ECLI:NL:RBMNE:2013:7994

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
C/16/339308 / HA ZA 13-151
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringskwestie na brand in frituurinstallatie met discussie over toezicht en onderhoudsverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Errobema BV en ASR Schadeverzekering NV naar aanleiding van een brand in een horecagelegenheid op het recreatiepark Dennenoord te Boxtel. De brand vond plaats op 20 januari 2012 en leidde tot aanzienlijke schade, waarvoor Errobema aanspraak maakte op schadevergoeding van haar verzekeraar ASR. ASR weigerde echter de schade te vergoeden, met als argument dat Errobema niet had voldaan aan de voorwaarden van de verzekeringspolis, waaronder de verplichting tot toezicht tijdens het frituren en de jaarlijkse controle en onderhoud van de frituurinstallatie.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat Errobema niet voldoende bewijs heeft geleverd dat er toezicht werd gehouden op de frituurinstallatie ten tijde van de brand. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van een bardame, die niet expliciet belast was met toezicht, niet voldeed aan de vereisten van de verzekeringspolis. Daarnaast werd vastgesteld dat Errobema niet had voldaan aan de jaarlijkse onderhoudsverplichtingen, wat ook een reden was voor ASR om de schadevergoeding te weigeren.

De rechtbank concludeerde dat het ontbreken van toezicht en het niet naleven van de onderhoudsverplichtingen een causaal verband vertoonden met de ontstane schade. Hierdoor was ASR niet gehouden om de schade te vergoeden. De vordering van Errobema werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van ASR, die op € 7.715,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/339308 / HA ZA 13-151
Vonnis van 27 november 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ERROBEMA BV,
gevestigd te Boxmeer,
eiseres,
advocaat mr. E.C.M.J. van Kempen,
tegen
naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING NV,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert.
Partijen zullen hierna Errobema en ASR genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 juni 2013, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Errobema is eigenaar van recreatiepark Dennenoord te Boxtel. Op het recreatiepark bevindt zich onder meer een horecagelegenheid.
2.2.
Op 20 januari 2012 heeft er brand gewoed in de horecagelegenheid.
2.3.
Errobema heeft de brand en de daardoor ontstane schade gemeld bij haar brandverzekeraar, ASR.
2.4.
Partijen hebben onderzoek laten doen naar de oorzaak van de brand.
2.5.
EMN Expertise (ingeschakeld door de verzekeraar) heeft geconcludeerd:

De brand is ontstaan in de 3e bakpan van de frituurinstallatie. De brand is het gevolg van zelfontbranding van het bakvet doordat het verwarmingselement niet werd uitgeschakeld doordat:
de regelthermostaat als gevolg van de losgeraakte voeler niet functioneerde en
de maximaalthermostaat niet functioneerde doordat deze defect was.
2.6.
Gorissen & Van der Zande (ingeschakeld door Errobema) heeft gerapporteerd:

Rapporteur concludeert aan de hand van de constateringen van EMN Expertise dat beide thermostaten op de juiste wijze waren aangesloten en functioneerden. De maximaalthermostaat onderbrak immers het stroomcircuit waardoor het verwarmingselement werd uitgeschakeld. Ondanks dat raakte de olie in de frituurpan toch oververhit en kwam deze tot ontbranding. De enige verklaring daarvoor is gelegen in het feit dat onder de frituurpan een brand woedde die ervoor zorgde dat de olie steeds verder verhit werd, ook na het door de thermostaten uitschakelen van het verwarmingselement.
En daaraan is later nog toegevoegd:

De brandoorzaak is naar de mening van rapporteur gelegen in een overgangsweerstand ter hoogte van een aansluitstrip van de regelthermostaat en niet in een onjuiste werking of defect aan één van de thermostaten.
2.7.
Bij e-mail van 12 februari 2012 heeft ASR Errobema bericht de schade niet te zullen vergoeden, omdat in strijd met de garantieclausule met betrekking tot het frituren tijdens het frituren en/of warm houden van vet en/of olie niet steeds iemand aanwezig is geweest om hier toezicht op te houden, er geen sprake was van een goedwerkende maximaalthermostaat en het onderhoud niet plaatsvond door een ter zake kundig bedrijf.
2.8.
De clausule waarnaar ASR verwijst en die op de overeenkomst van toepassing is, luidt als volgt:

Tijdens de voorbereidingen tot het frituren en fonduen (het zogenaamde voorsmelten van vet en het verhitten van vet en/of olie) en het frituren en/of warmhouden van vet en/of olie moet er steeds iemand aanwezig zijn om hier toezicht op te houden.
Bij het gebruik van een frituuroven gelden verder de volgende vereisten:
(…)
De frituuroven moet voorzien zijn van een goed werkende maximaalthermostaat, regelthermostaat en waakvlambeveiliging;
(…)
De frituuroven en de afzuiginstallatie moeten jaarlijks gecontroleerd en onderhouden worden, inclusief het reinigen van het afvoerkanaal, door een ter zake kundig bedrijf.

