ECLI:NL:RBMNE:2013:7993

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
4 december 2014
Zaaknummer
C/16/332423 / HA ZA 12-1214
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg verzekeringsovereenkomst en dekking kostbaarheden inboedelverzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en ASR Schadeverzekering N.V. over de dekking van kostbaarheden onder een inboedelverzekering. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Ibrahim, vorderde dat ASR gehouden was tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst en een schadevergoeding van € 51.870,00 voor gestolen horloges, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. ASR, vertegenwoordigd door advocaat mr. O.P. van Tricht, voerde verweer en stelde dat de schadevergoeding was gemaximeerd tot € 2.500,00 op basis van de Bijzondere Voorwaarden van de inboedelverzekering.

De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, waaronder de correspondentie tussen de eiser en de gevolgmachtigde van ASR, GHW Assurantieadviseurs B.V. De rechtbank oordeelde dat de tekst op het polisblad onduidelijk was en dat de eiser in redelijkheid mocht verwachten dat zijn kostbaarheden, waaronder de horloges, volledig onder de dekking vielen. De rechtbank concludeerde dat ASR ten onrechte slechts € 2.500,00 had vergoed en heeft de vordering van de eiser tot betaling van het volledige bedrag van € 51.870,00 toegewezen, evenals de wettelijke rente.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de eiser tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten toegewezen, omdat deze voldoende onderbouwd was. ASR werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiser op € 2.701,17 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/332423 / HA ZA 12-1214
Vonnis van 28 augustus 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. S. Ibrahim,
tegen
naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. O.P. van Tricht.
Partijen zullen hierna [eiser] en ASR genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 januari 2013;
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 mei 2013;
  • de akte van [eiser], waarbij hij zijn eis heeft gewijzigd;
  • de antwoordakte van ASR.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 5 november 2007 heeft [eiser] via GHW Assurantieadviseurs B.V. (hierna: GHW), gevolgmachtigde van ASR, een pakketverzekering bij ASR afgesloten, waaronder een inboedelverzekering.
2.2.
Hieraan voorafgaand hebben [eiser] en GHW gecorrespondeerd. Bij brief van 8 augustus 2007 had GHW [eiser] onder meer geschreven:

Zoals afgesproken zou ik u een premie verstrekken van een kostbaarhedenverzekering voor uw horloges. Het gaat om een Vacheron Constantin (herenhorloge) met een nieuwwaarde van € 11.000,00 en een dagwaarde van € 6.500,00 en een Rolex (dameshorloge) met een nieuwwaarde van € 13.000,00. Bij verzekeraar Fortis ASR heeft de kostbaarhedenverzekering een buitenhuisdekking en dit wordt op de inboedelpolis aangetekend.
[eiser] heeft bij e-mail van 21 augustus 2007 laten weten dat de kostbaarhedenverzekering kon worden afgesloten.
Bij brief van 23 augustus 2007 heeft GHW [eiser] onder meer laten weten:

Er is nu ook sprake van buitenhuisdekking.
2.3.
Op het polisblad van 2007 stond onder ‘bijzonderheden’ vermeld:

De Buitenhuis dekking is 20% van de verzekerde som.
Speciaal rekening houdend met:
-
Herenhorloge Vacheron Constantin € 6.500,00 (dagwaarde)
- Dameshorloge Rolex € 13.000,00 (nieuwwaarde)
Het verzekerd belang was € 115.200,00 en de jaarlijkse premie bedroeg € 403,20.
2.4.
In 2008 heeft [eiser] een inboedelwaardemeter ingevuld. Hierop heeft hij aangegeven dat voor € 25.000,00 aan audiovisuele en computerapparatuur aanwezig was, voor € 50.000,00 aan kleding en € 82.000,00 aan (5) luxehorloges.
2.5.
Op 15 augustus 2008 heeft [eiser] een nieuw polisblad ontvangen. Op het polisblad staat onder ‘bijzonderheden’ vermeld:

De buitenhuis dekking is 20% van de verzekerde som.
Totaal 5 horloges € 82.000,00
Speciaal rekening houdend met:
  • Herenhorloge Vacheron Constantin € 6.500,00 (dagwaarde)
  • Dameshorloge Rolex € 13.000,00 (nieuwwaarde)
Het verzekerd belang werd € 260.000,00 en de jaarlijkse premie bedroeg € 910,00.
2.6.
In artikel 5, lid 1, sub 1 van de Bijzondere Voorwaarden Inboedelverzekering staat:

1. Dekking binnen het woonhuis
Wij bieden dekking voor de schade aan of het verlies van de inboedel. (…) De gebeurtenis moet plaatsvinden binnen het woonhuis. Bij diefstal, (poging tot) gewelddadige beroving en (poging tot) afpersing gelden de volgende bepalingen:
a.
voor sieraden vergoeden wij maximaal € 2.500,00. Als de sieraden voor een apart bedrag tegen diefstal zijn verzekerd, geldt het bedrag dat daarvoor op het polisblad is vermeld;
In artikel 5, lid 5, sub a van die voorwaarden staat:

