ECLI:NL:RBMNE:2013:7965

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2013
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
16/661272-13 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en mishandeling in Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 200 uur. De zaak kwam voort uit een incident op 15 maart 2013, waarbij de verdachte betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met twee slachtoffers in Utrecht. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte [slachtoffer 1] op de grond gegooid en meermalen op diens hoofd en lichaam geslagen en geschopt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder een gebroken neus en een uitgeslagen tand. [slachtoffer 2] werd ook mishandeld door de verdachte, die hem op het gezicht sloeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet leidde tot een vrijspraak. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft de gevolgen voor de slachtoffers niet onder ogen willen zien. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], toegewezen tot een bedrag van €2.276,61, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661272-13 [P]
Vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken
op tegenspraakgewezen in de zaak tegen
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 oktober 2013. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
t.a.v. feit 1: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden, subsidiair ten laste gelegd als zware mishandeling en meer subsidiair ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling;
t.a.v. feit 2: [slachtoffer 2] heeft mishandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging doodslag.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair (zware mishandeling) en 2 (mishandeling) is ten laste gelegd en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van zowel de aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde poging doodslag als de onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De verklaring van [slachtoffer 1] dat hij is geschopt/getrapt tegen zijn gezicht/hoofd staat op zichzelf en wordt niet ondersteund door enige andere verklaring in het dossier. Verdachte heeft [slachtoffer 1] slechts geslagen. De primair ten laste gelegde poging doodslag kan niet worden gebaseerd op dit enkele slaan. Daarnaast kan uit de jurisprudentie niet worden afgeleid dat het door [slachtoffer 1] opgelopen letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman aangevoerd dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte heeft wel slaande en trappende bewegingen gemaakt, maar daarbij is niemand geraakt. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Vastgestelde feiten
De volgende feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.
Op 15 maart 2013 zijn [slachtoffer 1](verder: [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2]) met een vrachtauto meubels gaan bezorgen op de [adres], gemeente Utrecht. [2] Verdachte was in zijn auto onderweg naar huis, toen zijn weg werd versperd door de geparkeerde vrachtauto. [3] Nadat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de meubels hebben afgeleverd belde [slachtoffer 1] aan bij de woning van verdachte. [4]
4.3.1
Het bewijs
T.a.v. feit 1:[slachtoffer 1] voelde dat hij op de grond werd gegooid. Terwijl hij op de grond lag werd hij meerdere malen door de man geslagen en getrapt. [slachtoffer 1] werd geraakt op zijn hoofd, armen en bovenlichaam. Hij voelde dat hij telkens hard geraakt werd en hij had erge pijn op zijn bovenlichaam. [slachtoffer 1] zag en voelde dat hij zowel op zijn hoofd als in zijn gezicht geschopt werd. [slachtoffer 1] zag dat de man ook bukte en hem telkens sloeg. [5]
[slachtoffer 1] voelde dat hij wederom door de man op de grond werd gegooid. De man begon weer te slaan en te trappen op zijn hoofd, gezicht en bovenlichaam. Ook toen voelde [slachtoffer 1] erge pijn als gevolg van de trappen en klappen. [slachtoffer 1] kon opstaan en rende weg richting de vrachtauto. [slachtoffer 1] was op dat moment misselijk en duizelig. Hij is op de grond tegen een auto gaan zitten. Terwijl [slachtoffer 1] daar zat zag hij dat de man weer in zijn richting kwam lopen en hem vol in zijn gezicht schopte en sloeg. Hij zag aan de manier waarop de man dit deed dat hij dit kennelijk opzettelijk deed. De man sloeg en schopte heel gericht. [slachtoffer 1] zag en voelde dat de man hem vreselijk hard in zijn gezicht sloeg en schopte. [slachtoffer 1] voelde op dat moment weer erge pijn in zijn gezicht. [slachtoffer 1] zag en voelde dat de man hem hard in zijn zij schopte. Als gevolg hiervan voelde [slachtoffer 1] erge pijn. [6]
