ECLI:NL:RBMNE:2013:7567

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
8 januari 2014
Zaaknummer
UTR 12/4103, UTR 12/4104, UTR 12/4105 en UTR 12/4107
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de waardevaststelling van onroerende zaken en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de waardevaststelling van vijf courante niet-woningen voor het belastingjaar 2012. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van de heffingsambtenaar van de gemeente Veenendaal, die de waarde van de onroerende zaken had vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz). De primaire besluiten, gedateerd 29 februari 2012, bepaalden de waarde van de niet-woningen op verschillende bedragen, maar na bezwaar zijn enkele waarden verlaagd. Eiseres was het niet eens met de vastgestelde waarden van vier van de vijf niet-woningen en heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 12 april 2013 zijn de beroepen gevoegd behandeld. Eiseres heeft aanvullende gegevens over de verhuur van een van de niet-woningen ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze gegevens niet als schriftelijke inlichting konden worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de waardevaststelling van enkele niet-woningen, maar dat de vergoeding van proceskosten voor de nadere schriftelijke inlichtingen nog in geschil was. Eiseres vorderde een vergoeding voor deze kosten, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.

De rechtbank heeft uiteindelijk de beroepen gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de waarde van de niet-woningen vast te stellen. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 12/4103, UTR 12/4104, UTR 12/4105 en UTR 12/4107

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 december 2013in de zaken tussen

[eiseres], te [vestigingsplaats], eiseres,

(gemachtigde: G. Gieben, werkzaam bij Previcus Vastgoed te Beugen),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veenendaal, verweerder,

(gemachtigde: J. van Drie, werkzaam bij de gemeente Veenendaal).

Procesverloop

Bij beschikkingen van 29 februari 2012 (de primaire besluiten) heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz) onder andere de waarde van vijf courante niet-woningen ([perceel 1], [perceel 2], [perceel 3], [perceel 4] en[perceel 5]), alle te [woonplaats], voor het belastingjaar 2012 vastgesteld op respectievelijk € 4.061.000,-, € 282.000,-, € 139.000,-, € 306.000,- en € 476.000,-, naar de waardepeildatum 1 januari 2011.
Bij uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2012 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de bij de primaire besluiten vastgestelde waarde van de niet-woningen [perceel 1] en[perceel 4] verminderd tot een bedrag van respectievelijk € 3.650.000,- en € 277.000,-. De aanslagen zijn dienovereenkomstig verminderd. De waarde van de overige niet-woningen is in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. In het beroepschrift heeft eiseres aangegeven dat zij zich in de woz-waarde van de niet-woning [perceel 2] kan vinden. Het beroepschrift bevat beroepen gericht tegen de waardevaststelling van de overige vier courante niet-woningen. De beroepen zijn geregistreerd onder procedurenummers UTR 12/4103 ([perceel 1]), UTR 12/4104 ([perceel 5]), UTR 12/4105 ([perceel 3]) en UTR 12/4107 ([perceel 4]).
Verweerder heeft in alle vier de beroepszaken een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft in alle vier de beroepszaken gevoegd plaatsgevonden op 12 april 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [A], een kantoorgenoot van haar gemachtigde, vergezeld van [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van taxateur [C], werkzaam bij TaxTax te Huizen.
Het onderzoek ter zitting is in alle vier de beroepszaken geschorst.
Eiseres heeft bij brief van 19 april 2013 de verhuurgegevens van het eerste kwartaal van het jaar 2013 van de niet-woning [perceel 1] in het geding gebracht. Verweerder heeft bij brief van 2 mei 2013 op deze stukken gereageerd en een voorstel voor de verlaging van de woz-waarde van de niet-woning [perceel 1] gedaan. Vervolgens heeft eiseres de rechtbank bij brief van 10 mei 2013 bericht dat zij zich in de voorgestelde woz-waarde van de niet-woning [perceel 1] kan vinden en alleen nog de proceskostenvergoeding ter discussie staat. Bij brief van 21 mei 2013 heeft verweerder de rechtbank desgevraagd bericht dat hij zich kan vinden in de door eiseres voorgestelde proceskostenvergoeding, behoudens de kostenvergoeding voor het verstrekken van nadere inlichtingen na de zitting.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven voor het achterwege blijven van een nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek op 14 november 2013 gesloten.

