In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het niet naleven van de Leerplichtwet 1969. De verdachte, die als ouder verantwoordelijk was voor de leerplicht van haar kinderen, werd verweten dat zij niet had voldaan aan de verplichting om ervoor te zorgen dat haar kinderen, ingeschreven bij een buitenlandse school, deze school geregeld bezochten. De tenlastelegging betrof een periode van 20 augustus 2012 tot en met 20 september 2012, waarin de verdachte meermalen niet aan deze verplichting zou hebben voldaan.
De verdachte voerde aan dat zij zich kon beroepen op een vrijstelling op grond van artikel 5 onder c van de Leerplichtwet, omdat haar kinderen ingeschreven waren bij een school in Engeland. De kantonrechter oordeelde echter dat de vrijstelling alleen van toepassing is als de kinderen ook daadwerkelijk geregeld de school in het buitenland bezoeken. De kantonrechter concludeerde dat het sporadisch bezoeken van de school en het volgen van virtueel onderwijs niet voldeed aan de wettelijke eis van 'geregeld bezoek'.
De officier van justitie stelde dat de buitenlandse school niet voldeed aan de eisen van de Leerplichtwet en dat de verdachte niet kon aantonen dat haar kinderen de school geregeld bezochten. De kantonrechter volgde dit standpunt en oordeelde dat de vrijstelling niet van rechtswege was ontstaan. De verdachte werd schuldig bevonden aan het niet inschrijven van haar kinderen op een school in Nederland en het niet voldoen aan de leerplicht.
De kantonrechter legde een geldboete op van € 140,-, te vermeerderen met een vervangende hechtenis van telkens 1 dag bij niet-betaling. De beslissing was gebaseerd op de ernst van de feiten en de verplichtingen die de Leerplichtwet met zich meebrengt. De rechter benadrukte het belang van onderwijs voor kinderen en de verantwoordelijkheden van ouders in dit kader.