3.Het geschil

3.1.
Errobema vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat ASR gehouden is tot uitkering van de schade van Errobema voortvloeiend uit het schadeveroorzakende voorval van 20 januari 2012 op basis van de door ASR afgegeven verzekeringspolissen en veroordeling van ASR tot betaling van € 278.527,65 ter zake van schade alsmede onderzoekskosten en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
ASR voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is of ASR al dan niet terecht heeft geweigerd tot vergoeding van de schade over te gaan. Tussen partijen staat ter discussie of er toezicht is gehouden, of de thermostaten naar behoren functioneerden en of Errobema heeft voldaan aan de jaarlijkse controle- en onderhoudsverplichting. Daarnaast discussiëren partijen nog over de vraag waar precies de brand is ontstaan: in de bakpan (zoals EMN Expertise heeft geconcludeerd) of onder de bakpan (zoals Gorissen & Van der Zande heeft geconcludeerd). De rechtbank stelt voorop dat die vraag uitsluitend van belang is bij beantwoording van de vraag of de thermostaten naar behoren functioneerden.
4.2.
Vast staat dat er ten tijde van de brand sprake was van het warmhouden van vet en/of olie. Errobema heeft immers zelf betoogd dat de kok, de heer [A], de temperatuurknop van de frituur omlaag had gedraaid, maar dat deze nog wel steeds aanstond. In een dergelijke omstandigheid moet er ingevolge de hiervoor geciteerde clausule ‘steeds iemand aanwezig zijn om hier toezicht op te houden’. Errobema heeft betoogd dat hieronder niet meer mag worden verstaan dan dat iemand die met die taak is belast aanwezig moet zijn (punt 16 en 21 van de dagvaarding).
4.3.
Errobema stelt dat zij hieraan heeft voldaan ondanks dat de kok feitelijk niet aanwezig was, namelijk door de bardame, [B], in zijn afwezigheid met dit toezicht te belasten. Tegenover Gorissen & Van der Zande heeft [B] weliswaar verklaard dat zij bij afwezigheid van de kok zijn taak in de keuken overnam – zo ook de avond van de brand –, naast haar barwerkzaamheden. Deze taak in de keuken lijkt echter voornamelijk te hebben gezien op het bereiden van eventuele bestellingen. Zij heeft daarover tegenover Gorissen & Van der Zande verklaard: ‘Zou zich in de tijd dat hij aan het eten was namelijk een klant komen met een bestelling, dan zou ik die hebben bereid.’ Nergens blijkt echter uit dat onder de taak die zij overnam van de kok ook het toezicht houden op de frituur moet worden verstaan. Dat [B] wel met het toezicht was belast, volgt ook niet uit de verklaring van Errobema ter comparitie inhoudende ‘ik weet niet of er expliciet of letterlijk tegen [B] gezegd dat zij toezicht moest houden op de frituur maar als [A] de keuken verliet dan nam zij hem waar.’ [B] heeft alleen gezegd dat zij achter de bar stond en regelmatig de keuken in keek. Zicht hebben is naar het oordeel van de rechtbank echter iets anders dan toezicht houden. Toezicht houden betekent immers zorg dragen en controleren terwijl zicht hebben niet meer betekent dan dat het visueel waarneembaar is. Errobema heeft dit verschil kennelijk in de dagvaarding ook onderkent omdat daarin wordt gesproken over een ‘taak’ waarmee iemand is belast. Het feit dat gasten in de keuken kunnen kijken – zoals ter comparitie is aangevoerd – kan gelet op het voorgaande niet worden aangemerkt als toezicht.
4.4.
Dit betekent dat zelfs wanneer van de voor Errobema meest gunstige verklaring van [B] wordt uitgegaan, niet voldoende is onderbouwd dat zij met de taak van toezicht was belast. Dit brengt met zich dat zelfs wanneer onder de clausule niet meer mag worden begrepen dan dat iemand die met de taak van toezicht is belast aanwezig moet zijn, hieraan niet is voldaan. Bovendien blijkt uit de verklaring van [B] dat zij als enige achter de bar stond en regelmatig de keuken in keek. Daaruit volgt dat haar focus lag bij de bar, de klanten en hun mogelijke bestellingen en niet bij de keuken. Aldus was ook geen sprake van het steeds aanwezig zijn van iemand om toezicht te houden op de frituur, zonder dat hieronder nu wordt verstaan dat die persoon zijn ogen niet van de frituur af mag halen.
4.5.