Bij een controle in het ziekenhuis is gebleken dat de neus van [slachtoffer 1] gebroken is. Ook is geconstateerd dat [slachtoffer 1] een voortand mist en dat sprake is van ribcontusie. [7]
[slachtoffer 2] zag dat zijn collega [slachtoffer 1] zijn handen in zijn zakken had. Daaropvolgend zag hij dat de man zijn arm naar achter haalde en met gebalde vuist naar [slachtoffer 1] uithaalde. Toen [slachtoffer 2] bij [slachtoffer 1] aankwam zag hij dat [slachtoffer 1] op de grond lag. Hij zag dat de man gebogen over [slachtoffer 1] heen stond en met beide armen en met gebalde vuisten op [slachtoffer 1] aan het inslaan was. [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] tegen het wiel van een auto ging zitten. De man kwam op zijn dooie gemak aan lopen en haalde met kracht zijn linkerbeen naar achter schopte vol in de rechterzij van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 2] hoorde [slachtoffer 1] kreunen nadat hij die schop kreeg. [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] een tand uitspuugde. [8] [slachtoffer 2] zag dat de man zijn collega naast de trap in zijn zij ook nog twee klappen gaf. [9]
[getuige] (verder: getuige [getuige]) zag dat man 1 gehurkt op de grond zat en door man 2 werd geslagen. Getuige [getuige] kent man 2 als de bewoner van de [adres]. [10] Getuige [getuige] zag dat man 2 met zijn gebalde buist (de rechtbank begrijpt: vuist) op het hoofd van man 1 sloeg. Getuige [getuige] zag dat de man twee keer op het hoofd sloeg. Getuige [getuige] zag dat man 1 opstond en vervolgens tegen een auto ging zitten. Getuige [getuige] zag dat man 2 rustig op man 1 af kwam lopen. Hij zag dat man 2 een stomp gaf in het gezicht van man 1. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij op de [adres] in [woonplaats] woont. Verdachte heeft verder verklaard dat hij boos en opgefokt was. Hij is portier geweest en heeft geleerd dat je beter zelf de eerste klap kunt geven dan hem te ontvangen. Hij heeft [slachtoffer 1] op de grond gegooid. Toen heeft verdachte hem een klap gegeven. Verdachte heeft even later nog een klap aan [slachtoffer 1] gegeven. [slachtoffer 1] hing tegen een auto en toen heeft verdachte hem weer een klap gegeven. [12]
Verbalisant [A] kwam na een melding dat mogelijk gevochten werd ter plaatse op de [adres] te [woonplaats]. De verbalisant hoorde het verhaal van [slachtoffer 1] aan en zag dat hij tijdens het gesprek zeer emotioneel was. Ze zag dat hij diverse keren in huilen uitbarstte. Ook zag de verbalisant dat [slachtoffer 1] een voortand miste. [13]
GZ-psycholoog en EMDR-therapeut drs. H.A. de Ridder heeft verklaard dat [slachtoffer 1] met spoed door zijn huisarts naar haar is verwezen in verband met PTSS-klachten. [slachtoffer 1] heeft forse angstklachten gekregen na een zware mishandeling tijdens de uitoefening van zijn werk en volgt EMDR traumatherapie. [14]
Voorwaardelijk opzet
Verdachte heeft [slachtoffer 1] veelvuldig met kracht op/tegen het hoofd/gezicht en het bovenlichaam geslagen en geschopt/getrapt, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en het bovenlichaam kwetsbare lichaamsdelen zijn, waarin zich vele vitale functies bevinden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de kans dat [slachtoffer 1] door deze vele klappen en trappen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht te zijn geweest, in dit geval het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Zwaar lichamelijk letsel
De neus van [slachtoffer 1] is als gevolg van de trappen en klappen gebroken. Daarnaast is een tand van [slachtoffer 1] uitgeslagen/uitgeschopt, zijn rib gekneusd en heeft hij ernstig psychisch letsel opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit letsel - in samenhang bezien - naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Daarbij heeft de rechtbank, ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, acht geslagen op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel. Naar het oordeel van de rechtbank leveren een gebroken neus, een uitgeslagen/uitgeschopte tand, een gekneusde rib in samenhang met de gevolgde post-traumatische stressklachten zeer ingrijpend letsel op. Het is een feit van algemene bekendheid dat de genezing van een botbreuk enkele weken in beslag neemt. Uit de medische gegevens van [slachtoffer 1] is daarnaast gebleken dat hij nog steeds onder behandeling staat van zijn huisarts, een tandarts en een psycholoog.
