ECLI:NL:RBMNE:2013:7764

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
C/16/351439 / HA RK 13-241
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoekster tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2013 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoekster] tot wraking van de kantonrechter mr. D.C.P. Straver. De wraking werd ingediend naar aanleiding van een civiele procedure tussen Agis Zorgverzekeringen N.V. (eiseres) en [verzoekster] (gedaagde), waarbij [verzoekster] zich benadeeld voelde door de afwijzing van haar verzoek om uitstel om te reageren op de processtukken van de wederpartij. Eerder had [verzoekster] al een wrakingsverzoek ingediend, dat niet-ontvankelijk was verklaard omdat het niet tijdig was ingediend.

De rechtbank heeft de procedure en de eerdere wrakingsverzoeken in detail besproken. [verzoekster] stelde dat de kantonrechter vooringenomen was en niet objectief oordeelde, wat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid in gevaar zou brengen. De kantonrechter, die tijdens haar vakantie werd waargenomen door mr. P. Krepel, heeft echter verklaard dat er geen reden was voor wraak op [verzoekster] vanwege haar eerdere wraking.

De rechtbank heeft de gronden van het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van de wettelijke criteria voor onpartijdigheid. Het oordeel was dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de kantonrechter. De afwijzing van het uitstelverzoek werd als een procesbeslissing beschouwd, die niet op zichzelf een grond voor wraking kan zijn. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoekster] in de hoofdprocedure niet in behandeling zal worden genomen, om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/351439 / HA RK 13-241
Beslissing van 13 december 2013 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [verzoekster].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij de rechtbank Midden-Nederland, afdeling civielrecht, is tussen Agis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Agis) als eiseres en [verzoekster] als gedaagde een procedure aanhangig met rolnummer 818013 UC EXPL 12-9117. De zaak is in behandeling bij de kantonrechter mr. D.C.P. Straver, die hierna zal worden aangeduid als de kantonrechter. Op 26 augustus 2013 heeft [verzoekster] een verzoek tot wraking van de kantonrechter ingediend. Een eerder in de betreffende hoofdprocedure door [verzoekster] tegen de kantonrechter ingediend wrakingsverzoek (rekestnummer 347194/ HA RK 13-191) is bij beslissing van 22 juli 2013 door de met dat wrakingsverzoek belaste wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard, aangezien zij dat verzoek niet tijdig had ingediend.
1.2.
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust.
1.3.
De griffier van deze rechtbank heeft [verzoekster] en de kantonrechter opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 3 september 2013. Agis is van de behandeling ter zitting in kennis gesteld. Agis heeft de rechtbank schriftelijk meegedeeld dat zij de behandeling van het wrakingsverzoek op 3 september 2013 niet zal bijwonen.
1.4.
Per e-mail van 2 september 2013 heeft [verzoekster] een schriftelijk verzoek gedaan tot wraking van de leden van de wrakingskamer. Dit verzoek is geregistreerd onder rekestnummer 352481/ HA RK 13-255. De leden van de wrakingskamer mr. L.E. Verschoor-Bergsma, mr. J. Sap en mr. J.W.F. Houthoff hebben niet in de wraking berust.
1.5.
Het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer zou worden behandeld ter zitting van 12 september 2013. Per e-mail van die datum heeft [verzoekster] een verzoek gedaan tot wraking van de leden van de wrakingskamer, belast met de behandeling van het verzoek tot wraking van de wrakingskamer. Dit verzoek is geregistreerd onder rekestnummer 351978/HA RK 13-247.
1.6.
Bij beslissing van 20 november 2013 heeft de wrakingskamer belast met het onderzoek in de zaak met rekestnummer 351978/HA RK 13-247 [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek en bepaald dat een volgend verzoek van haar tot wraking van de leden van de rechtbank belast met de behandeling van het verzoek tot wraking van de kantonrechter niet in behandeling wordt genomen.
1.7.
Bij beslissing van 14 november 2013 heeft de wrakingskamer belast met het onderzoek in de zaak met rekestnummer 352481/ HARK 13-255 het verzoek van [verzoekster] afgewezen en bepaald dat het wrakingsverzoek met rekestnummer 351439/ HA RK 13-241 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
1.8.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 3 december 2013. [verzoekster] is zonder bericht niet verschenen. De kantonrechter heeft ter zitting haar visie gegeven. Agis was niet aanwezig ter zitting
1.9.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De gronden van het verzoek

