In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident waarbij de vraag centraal staat of een arbitragebeding van toepassing is op de lidmaatschapsverhouding van een melkveehouder bij de coöperatie FrieslandCampina. De eiser, die een melkveehouderij exploiteert, heeft een aanvraag ingediend voor een vertrekpremie in het kader van een vertrekregeling die is opgezet na een fusie van zuivelcoöperaties. De coöperatie heeft de aanvraag afgewezen en verzocht om terugbetaling van de uitgekeerde premie, wat heeft geleid tot een geschil. De eiser betwist de geldigheid van het arbitragebeding, dat in het aanvraagformulier is opgenomen, en stelt dat hij niet gebonden is aan dit beding omdat hij het buitengerechtelijk heeft vernietigd.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het arbitragebeding rechtsgeldig is en dat de eiser aan dit beding is gebonden. De rechtbank overweegt dat de eiser, als lid van de coöperatie, voldoende ervaring heeft met contracten en dat het arbitragebeding duidelijk is geformuleerd. De rechtbank concludeert dat de vordering van FrieslandCampina tot onbevoegdverklaring van de rechtbank niet kan worden toegewezen, omdat de rechtsverhouding tussen partijen niet uitsluitend onder het arbitragebeding valt. De rechtbank wijst de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring af en compenseert de kosten van het incident, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal verder worden behandeld in een volgende zitting.