5. Dekking buiten het woonhuis voor kostbaarheden (Buitenhuisdekking)
a. Als op het polisblad is vermeld dat kostbaarheden die zich buiten het woonhuis bevinden zijn meeverzekerd, bieden wij daarvoor per gebeurtenis tot maximaal 10% van het verzekerde bedrag dekking tegen alle van buiten komende onheilen, diefstal en vermissing. (…)
2.7.
Op 10 december 2009 is [eiser] in zijn woning van onder meer contant geld en (drie) horloges beroofd. [eiser] heeft dit dezelfde dag gemeld bij GHW/ASR.
2.8.
Bij brief van 21 december 2009 heeft GHW [eiser] bericht dat € 3.750,00 werd uitgekeerd, omdat de schade-uitkering voor sieraden zou zijn gemaximeerd tot € 2.500,00 en voor contant geld tot € 1.250,00. Het resterende schadebedrag zou niet onder de dekking van de verzekering vallen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht zal verklaren dat ASR gehouden is tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de gesloten verzekeringsovereenkomst door polisdekking te bieden voor de kostbaarheden binnen- en buitenshuis;
  • ASR zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 51.870,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2012 tot de voldoening;
  • ASR zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.500,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2012 tot de voldoening;
  • ASR zal veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
ASR voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] wil de van hem geroofde horloges door ASR vergoed zien.
ASR meent hiervoor gelet op artikel 5, lid 1, sub a van de Bijzondere Voorwaarden Inboedelverzekering niet meer dan € 2.500,00 te hoeven uitbetalen.
4.2.
Tussen partijen staat ter discussie of met hetgeen onder bijzonderheden op het polisblad is opgenomen een uitzondering is gemaakt op artikel 5, lid 1, sub a van de Bijzondere Voorwaarden Inboedelverzekering. Beide partijen leggen de opmerkingen op het polisblad verschillend uit. [eiser] meent dat de horloges voor een apart bedrag tegen diefstal zijn verzekerd, zodat van dit bedrag uitgegaan moet worden. ASR meent dat er uitsluitend voor de buitenhuisdekking een van de voorwaarden afwijkende dekking is overeengekomen en dat de horloges daarop alleen staan vermeld ‘om te weten wat voor bijzondere kostbaarheden [eiser] heeft omdat er anders discussie kan ontstaan over het soort of de waarde van de betreffende horloges’, aldus ASR ter comparitie.
4.3.
De rechtbank overweegt dat de tekst op het polisblad noch de uitleg van [eiser] noch de uitleg van ASR uitsluit. Zoals altijd en zeker in het geval de tekst van een overeenkomst onduidelijkheid laat, dient te worden bezien welke uitleg partijen gelet op de omstandigheden van het geval aan de opmerkingen op het polisblad mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.4.
Uit de door [eiser] en GHW gevoerde correspondentie lijkt te volgen dat [eiser] een zo compleet mogelijke verzekering wilde hebben. Hij is direct akkoord gegaan met de aanvullende buitenhuisdekking en heeft steeds nadrukkelijk zijn horloges en de waarde daarvan vermeld. Op basis van onder meer de toegenomen waarde van de horloges die hij bezat is de verzekerde som in 2008 na invulling van de inboedelwaardemeter verhoogd. Dientengevolge is ook de premie verhoogd. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] op enig moment is gewezen op de maximering binnenhuis, hoewel die toch voor [eiser] gelet op de waarde van de horloges van groot belang was. Voorts valt niet in te zien wat anders de zin van de vermelding van (de waarde van) de horloges op het polisblad was. Dat is immers niet nodig – zoals ASR ter zitting verklaarde – om te weten welke (bijzondere) kostbaarheden [eiser] heeft en daarover discussie te vermijden. Welke kostbaarheden [eiser] bezat, bleek immers al uit de inboedelwaardemeter. Bovendien valt in het licht van de uitleg van ASR niet te volgen waarom dan niet alle kostbaarheden van [eiser] (waaronder ook kleding en audiovisuele en computerapparatuur) staan vermeld. Gelet op voornoemde omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang beschouwd en gelet op het feit dat [eiser] als particuliere verzekernemer optrad en ASR als professionele verzekeraar, mocht [eiser] in redelijkheid menen en verwachten dat zijn horloges ook binnenshuis volledig onder de dekking vielen en volledig zouden worden vergoed.
4.5.
Op basis van het vorengaande oordeelt de rechtbank dan ook dat ASR ten onrechte slechts € 2.500,00 voor de horloges heeft vergoed. [eiser] heeft ter zake van de horloges een bedrag van € 51.870,00 gevorderd. Dit bedrag is als zodanig niet door ASR bestreden, zodat dit bedrag zal worden toegewezen alsmede de wettelijke rente daarover zoals gevorderd.
4.6.
Nu de waarde van de gestolen horloges volledig dient te worden vergoed, wordt [eiser] geacht geen belang meer te hebben bij de gevorderde verklaring voor recht.
4.7.
[eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
Daarbij hanteert de rechtbank conform het rapport Voorwerk II het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
[eiser] heeft ten aanzien van voormelde criteria voldoende gesteld en onderbouwd om tot toewijzing van het gevorderde te kunnen overgaan. Hij heeft immers verschillende (inhoudelijke) brieven en e-mailberichten aan GHW en/of ASR overgelegd. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de staffel kantonrechters als bedoeld in het rapport Voorwerk II en daarmee - zijnde conform de tarieven volgens welke zodanige kosten gewoonlijk aan opdrachtgevers in rekening worden gebracht - redelijk. De rechtbank ziet derhalve geen reden tot matiging en wijst het gevorderde bedrag toe. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu is gesteld noch gebleken dat [eiser] deze kosten reeds heeft voldaan.
4.8.
ASR zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 92,17
- griffierecht 821,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.701,17
Hierbij zal geen punt voor de akte worden toegekend, nu de inhoud daarvan al bij dagvaarding had kunnen worden vermeld.
De wettelijke rente over de proceskosten zal als navermeld worden toegewezen.
4.9.
De nakosten zullen als hierna vermeld worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt ASR om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 53.370,00 (drieënvijftig duizenddriehonderdzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van € 51.870,00 vanaf 22 oktober 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt ASR in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.701,17, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt ASR, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2013. [1]

Voetnoten

1.type: k