ECLI:NL:RBMNE:2013:7762

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
3 maart 2014
Zaaknummer
356197 / HA RK13-302
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 3 december 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Verzoeker, een lid van de Vereniging van Eigenaars (VVE) van een appartementencomplex, had op 5 november 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. H. Phaff, die een civiele procedure behandelde tussen verzoeker en de Vereniging van Eigenaars. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 3 december 2013, waarbij verzoeker en een andere belanghebbende, [A], aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft verzoeker de leden van de wrakingskamer gewraakt, wat leidde tot een schorsing van de zitting voor beraad. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling gesteld, omdat de bezwaren van verzoeker zich richtten op alle rechters van de rechtbank Midden-Nederland, wat werd gezien als misbruik van het wrakingsinstrument.

De wrakingskamer heeft vervolgens het verzoek tot wraking van mr. Phaff beoordeeld. Het verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker niet tijdig had gereageerd op de feiten die aan de wraking ten grondslag lagen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet had voldaan aan de vereisten van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat hij pas meer dan drie weken na de zitting het wrakingsverzoek had ingediend. De wrakingskamer besloot ook dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdprocedure niet in behandeling zou worden genomen, om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN NEDERLAND

Locatie: Utrecht
Rekestnummer: 356197 / HA RK13-302
Zaaknummer: WK2013/037
beslissing van 3 december 2013 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen, verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Bij de rechtbank Midden-Nederland, afdeling Civiel recht, locatie Amersfoort, is tussen [A] en de Vereniging van Eigenaars Appartementencomplex [appartementencomplex] een procedure aanhangig met zaaknummer 2029302 AE VERZ 13-97. De zaak is in behandeling bij kantonrechter mr. H. Phaff. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaats gevonden op 10 oktober 2013.
1.2.
Op 5 november 2013 heeft verzoeker in bovengenoemde zaak een verzoek tot wraking van mr. Phaff ingediend. Verzoeker heeft daarbij toegelicht dat hij als VVE-lid belanghebbende is in de betreffende procedure en dat hij tevens als adviseur optreedt van de heer [A].
1.3.
Mr. Phaff heeft niet in de wraking berust. Zij heeft schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd. Daarbij heeft zij vermeld niet aanwezig te zullen zijn bij een mondelinge behandeling.
1.4.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 3 december 2013 plaatsgevonden. Ter zitting zijn verzoeker en [A] verschenen. Voorts is verschenen [B], voormalig voorzitter van de VVE, als belangstellende.
1.5.
Ter zitting heeft verzoeker de leden van deze wrakingskamer gewraakt, waarna de voorzitter de behandeling ter zitting voor een korte tijd heeft geschorst om zich te beraden.
1.6.
Na de schorsing heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling gesteld. Bezien in het licht van de eerdere ingediende verzoeken tot wraking richten de bezwaren van verzoeker zich op alle rechters van de rechtbank Midden Nederland en dientengevolge op elke wrakingskamer, in welke samenstelling ook. De wrakingskamer verwijst hiertoe naar de eveneens hedenochtend behandelde tweede wraking in een parallel lopende procedure, waarin in een eerder stadium niet alleen de behandelend rechter, maar ook de wrakingskamer en de kamer die over dat verzoek moest oordelen werden gewraakt. De wrakingskamer komt dan ook tot de conclusie dat verzoeker misbruik maakt van het wrakingsinstrument, door thans opnieuw de wrakingskamer, die anders is samengesteld dan de vorige keer, te wraken waarbij verzoeker gronden aanvoert die (nagenoeg) niet op het te berechten geschil betrekking hebben. Het verzoek is vervolgens buiten behandeling gesteld.
1.7.
De wrakingskamer heeft vervolgens ter zitting de behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Phaff hervat.
1.8.
Na afloop heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan.

2.Het wrakingsverzoek

Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking van mr. Phaff - kort samengevat - ten grondslag gelegd:
  • opzettelijk weigeren de identiteit en stemgerechtigheid van een procespartij te controleren;
  • opzettelijk faciliteren van de belemmering van de rechtsgang;
  • opzettelijk niet controleren van de vertegenwoordigingsbevoegdheid;
  • manipulatie van het dossier;
  • bewust de feiten niet boven tafel willen halen;
  • faciliteren van het maskeren van de partijdigheid van gerechtsbestuurders;
  • bewust overtreden van procedure-normen en regels.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 37 Rv dient het verzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2.
De zitting in de hoofdprocedure heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2013. Verzoeker heeft pas op 5 november 2013 het wrakingsverzoek ingediend. Of verzoeker dit heeft gedaan in zijn rol als adviseur van [A] dan wel als belanghebbende vanwege zijn VVE-lidmaatschap is in dit kader niet relevant. Voorop staat dat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 37 Rv. Door na ruim drie en een halve week na de zitting het verzoek in te dienen, heeft verzoeker niet voldaan aan het vereiste dat het wrakingsverzoek wordt ingediend zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen bij verzoeker bekend zijn. Dit leidt ertoe dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk is. De rechtbank komt daardoor niet toe aan een inhoudelijke behandeling.
3.3.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer 2029302 AE VERZ 13-97, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat in het belang van de voortgang van die procedure voorkomen moet worden dat verzoeker door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking van mr. Phaff niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de procedure 2029302 AE VERZ 13-97 niet in behandeling wordt genomen;
4.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, mr. Phaff, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civiel en de president van deze rechtbank;
4.4.
bepaalt dat de hoofdzaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. G. Perrick, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. M.S.D. de Weerd als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2013.
griffier voorzitter