T.a.v. feit 2:
[slachtoffer 2] zag dat de man eerst met zijn tot vuist gebalde rechterhand op zijn gezicht sloeg. Hij zag dat de man dit met kracht deed en hij voelde dat zijn mond werd geraakt. Daarna zag [slachtoffer 2] dat de man met allebei zijn vuisten op hem aan het inslaan was. [15] Bij het opnemen van de aangifte kan [slachtoffer 2] verklaren dat hij inmiddels pijn heeft op de plek waar hij door de man is geslagen. [16]
[slachtoffer 1] zag dat de man [slachtoffer 2] te lijf ging. [slachtoffer 1] zag dat hij vol op zijn gezicht werd geslagen door die man. [slachtoffer 1] zag dat [slachtoffer 2] nog stond, maar dat hij meerdere malen door die man geslagen werd op zijn gezicht. [17]
[getuige] (verder: getuige [getuige]) zag dat een jongen richting man 1 en man 2 liep. Getuige [getuige] had het idee dat man 2, die hij kent als de bewoner van de [adres], de jongen iets aan zou willen doen. [18]
Verdachte heeft verklaard dat hij op de [adres] in [woonplaats] woont. Verdachte heeft verder verklaard dat hij boos en opgefokt was. [19] Hij heeft slaande bewegingen gemaakt naar [slachtoffer 2].

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
t.a.v. feit 1, subsidiair:
op 15 maart 2013 te [woonplaats], gemeente Utrecht, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (gebroken neus, een uitgeslagen/uitgeschopte tand en een gekneusde rib), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk op de grond te gooien en/of vervolgens toen die [slachtoffer 1] op de grond lag die [slachtoffer 1] meermalen op/tegen diens hoofd/gezicht en/of armen en/of bovenlichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan.
t.a.v. feit 2:op 15 maart 2013 te [woonplaats], gemeente Utrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2]
op diens gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Voor zover de verdediging zich op het standpunt heeft willen stellen dat sprake is geweest van een noodweersituatie is de rechtbank van oordeel dat op basis van de stukken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting absoluut niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich ten tijde van zijn gewelddadige handelen in een noodweersituatie bevond waarin hij gerechtigd was zich te verdedigen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
zware mishandeling.
T.a.v. feit 2:
mishandeling.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte gelet op het pro justitia rapport van 21 mei 2013, opgesteld door drs. A. van der Burg, psycholoog.
Drs. Van der Burg heeft geconstateerd dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een aanpassingstoornis met angstige en depressieve kenmerken en narcistische trekken in de persoonlijkheid. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Drs. Van den Burg adviseert verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusies van drs. Van der Burg over en maakt deze tot de hare. De rechtbank beschouwt verdachte daarom als licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor de oplegging van een straf of maatregel gewezen op het blanco strafblad van verdachte wat betreft geweldsdelicten, het advies van de reclassering en de conclusie van de psycholoog dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte kan worden opgelegd. Oplegging van een taakstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, is voor verdachte geen optie. Zijn bedrijf zou dan failliet gaan, waardoor niet alleen hij zijn baan kwijt zou raken, maar ook zijn personeel. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf kan worden opgelegd die beduidend korter is dan gevorderd door de officier van justitie, zodat het bedrijf van verdachte kan blijven voortbestaan.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zware mishandeling van [slachtoffer 1] en een eenvoudige mishandeling van [slachtoffer 2]. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en gevoelens van angst bij hen veroorzaakt. Dat [slachtoffer 1] zeven maanden na het gebeurde nog zowel lichamelijke als psychische klachten ondervindt is gebleken uit de medische informatie en zijn slachtofferverklaring. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat hij noch bij de politie, noch ter terechtzitting ten volle de verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, maar dat hij telkens terugkeert naar verwijten aan anderen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 augustus 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport betreffende verdachte van de Reclassering Nederland van
11 september 2013, opgemaakt door[B], reclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport van drs. A. van der Burg van
21 mei 2013, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis, zodat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een taakstraf als na te melden passend en geboden.