2.1.
[verzoekster] legt aan haar wrakingsverzoek ten grondslag dat de kantonrechter vooringenomen is en niet objectief oordeelt, zodat de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid niet verzekerd is. [verzoekster] stelt daartoe dat haar verzoek om uitstel om te kunnen reageren op de stukken van de wederpartij is afgewezen. De stelling van de kantonrechter dat [verzoekster] de processtukken van de wederpartij al drie maanden in haar bezit heeft, snijdt volgens [verzoekster] geen hout en is belachelijk, aangezien het in bezit hebben van processtukken niet in verhouding staat tot het leed dat zij moet doorstaan betreffende een ernstig ziek kind. Volgens [verzoekster] is de afwijzende beslissing van de kantonrechter ingegeven door wraak vanwege het eerder tegen haar ingediende wrakingsverzoek door [verzoekster].

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De kantonrechter heeft ter zitting van de wrakingskamer naar voren gebracht dat de beslissing om geen uitstel te verlenen is genomen door de kantonrechter mr. P.Krepel, die haar zaken tijdens haar vakantie waarnam. Zij kon met deze beslissing instemmen. Zij heeft verder benadrukt dat er voor haar geen enkele reden is om wraak te nemen op [verzoekster] vanwege de eerdere wraking.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.2.
Ter beoordeling staat of naar objectieve maatstaven sprake is van feiten en omstandigheden die [verzoekster] grond hebben gegeven voor de vrees dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken. Op grond van de hierna volgende overwegingen is daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan voldaan.
4.3.
Het al of niet verlenen van uitstel is een procesbeslissing. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk al of niet juist is, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer. Een als negatief ervaren procesbeslissing vormt in het algemeen geen grond voor toewijzing van een wrakingsverzoek. Alleen indien die beslissing een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de kantonrechter slechts kan voortvloeien uit vooringenomenheid jegens [verzoekster], althans dat de bij haar bestaande vrees daarvoor naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Deze situatie doet zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor.
4.4.
Daarbij is in aanmerking genomen dat het feit dat [verzoekster] de zorg heeft voor een ernstig ziek kind, hoe zwaar dit ook voor haar zal zijn, op zichzelf onvoldoende reden is om uitstel te verlenen. Nu voorts bij de afwijzing van het uitstelverzoek is meegewogen dat [verzoekster] reeds drie maanden bekend was met de processtukken van de wederpartij, is deze beslissing allerminst onbegrijpelijk. Daarbij komt dat alleen beslissingen die zo onbegrijpelijk zijn dat die slechts kunnen voortkomen uit vooringenomenheid van de rechter een grond voor wraking kunnen opleveren. Daarvan is in het geheel niets gebleken.
4.5.
Voorts heeft [verzoekster] haar standpunt dat de afwijzing door de kantonrechter zou zijn ingegeven door gevoelens van wraak in het geheel niet onderbouwd. Daar komt nog bij dat de beslissing om het uitstel niet te verlenen is genomen door een waarnemend kantonrechter die daarbij zelf een afweging heeft gemaakt.
4.6.
De door [verzoekster] aangevoerde feiten en omstandigheden geven dan ook geen grond te vrezen dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt en evenmin dat zij de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.
4.7.
Het is nu de tweede keer in korte tijd dat [verzoekster] tevergeefs een wrakingsverzoek in de hoofdprocedure heeft ingediend. Voorts heeft zij twee maal tevergeefs de wrakingskamer gewraakt. Bepaald wordt daarom dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoekster] dat betrekking heeft op de hoofdprocedure niet in behandeling zal worden genomen. De reden hiervan is dat in het belang van de voortgang van de hoofdprocedure voorkomen moet worden dat [verzoekster] door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel.
4.8.
Het verzoek van [verzoekster] om bij afwijzing van haar wrakingsverzoek te beslissen dat zij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om schriftelijk te mogen reageren op de processtukken van de wederpartij betreft de inhoud van de hoofdzaak, kan in de wrakingsprocedure niet aan de orde worden gesteld.

5.De rechtbank:

5.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
5.2.
bepaalt dat een volgend verzoek van [verzoekster], dat betrekking heeft op de onderliggende hoofdprocedure, niet in behandeling wordt genomen;
5.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te zenden aan [verzoekster] en aan de kantonrechter, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civiel en de president van deze rechtbank;
5.4.
draagt de griffier van de wrakingskamer voorts op deze beslissing te zenden aan de derdebelanghebbende Agis Zorgverzekering N.V.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. J. Sap en
mr. J.W.F. Houthoff als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Meurs, griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2013.