In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de waardevaststelling van vijf courante niet-woningen voor het belastingjaar 2012. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van de heffingsambtenaar van de gemeente Veenendaal, die de waarde van de onroerende zaken had vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz). De primaire besluiten, gedateerd 29 februari 2012, bepaalden de waarde van de niet-woningen op verschillende bedragen, maar na bezwaar zijn enkele waarden verlaagd. Eiseres was het niet eens met de vastgestelde waarden van vier van de vijf niet-woningen en heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 12 april 2013 zijn de beroepen gevoegd behandeld. Eiseres heeft aanvullende gegevens over de verhuur van een van de niet-woningen ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze gegevens niet als schriftelijke inlichting konden worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de waardevaststelling van enkele niet-woningen, maar dat de vergoeding van proceskosten voor de nadere schriftelijke inlichtingen nog in geschil was. Eiseres vorderde een vergoeding voor deze kosten, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.
De rechtbank heeft uiteindelijk de beroepen gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de waarde van de niet-woningen vast te stellen. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.