De rechtbank legt verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen indien veroordeelde de taakstraf niet naar behoren (heeft) verricht. Een andere of lichtere straf is niet op zijn plaats, gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van [slachtoffer 1], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 subsidiair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op €2.276,61 (zegge: tweeduizendtweehonderd-zesenzeventig euro en eenenzestig cent), te weten €1.500,- aan immateriële schade en €776,61 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf
15 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring:
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid:- het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. feit 1, subsidiair: zware mishandeling;t.a.v. feit 2: mishandeling;
- verklaart het bewezene strafbaar;
- verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging:- veroordeelt verdachte tot een
GEVANGENISSTRAFvoor de duur van
drie maanden.
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast;
- stelt daarbij een
proeftijdvast van
twee jaren;
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- veroordeelt verdachte voorts tot een
TAAKSTRAFvoor de duur van
200 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van
100 dagenindien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht;
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren taakstraf per dag inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
Vordering benadeelde partij- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van
€2.276,61(zegge: tweeduizendtweehonderdzesenzeventig euro en eenenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] €2.276,61(zegge: tweeduizendtweehonderdzesenzeventig euro en eenenzestig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf
15 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, en bij niet betaling te vervangen door
32 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Voorlopige hechtenis:
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. M.J. Grapperhaus en R.S.B. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Borg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 oktober 2013.
Mr. R.S.B. Kool is buiten staat mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
Primair
hij op of omstreeks 15 maart 2013 te [woonplaats], gemeente Utrecht,, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer 1] op de grond gegooid, althans geduwd, en/of
(vervolgens {onder andere} toen die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1]
(meermalen) op/tegen diens hoofd/gezicht en/of arm(en) en/of bovenlichaam
geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt, zijnde de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 maart 2013 te [woonplaats], gemeente Utrecht,, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (gebroken neus, een uitgeslagen/uitgeschopte tand en/of een
losse [andere] tand en/of een gebroken rib en/of [meerdere] gekneusde rib[ben]
en/of een hersenschudding), heeft toegebracht, door voornoemde Verkaik
opzettelijk op de grond te gooien, althans te duwen, en/of (vervolgens toen
die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] (meermalen) op/tegen diens
hoofd/gezicht en/of arm(en) en/of bovenlichaam te schoppen en/of te trappen
en/of te slaan en/of te stompen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 15 maart 2013 te [woonplaats], gemeente Utrecht,, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] op de grond heeft gegooid,
althans geduwd, en/of (vervolgens toen die [slachtoffer 1] op de grond lag) die
[slachtoffer 1] (meermalen) op/tegen diens hoofd/gezicht en/of arm(en) en/of
bovenlichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 maart 2013 te [woonplaats], gemeente Utrecht,, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2]
op/tegend diens gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor
voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2013060018 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 51) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.Voor zover het gaat om schriftelijke stukken als bedoeld in art. 344.1.5º Wetboek van Strafvordering, worden deze uitsluitend gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijmiddelen.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], van 16 maart 2013, pagina 32 en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 15 maart 2013, pagina 49.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 oktober 2013.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], van 16 maart 2013, pagina 33 en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 15 maart 2013, pagina 50.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], van 16 maart 2013, pagina 33.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], van 16 maart 2013, pagina 34.
7.Het schriftelijke stuk, te weten: de medische verklaringen bijlage 12 en 13 bij de vordering benadeelde partij. zoals gevoegd in het strafdossier ter terechtzitting van 3 oktober 2013
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 15 maart 2013, pagina 50.
9.De verklaring van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 1 juli 2013.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], van 16 maart 2013, pagina 43.
11.Ibid, pagina 44.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 oktober 2013.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van 15 maart 2013, pagina 13
14.Bijlage 19 bij de vordering benadeelde partij, schriftelijk stuk.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 15 maart 2013, pagina 50.
16.Ibid, pagina 51.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], van 16 maart 2013, pagina 33.
18.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], van 16 maart 2013, pagina 43 en 44.
19.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 oktober 2013.