meer tot op
heden onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, te weten door een ruit van voornoemde woning te vernielen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 7/8 van het proces-verbaal dossiernummer PL0940 2013172146, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 67 (met daarachter de ongenummerde aangifte).
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 10/11 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde], ongenummerd opgenomen achter pagina 67 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 12 november 2013.