Overwegingen

1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. De in beroep bestreden uitspraak is namelijk bekendgemaakt voor 1 januari 2013.
2.
De rechtbank stelt vast dat de bestreden uitspraak betrekking heeft op vijf onroerende zaken en dat in beroep de waardevaststelling van vier van die onroerende zaken is bestreden. De rechtbank stelt tevens vast dat partijen inmiddels tot overeenstemming zijn gekomen over de volgende punten:
  • de woz-waarde van de niet-woning [perceel 1] dient te worden verminderd naar € 3.388.000,-;
  • het primaire besluit van de niet-woning [perceel 3] dient te worden herroepen;
  • de woz-waarde van de niet-woning Einsteinstraat 48 dient te worden verminderd naar € 228.000,-;
  • de woz-waarde van de niet-woning[perceel 5] dient te worden verminderd naar € 408.000,-;
  • de proceskostenvergoeding van eiseres in de bezwaarfase dient te worden vastgesteld op € 654,-;
  • de proceskostenvergoeding van eiseres voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting dient te worden vastgesteld op € 1.416,-.
3.1.
Tussen partijen is alleen nog in geschil de vergoeding van de proceskosten van de nadere schriftelijke inlichtingen van eiseres. Eiseres vindt dat zij recht heeft op een vergoeding van 0,5 punt x € 472,- x 1,5 = € 354,-. Verweerder kan zich hiermee niet verenigen. Volgens verweerder had de gemachtigde van eiseres de verhuurgegevens van de niet-woning [perceel 1] ook al ter zitting kunnen overleggen. Het lijkt verweerder niet terecht om voor het achteraf verstrekken van bewijsstukken, die eerder verstrekt hadden kunnen worden, een vergoeding toe te kennen.
3.2.
Het bedrag van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt conform de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen in overeenstemming met lijst (A). Voor het geven van schriftelijke inlichtingen op grond van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt een 0,5 punt toegekend. De rechtbank is van oordeel dat de brief van eiseres van 19 april 2013 niet als een schriftelijke inlichting als bedoeld in artikel 8:45 van de Awb kan worden gezien, aangezien de rechtbank eiseres niet met toepassing van artikel 8:45 van de Awb om informatie heeft verzocht. De rechtbank heeft eiseres enkel nog in de gelegenheid gesteld om de verhuurgegevens van de niet-woning [perceel 1] in het geding te brengen om op die manier tot een compromis met verweerder te kunnen komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze door eiseres gevorderde kosten niet voor vergoeding in het kader van het Bpb in aanmerking komen.
4.
Nu verweerder de in de bestreden uitspraak neergelegde standpunten dat de waarde van de vier niet-woningen ([perceel 1], [perceel 3], [perceel 4] en [perceel 5]) dient te worden bepaald op respectievelijk € 3.650.000,-, € 139.000,-, € 277.000,- en € 476.000,- en dat de proceskostenvergoeding van eiseres in bezwaar € 229,80 bedraagt, niet langer handhaaft, zullen de beroepen reeds hierom gegrond worden verklaard en de bestreden uitspraak worden vernietigd.
5.
Om redenen van definitieve geschilbeslechting en mede gelet op het daartoe strekkende verzoek van verweerder ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door de waarde van de drie niet-woningen [perceel 1], [perceel 4] en [perceel 5] voor het belastingjaar 2012 naar de waardepeildatum 1 januari 2011 vast te stellen op respectievelijk € 3.388.000,-, € 228.000,- en € 408.000,-, het primaire besluit van 29 februari 2012 met betrekking tot de niet-woning [perceel 3] te herroepen en verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten te veroordelen (€ 654,- voor de bezwaarfase en € 1.416,- voor de beroepsfase). Verweerder heeft hierbij het recht om de reeds betaalde proceskosten voor de bezwaarfase van € 229,80 op dit bedrag in te houden.
6.
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Eiseres heeft in het beroep met zaaknummer UTR 12/4103 € 310,- aan griffierecht betaald. In de overige beroepen is het griffierecht op nihil gesteld.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak van 10 oktober 2012;
- stelt de waarde van de niet-woning [perceel 1] vast op € 3.388.000,- voor het belastingjaar 2012 naar de waardepeildatum 1 januari 2011;
- herroept het primaire besluit van 29 februari 2012 waarin verweerder de waarde van de niet-woning [perceel 3] naar de waardepeildatum 1 januari 2011 voor het belastingjaar 2012 heeft vastgesteld op € 139.000,-;
- stelt de waarde van de niet-woning [perceel 4] vast op € 228.000,- voor het belastingjaar 2012 naar de waardepeildatum 1 januari 2011;
- stelt de waarde van de niet-woning[perceel 5] vast op € 408.000,- voor het belastingjaar 2012 naar de waardepeildatum 1 januari 2011;
- vermindert in overeenstemming daarmee de aanslagen onroerendezaakbelastingen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 2.070,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. E.C. Matiasen, leden, in aanwezigheid van mr. M.H. Menger, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.