In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een vordering van [eiser] tegen zijn werkgever, de besloten vennootschap Herubo Lijmwerken B.V., wegens kennelijk onredelijk ontslag. [Eiser], die sinds 1998 in dienst was bij Herubo, werd op 29 september 2011 ontslagen na toestemming van het UWV. Hij vordert een verklaring voor recht dat de opzegging kennelijk onredelijk is en een schadevergoeding van € 30.000,00 netto. Herubo heeft verweer gevoerd en stelt dat de kantonrechter de vordering moet afwijzen.
De procedure omvatte een tussenvonnis van 22 mei 2013 en een comparitie van partijen op 6 september 2013. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kennelijk onredelijk kan zijn, vooral als deze is gebaseerd op een voorgewende of valse reden. [Eiser] heeft aangevoerd dat de ontslagredenen niet steekhoudend zijn, omdat van de vijf verleende ontslagvergunningen er slechts twee zijn gebruikt en de overige werknemers in dienst zijn gebleven of weer voor Herubo zijn gaan werken.
De kantonrechter heeft [eiser] opgedragen bewijs te leveren dat de heren [B], [C] en [D] bij Herubo in dienst zijn gebleven of weer voor Herubo zijn gaan werken. Dit bewijs kan worden geleverd door schriftelijke stukken of door het horen van getuigen. De kantonrechter heeft ook richtlijnen gegeven voor het getuigenverhoor en de procedure rondom het indienen van bewijsstukken. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling, waarbij [eiser] in de gelegenheid wordt gesteld om aan te geven op welke wijze hij bewijs wil leveren. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2013.