Het ontbreken van toezicht staat aan vergoeding van de schade door ASR in de weg, tenzij Errobema voldoende onderbouwt en desnoods bewijst dat er geen causaal verband bestaat tussen het ontbreken van toezicht en de brandschade. In de verklaring van [B] bij Gorissen & Van der Zande is opgenomen dat zij achter de bar stond en een vreemde lucht rook waarna zij de keuken inkeek en vlammen zag ter hoogte van een van de frituurpannen. Dit betekent dat de geur voor [B] de eerste waarneming is geweest. De geurwaarneming is gevolgd op de brand. Dat blijkt uit het feit dat zij direct na het ruiken van een vreemde lucht vlammen zag. Er is dus een tijdsverloop geweest tussen het ontstaan van de brand en het ruiken van de lucht door [B]. Op geen enkele wijze heeft Errobema onderbouwd dat ook wanneer er steeds iemand aanwezig zou zijn geweest om toezicht te houden de brand niet eerder ontdekt zou zijn dan thans het geval is geweest. De vlammen zouden dan eerder gezien zijn en mogelijk zou de brandlucht al eerder zijn waargenomen (de lucht kan immers ook vooraf zijn gegaan aan het ontstaan van de brand). Het beroep van Errobema op het ontbreken van causaal verband faalt dan ook.
4.6.
Nu Errobema geen toezicht heeft gehouden en het ervoor gehouden wordt dat het causaal verband tussen het ontbreken van toezicht en de brand aanwezig is, was ASR niet gehouden om de brandschade te vergoeden. De overige gronden behoeven daarmee geen bespreking meer.
4.7.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat Errobema zich niet heeft gehouden aan het voorschrift de frituuroven jaarlijks te laten controleren en onderhouden. Ook als ervan uit wordt gegaan dat controle en onderhoud door de eigen technische dienst, in de persoon van de heer[C], mogelijk was, dan nog blijkt niet dat[C] die controle en dat onderhoud heeft verricht. Tegenover Gorissen & Van der Zande heeft[C] onder meer verklaard: ‘De bakwand heeft geen onderhoud nodig. Deze werkt of werkt niet en er zijn geen onderdelen die moeten worden onderhouden. Wel moeten de frituurpannen e.d. regelmatig gereinigd worden maar daar heb ik niets mee van doen. Dat doet het horecapersoneel. Als er aan de bakwand iets kapot zou gaan dan wordt ik er wel bijgeroepen om de situatie te beoordelen en eventueel de reparatie uit te voeren.’ Dit duidt aldus niet op jaarlijkse controle en onderhoud, maar op het oplossen van (door anderen) geconstateerde defecten. Dit is ook feitelijk wat zich in 2011 heeft voorgedaan. In september/oktober 2011 zou de regelthermostaat kapot zijn geweest en zijn vervangen en in april 2011 zou de maximaalthermostaat zijn ingeschakeld – en dus hebben gefunctioneerd – en daarna zijn gereset niet door[C], maar door de bestuurder van Errobema, de heer [D]. Dit oplossen van defecten kan echter niet worden begrepen als jaarlijkse controle en onderhoud. Juist omdat defecten als die zich voordoen meteen ernstige gevolgen kunnen hebben, vraagt ASR van haar verzekerden om regelmatige controle en onderhoud van het geheel van de frituuroven. Dat bij die controle en dat onderhoud het disfunctioneren van de thermostaat of de overgangsweerstand ter hoogte van een aansluitstrip van de regelthermostaat niet zou zijn opgemerkt en/of verholpen, is door Errobema onvoldoende onderbouwd. Zij geeft zelf aan dat de regelthermostaat wel wordt gecontroleerd en dat er ook enige controle van de maximaalthermostaat plaatsvindt (punt 57 van de dagvaarding). Dat beide thermostaten ook tussen twee controles in defect kunnen raken, is juist, maar betekent niet dat een eventueel defect bij de controle en het onderhoud niet zou zijn gesignaleerd. Ook vanwege het feit dat Errobema niet aan de jaarlijkse controle- en onderhoudsverplichting heeft voldaan, hoefde ASR niet tot vergoeding van de schade over te gaan.
4.8.
De stelling van Errobema dat een beroep op de betreffende clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, faalt. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Errobema erop gewezen dat zij materieel heeft voldaan aan alles wat er van haar mocht worden verwacht en dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen de niet-nakoming van de garantieclausule en de verwezenlijking van het risico. In het voorenstaande is echter reeds overwogen dat Errobema niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen en dat het causaal verband moet worden geacht wel aanwezig te zijn.
4.9.
Conclusie is dan ook dat de vordering van Errobema zal worden afgewezen en dat zij als in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten van ASR. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op:
- griffierecht € 3.715,00
- salaris advocaat
4.000,00(2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 7.715,00
De nakosten worden toegekend zoals in het dictum begroot.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Errobema in de proceskosten, aan de zijde van ASR tot op heden begroot op € 7.715,00,
5.3.
veroordeelt Errobema, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door ASR volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van
€ 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2013. [1]

Voetnoten

1.type: k