ECLI:NL:RBMNE:2013:7855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2013
Publicatiedatum
2 mei 2014
Zaaknummer
2279961 UF VERZ 13-9467
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bewindvoerder voor schade door slecht bewind

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2013, staat de aansprakelijkheid van de bewindvoerder A centraal. A was benoemd tot bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende, maar heeft in de zorg van een goed bewindvoerder tekortgeschoten. Dit tekortschieten resulteerde in een aanzienlijke afname van het vermogen van de rechthebbende, die in de periode van januari 2011 tot maart 2013 meer dan € 130.000,- verloor. De kantonrechter heeft vastgesteld dat A niet in staat was om de uitgaven te onderbouwen, ondanks herhaalde verzoeken om verantwoording. De kantonrechter heeft de schade die de rechthebbende heeft geleden als gevolg van het slecht bewind vastgesteld op € 48.260,14, inclusief wettelijke rente. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de rechthebbende direct recht heeft op de schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de noodzaak om transparant en verantwoord om te gaan met de financiën van de rechthebbende. De beslissing kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer : 2279961 UF VERZ 13-9467
BM nummer : 8656/U
Beschikking van 23 december 2013
inzake
het bewind over de goederen die toebehoren aan:
rechthebbende,
geboren [datum],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: rechthebbende,
waarover B (hierna te noemen B), tot bewindvoerder is benoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 12 februari 2008 is A (verder te noemen A) benoemd tot bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende.
1.2.
Op 1 mei 2012 is ter griffie ingekomen de rekening en verantwoording over 2011. Hieruit is gebleken dat het vermogen van rechthebbende fors is afgenomen. Bij brief van 31 oktober 2012 is A verzocht de rekening en verantwoording aan te vullen met een toelichting op en onderbouwing van de uitgavenposten ‘huur/kostgeld’ van € 30.379,76 en ‘vakanties’ van € 3.800,-.
1.3.
Bij brief van 22 december 2012 heeft A hierop gereageerd. Zakelijk weergegeven komt de reactie van A erop neer dat de post ‘huur/kostgeld’ is besteed aan het levensonderhoud van rechthebbende. Gelet op de bijzondere behoefte van rechthebbende, zulks in verband met zijn ziektebeeld, wordt maandelijks plm. € 1.600,- besteed voor huur, kleding, wassen en boodschappen. De uitgaven in het kader van de uitgavenpost ‘vakanties’ hebben betrekking op (drie) reizen naar en verblijf in Madrid, Spanje, voor behandeling van rechthebbende door een Fkih (een soort paramedisch verpleger).
1.4.
Vervolgens is de zaak behandeld ter zitting van 5 februari 2013, waarbij A in persoon is verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen bijgehouden. Nadien is ingekomen een brief van A van 11 februari 2013.
1.5.
Bij beschikking van 5 maart 2013 heeft de kantonrechter te Utrecht A ambtshalve wegens gewichtige redenen ontslagen als bewindvoerder en B benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
1.6.
Op 16 augustus 2013 is ter griffie ingekomen de eindrekening en verantwoording over de periode 1 januari 2012 t/m 5 maart 2013. Hieruit is gebleken dat het vermogen van rechthebbende wederom fors is afgenomen. Bij brief van 13 september 2013 is A verzocht de eindrekening en verantwoording aan te vullen met een toelichting op en onderbouwing van de uitgavenposten ‘persoonlijke verzorging’ van € 18.700,-, ‘levensonderhoud’ van € 28.000,-, ‘reiskosten’ van € 7.000,-, ‘inrichting woning’ van € 6.600,- en ‘behandeling Spanje’ van € 19.000,-.
1.7.
Bij brief, ter griffie ingekomen op 6 november 2013, heeft A gereageerd. Zakelijk weergegeven komt de reactie van A neer op het volgende. De uitgaven ‘persoonlijke verzorging’ behelzen maandelijkse overboekingen van € 1.400,-- naar de zus van rechthebbende voor de door haar (dagelijks) verrichte huishoudelijke en verzorgende werkzaamheden. Van deze overboekingen heeft A bewijsstukken overgelegd. De post ‘levensonderhoud’ van € 28.000,- betreft uitgaven voor kleding, wassen en boodschappen. De uitgaven ‘reiskosten’ en ‘behandeling Spanje’ zijn volgens A verkeerd opgenomen in de eindrekening en verantwoording. De reiskosten bedragen in totaal € 19.040,- en hebben betrekking op de reizen naar Spanje voor de behandeling van rechthebbende. Deze uitgavenpost heeft A nader gespecificeerd: benzinekosten heen- en terugreis € 15.120,-, vergoeding van de chauffeur € 2.800,- en eten en logeerkosten € 1.120,-. De behandelkosten bedroegen in totaal € 7.000,- en zien op de behandeling van rechthebbende door de Fkih in Spanje. De uitgaven inrichting woning van € 6.600,- zijn onder meer besteed aan de aanschaf van een bankstel, kasten, tafels, een elektrisch bed, vloerbedekking, laminaat, een Arabische longer en het schilderen van het huis. Door A zijn van geen van alle hiervoor genoemde uitgaven, behoudens de overboekingen naar de zus van rechthebbende, bewijsstukken, in welke vorm dan ook, overgelegd.
1.8.
Vervolgens is de zaak behandeld ter zitting van 19 november 2013. Verschenen is B. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekening bijgehouden. A heeft bij brief van 12 november 2013 laten weten niet ter zitting te kunnen verschijnen. Nadien is de zaak behandeld ter zitting van 11 december 2013, waarbij A in persoon is verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekening bijgehouden.

