6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte zich heeft samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een brutale diefstal van de laptop van [aangever], vanuit de woning van laatstgenoemde, waarbij geweld is gebruikt en is gedreigd met geweld. Dergelijke feiten zorgen, naast schade, overlast en angst bij de slachtoffers, in het algemeen voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Dat deze diefstal een grote impact heeft gehad op het slachtoffer blijkt ook de door hem opgestelde slachtofferverklaring, waarin hij aangeeft dat hij bang is dat de verdachte en zijn medeverdachte wraak zullen nemen. Ook voelde hij zich onveilig in zijn woning. Hij voelt zich weer veilig in zijn woning nu hij een andere woning toegewezen heeft gekregen van de woningbouwvereniging. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij ter zake soortgelijke feiten, althans vermogensdelicten, reeds vele malen is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenis- en/of werkstraffen, hetgeen verdachte er niet van weerhouden heeft zich opnieuw aan het strafbaar feit schuldig te maken.
M. van Elst, reclasseringswerker, heeft ter zitting het op 14 augustus 2013 door Victas uitgebrachte rapport en advies toegelicht. Ten gevolge van een drugsverslaving, gebrekkige normen en waarden, beïnvloedbaarheid en negatieve sociale contacten komt verdachte tot zijn delictgedrag. Daarnaast is er sprake van een verstandelijke beperking bij verdachte wat maakt dat de kans op recidive verder wordt vergroot doordat verdachte onvoldoende de gevolgen van zijn gedrag kan overzien, emotioneel belast wordt, minder draagkrachtig is en onvoldoende denkt voordat hij doet. Een gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis beïnvloedt het geheel verder in negatieve zin. Verdachte is sedert 16 augustus 2013 opgenomen in de Forensische Kliniek Weerlanden. Er bestaat een goede samenwerking tussen de kliniek en verdachte. Verdachte verblijft in verband met werk en verlof ook buiten de kliniek. Recent cannabisgebruik is een teken dat verdachte nog niet uitbehandeld is. Ter voorkoming van recidive is, mede gelet op de verstandelijke beperking en persoonlijkheidsstoornis van verdachte en zijn forse verslavingsproblematiek, behandeling in een kliniek noodzakelijk en wenselijk, aansluitend gevolgd door een plaatsing binnen een RIBW.
De reclassering adviseert om verdachte als bijzondere voorwaarden op te leggen een klinische opname voor de duur van maximaal twaalf maanden, een behandelverplichting, deelname aan een RIBW traject en een meldplicht.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het strafblad en de persoon van verdachte een forse gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Voorts acht de rechtbank in belang van de maatschappij begeleiding en behandeling van verdachte, zoals door de reclassering is geadviseerd, noodzakelijk. De rechtbank zal derhalve een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen.
Omdat verdachte gedurende de schorsing een goede behandelrelatie heeft opgebouwd neemt de rechtbank aan dat verdachte (hoewel hij het liefst weer geheel vrij is) zich zal inzetten voor de behandeling.
Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf maakt begeleiding en behandeling van verdachte mogelijk en heeft voorts tot doel te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig zal maken.
Verdachte heeft ter zitting opgemerkt dat hij, indien hem een straf gelijk aan de eis van de officier van justitie zal worden opgelegd, slechts 117 dagen dient uit te zitten indien hij zich ontrekt aan zijn behandeling en begeleiding.
De rechtbank leidt hieruit af dat een voorwaardelijke straf van 117 dagen voor verdachte kennelijk niet voldoende is om zich te houden aan de hem op te leggen (bijzondere) voorwaarden. Bij de lengte van het voorwaardelijk deel neemt de rechtbank ook in ogenschouw dat de invulling van de voorwaarden intensief zal zijn.
Alles afwegende is de rechtbank oordeel dat, mede gelet op het voorkomen van recidive en de noodzakelijk behandeling en opname van verdachte, niet kan worden volstaan met een straf zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal derhalve aan verdachte een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist omdat zij van oordeel is dat de stok achter de deur steviger moet zijn nu opname en behandeling van verdachte de enige manier is om recidive te voorkomen.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 243 dagen, met aftrek, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden op leggen zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd.
De rechtbank beveelt, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, gelet op artikel 38v, vierde lid Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.