ECLI:NL:RBMNE:2013:7679

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
30 januari 2014
Zaaknummer
354540/HA RK 13-284
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen politierechter mr. L.G. Wijma in strafzaak

Op 20 december 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingszaak tegen mr. L.G. Wijma, de politierechter die belast was met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker op 4 oktober 2013, maar verzoeker was niet verschenen tijdens de behandeling van het verzoek op 6 december 2013. In zijn verzoek stelde verzoeker dat de rechter onvoldoende eigen onderzoek had gedaan en de zaak wilde behandelen zonder zijn bezwaar inhoudelijk te behandelen. Verzoeker voerde aan dat er ernstige administratieve fouten waren gemaakt door het Openbaar Ministerie en de rechtbank te Lelystad, ondanks dat hij deels verantwoordelijk was voor de situatie.

De rechter, mr. L.G. Wijma, heeft in zijn schriftelijk verweer aangegeven dat hij op 4 oktober 2013 de strafzaak had behandeld en dat verzoeker tijdens de uitspraak de zitting had verlaten zonder te melden dat hij hem had gewraakt. De rechter had geen kennis genomen van een wrakingsverzoek op dat moment en had navraag gedaan bij de griffier en de officier van justitie, die ook niet hadden gehoord dat verzoeker hem had gewraakt.

De rechtbank heeft vervolgens de beoordeling van het wrakingsverzoek uitgevoerd aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend, namelijk niet voor de uitspraak van de rechter. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. L.G. Wijma en droeg de griffier op deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

zaaknummer / rekestnummer: 354540/HA RK 13-284
beslissing van 20 december 2013 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken, zitting houdend te Lelystad
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
verder te noemen verzoeker,
niet verschenen,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 4 oktober 2013
- het proces-verbaal van 1 november 2013 waarin het verzoek tot aanhouding van de behandeling van het verzoek tot wraking van [verzoeker] is gehonoreerd
- het schriftelijke verweer van mr. L.G. Wijma
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 6 december 2013 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is [verzoeker] niet verschenen. Mr. L.G. Wijma is ook niet verschenen.
1.3.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek is gericht tegen mr. L.G. Wijma, in zijn hoedanigheid van politierechter belast met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker bekend onder
parketnummer 07.185655.12 (hierna te noemen: de rechter).
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter onvoldoende eigen onderzoek heeft gedaan. De rechter wilde de zaak gaan behandelen zonder eerst het door verzoeker ingediende bezwaar inhoudelijk te behandelen. De rechter wilde ‘een te algemeen stempel’ drukken op de zaak. Een en ander ondanks het feit dat het een zaak betreft waarin verzoeker weliswaar deels veroorzaker is, maar waarin door het Openbaar Ministerie en ook door de rechtbank te Lelystad ernstige administratieve fouten zijn gemaakt.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter heeft in zijn schriftelijk verweer het navolgende naar voren gebracht. Op 4 oktober 2013 heeft hij als politierechter de strafzaak jegens verzoeker behandeld. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft hij direct uitspraak gedaan. Tijdens het doen van de uitspraak stond verzoeker op en verliet de zittingzaal. Eerst uit de e-mail van verzoeker van 4 oktober 2013 maakte de rechter op dat verzoeker hem op dat moment gewraakt heeft. Op het moment dat verzoeker de zaal verliet heeft de rechter echter niet gehoord dat hij werd gewraakt door verzoeker. De rechter heeft navraag gedaan bij de griffier en de officier van justitie of zij hebben gehoord dat verzoeker hem heeft gewraakt tijdens het doen van de uitspraak. Ook zij hebben dit niet gehoord.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek moet worden getoetst aan de norm van zowel artikel 512 van het Wetboek van strafvordering als artikel 6 EVRM, dit alles in samenhang met de door de Hoge Raad en de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn, indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging bevooroordeeld is.
Ook kan daarvan sprake zijn, indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden de rechtzoekende grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Voorop staat dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens de verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.2.
Alvorens de rechtbank toekomt aan een eventuele inhoudelijke beoordeling van het verzoek zal eerst beoordeeld moeten worden of verzoeker kan worden ontvangen in zijn verzoek.
4.3.
De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 13 april 2010 [LJN:BJ9926] bepaald dat een verzoek tot wraking kan worden gedaan totdat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Indien een schriftelijk verzoek wordt ingediend na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, is dit verzoek slechts tijdig gedaan als het voorafgaand aan de uitspraak bij het gerecht is ingekomen. Wanneer het verzoek de rechters te laat bereikt wegens onduidelijkheid of onvolledigheid van bijvoorbeeld de adressering dan komt dit voor risico van de indiener.
4.4.
In het midden kan blijven of verzoeker reeds tijdens de terechtzitting bij het verlaten van de zittingszaal de rechter heeft gewraakt dan wel het wrakingsverzoek kenbaar heeft gemaakt na de zitting bij zijn e-mail van 4 oktober 2013. Ook indien verzoeker bij het verlaten van de zittingszaal reeds het verzoek tot wraking heeft gedaan, is dit immers niet tijdig gebeurd. De rechter heeft namelijk onweersproken aangevoerd dat verzoeker na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting en tijdens het doen van de uitspraak is opgestaan en de zittingszaal heeft verlaten. Ook als verzoeker op dat moment al de rechter heeft gewraakt is het wrakingsverzoek niet tijdig, namelijk voor de uitspraak van de rechter, gedaan.
4.5.
Nu het door verzoeker gedane verzoek niet voor de uitspraak bij het gerecht, de rechtbank Midden-Nederland, is gedaan, dient verzoeker niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. L.G. Wijma;
5.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan de heer [verzoeker] en mr. L.G. Wijma, alsmede aan de voorzitter van de afdeling strafrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. O.E. Mulder, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A.E. The-Kouwenhoven als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. B.F. Hammerle, griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.