2.De overwegingen van de kantonrechter

2.1.
In artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) is bepaald dat een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk is, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder te kort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Op grond van artikel 1:362 BW (dat volgens artikel 1:445 lid 4 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind) kan de kantonrechter ambtshalve de schade vaststellen, die de rechthebbende door slecht bewind van de bewindvoerder heeft geleden en de bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat er in dit geval sprake is van een slecht bewind als bedoeld in de artikelen 1:337 BW jo 1:362 BW. Het vermogen van rechthebbende is zonder deugdelijke onderbouwing fors afgenomen (ruim € 130.000,- in twee jaar en drie maanden). A is verschillende keren verzocht de rekening en verantwoording nader te onderbouwen en ter zitting gehoord. Ter zitting heeft A verklaard dat hij de uitgaven niet kan onderbouwen, omdat hij deze contant heeft betaald. Ter vaststelling van de schade zullen de diverse posten hieronder separaat worden behandeld.
Levensonderhoud
2.3.
Uit de toelichting op de rekening en verantwoording over 2011 en de behandeling ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de uitgavenpost ‘huur/kostgeld’ van € 30.379,76 betrekking heeft op de uitgaven voor levensonderhoud van rechthebbende, zoals onder andere de betaling van huurpenningen, vaste lasten, kleding, wassen en boodschappen. Blijkens de eindrekening en verantwoording over de periode 1 januari 2012 t/m 5 maart 2013 is een bedrag van € 28.000,- besteed aan levensonderhoud. Daarnaast zijn in de eindrekening en verantwoording apart nog opgenomen de uitgavenposten ‘huur’ van € 8.433,71 en ‘kleding’ van € 3.000,-. In totaal gaat het om een bedrag van € 39.433,71.
2.4.
Aangezien de kosten levensonderhoud niet precies zijn vast te stellen, zal de kantonrechter in redelijkheid de levensstandaard van rechthebbende, mede gelet op zijn bijzondere behoeften, vast stellen op een bedrag van € 2.000,- per maand (€ 24.000,- per jaar) inclusief huur.
2.5.
Over 2011 is zodoende een bedrag van € 6.379,76 (€ 30.379,76 minus € 24.000,--) teveel in rekening gebracht. Over de periode 1 januari 2012 t/m 5 maart 2013 is zodoende een bedrag van € 11.100,38 (€ 39.433,71 minus € 28.333,34) teveel in rekening gebracht, waarmee het totale schadebedrag uitkomt op een bedrag van € 17.480,14.
Behandelings- en vakantie/reiskosten
2.6.
Uit de correspondentie en het verhandelde ter zitting blijkt dat rechthebbende voor behandeling bij een Fkih naar Spanje is gegaan. Volgens de toelichting is rechthebbende in 2011 drie keer naar Spanje geweest en in 2012 achtentwintig keer. A heeft de kantonrechter hiervan niet op de hoogte gesteld. Ook is er nimmer machtiging aan de kantonrechter gevraagd voor het doen van deze uitgaven, noch zijn deze uitgaven door A onderbouwd met schriftelijke bewijsstukken.
2.7.
