ECLI:NL:RBMNE:2013:7591
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WW- en ZW-uitkering na niet-gemelde werkzaamheden tijdens WW-periode
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de intrekking en terugvordering van een Werkloosheidswet (WW) en Ziektewet (ZW) uitkering. De eiser had tijdens zijn WW-uitkering werkzaamheden verricht, maar had deze niet gemeld, waardoor het Uwv het recht op de WW-uitkering niet kon vaststellen. De rechtbank oordeelde dat de WW-uitkering van de eiser terecht met ingang van 1 augustus 2006 was ingetrokken en dat de te veel betaalde WW-uitkering van € 69.860,34 terecht was teruggevorderd. Echter, de intrekking en terugvordering van de ZW-uitkering werd onterecht geacht, omdat de eiser, ondanks de intrekking van de WW-uitkering, verzekerd bleef voor de ZW. De rechtbank oordeelde dat de gevolgen van de intrekking beperkt moesten blijven tot de WW-uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit 1, voor zover gericht tegen de intrekking van de WW-uitkering, niet-ontvankelijk, en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit 1 voor zover het de intrekking en terugvordering van de ZW-uitkering betrof en herstelde het primaire besluit van 2 september 2011. De rechtbank veroordeelde het Uwv in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1180,-.