Bij de vaststelling van de normale kosten voor vakantie/reizen zoekt de kantonrechter aansluiting bij de berekening van het vakantiegeld. Hoewel normaliter het vakantiegeld worden begroot op 8% van het bruto salaris, zal de kantonrechter in redelijkheid de jaarlijkse vakantie-uitgaven begroten op 8% van de netto uitgaven levensonderhoud (€ 24.000,-). Derhalve begroot de kantonrechter in redelijkheid de uitgaven vakantie/reiskosten op € 1.920,- per jaar.
2.8.
Over het kalenderjaar 2011 is zodoende € 1.880,- (€ 3.800,- minus € 1.920,-) en over de periode 1 januari 2012 t/m 5 maart 2013 € 16.800,- (€ 19.040,- minus € 2.240,-) teveel in rekening gebracht. Totaal derhalve een bedrag van € 18.680,-.
2.9.
De met de behandeling gemoeide kosten bedroegen volgens A in totaal € 7.000,-, maar worden niet onderbouwd, noch is er een machtiging aan de kantonrechter gevraagd voor het doen van deze uitgaven. Van A kon minstens worden verwacht de uitgaven te onderbouwen met een verklaring van de behandelaar of een stuk waaruit blijkt dat hulp is verstrekt.
2.10.
Nu deze uitgaven op geen enkele manier door A worden onderbouwd en A ook geen enkele moeite heeft genomen bewijs van zijn stellingen over te leggen, stelt de kantonrechter de totale schade ten aanzien van behandelings- en reiskosten vast op € 25.680,- (€ 18.680,- plus € 7.000,-).
Inrichting woning
2.11.
De in de eindrekening en verantwoording gestelde uitgaven van in totaal van € 6.600,- ten behoeve van de inrichting/opknappen van de woning zijn op geen enkele wijze door A onderbouwd, hoewel van hem kon worden verwacht schriftelijke bewijsstukken over te leggen waaruit de gestelde uitgaven blijken. Ook is er in geen enkel geval een machtiging aan de kantonrechter gevraagd voor het doen van dergelijke uitgaven.
2.12.
De kantonrechter zal voornoemde uitgaven in redelijkheid begroten op een bedrag van € 1.500,-, zijnde het bedrag waarboven een bewindvoerder conform de richtlijnen voor de bewindvoerdermachtiging behoort te vragen, zodat het schadebedrag uitkomt op een bedrag van € 5.100,-.

3.Vaststelling van de schade

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat A in de zorg van een goed bewindvoerder is tekortgeschoten en dat de tekortkoming hem kan worden toegerekend. De kantonrechter stelt ambtshalve de schade die de rechthebbende als gevolg daarvan heeft geleden vast op € 48.260,14. De kantonrechter zal deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De beslissing

De kantonrechter:
- stelt vast dat de voormalige bewindvoerder A tekort is geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en dat de tekortkoming hem kan worden toegerekend;
- stelt vast dat de voormalige bewindvoerder A aansprakelijk is jegens de rechthebbende voor de door hem geleden schade;
- stelt de schade die de rechthebbende dientengevolge geleden heeft vast op een bedrag van € 48.260,14;
- veroordeelt de heer A tot betaling aan de rechthebbende van het bedrag van € 48.260,14, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, te rekenen vanaf de dag na deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Crouwel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 december 2013.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.