ECLI:NL:RBMNE:2013:7540

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
2 januari 2014
Zaaknummer
858726 UC EXPL 13-3550
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een koopovereenkomst van een auto wegens onjuiste kilometerstand en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een particuliere koper, aangeduid als [eiseres], en een professionele autohandelaar, aangeduid als [gedaagden] c.s. De zaak betreft de ontbinding van een koopovereenkomst van een Volkswagen Polo, die door [eiseres] was aangeschaft. De koper heeft de overeenkomst ontbonden op basis van de stelling dat de kilometerstand van de auto onjuist was. De auto was geleverd met een kilometerstand van 116.770, maar uit het registratiesysteem van de Nationale Auto Pas bleek dat de werkelijke kilometerstand op het moment van levering aanzienlijk hoger was, namelijk 174.383. Dit leidde tot de conclusie dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die de koper op basis van de overeenkomst mocht hebben, wat de kantonrechter als non-conformiteit kwalificeerde.

De kantonrechter oordeelde dat de koper terecht de overeenkomst had ontbonden en dat de verkoper gehouden was de koopprijs van de auto terug te betalen. Daarnaast diende de verkoper ook een schadevergoeding te betalen voor de inruilauto, die door de verkoper was gesloopt. De kantonrechter stelde vast dat de koper recht had op een schadevergoeding van € 150,- voor de inruilauto en € 3.650,- voor de auto, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 4.040,- dat de verkoper aan de koper verschuldigd was. Na verrekening van de kosten was de verkoper uiteindelijk € 3.890,- aan de koper verschuldigd.

De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen over de bedragen die de koper aan de verkoper had betaald, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. De verkoper werd veroordeeld in de proceskosten van de koper, die op € 576,89 werden begroot. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de verklaring dat de overeenkomst was ontbonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 858726 UC EXPL 13-3550 KdM/5104
Vonnis van 11 december 2013
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
verder ook te noemen [eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. D.C. Patberg,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats]

2 [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats 2]

3 [gedaagde sub 3],

wonende te[woonplaats 3],
verder ook te noemen [gedaagden] c.s.,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. H.L. van der Aa.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 juni 2013,
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 september 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft met [gedaagden] c.s. een overeenkomst gesloten met betrekking tot de koop van een auto, merk Volkswagen, type Polo, met een kilometerstand van 116.770 (hierna: de auto). De auto is aan [eiseres] geleverd op 15 juni 2012.
2.2.
Op de met betrekking tot de koopovereenkomst opgemaakte factuur van 12 juni 2012 (hierna: de factuur) zijn onder “VERKOOP” de kenmerken van de auto vermeld met daarbij: “PRIJS 3900” en “aankoop kort. 250”.
2.3.
Bij de aankoop van de auto heeft [eiseres] bij [gedaagden] c.s. ingeruild een auto, merk Mitsubishi, type Colt (hierna: de inruilauto).
2.4.
Op de factuur zijn onder “Inruil” de kenmerken van de inruilauto vermeld met daarbij: “INRUIL PRIJS 150”.
2.5.
[gedaagden] c.s. heeft de inruilauto laten slopen.
2.6.
Op 25 juni 2012 heeft [eiseres] de auto aan [gedaagden] c.s. ter reparatie aangeboden, omdat een waarschuwingslampje was gaan branden. Zij heeft toen voor de duur van de reparatie een vervangende auto verkregen van [gedaagden] c.s.
2.7.
Op 23 augustus 2012 heeft [eiseres] de auto door een ander garagebedrijf laten onderzoeken op gebreken.
2.8.
[eiseres] heeft [gedaagden] c.s. op 4 september 2012 schriftelijk laten weten tot buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst over te gaan.
2.9.
Bij brief van 22 oktober 2012 heeft de gemachtigde van [eiseres] de koopovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd en [gedaagden] c.s. gesommeerd om onder meer de koopsom van de auto te retourneren en mee te werken aan het innemen en overschrijven van de auto.
2.10.
[gedaagden] c.s. was op het moment waarop de overeenkomst werd gesloten aangesloten bij de Stichting Nationale Auto Pas (hierna: NAP). De auto is opgenomen in het registratiesysteem van de NAP, waarin de kilometerhistorie van auto’s wordt bijgehouden.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair een verklaring voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst met [gedaagden] c.s. met betrekking tot de auto buitengerechtelijk heeft ontbonden, dan wel ontbinding door de kantonrechter;
  • subsidiair een verklaring voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst met [gedaagden] c.s. met betrekking tot de auto heeft vernietigd, dan wel vernietiging door de kantonrechter;
  • veroordeling van [gedaagden] c.s. om aan [eiseres] te voldoen € 4.254,84 (bestaande uit
€ 3.739,84 aan hoofdsom € 515,- aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.500 vanaf de data van betaling tot de voldoening;
  • veroordeling van [gedaagden] c.s. tot levering aan [eiseres] van de inruilauto in de staat waarin deze op 15 juni 2012 is geleverd aan [gedaagden] c.s., dan wel veroordeling van [gedaagden] c.s. om aan [eiseres] te voldoen € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2012;
  • veroordeling van [gedaagden] c.s. in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiseres] primair dat de auto niet de eigenschappen bezit die zij als koper daarvan mocht verwachten en subsidiair dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen op basis van bedrog dan wel dwaling. [eiseres] maakt aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten nu [gedaagden] c.s. in verzuim is geraakt, respectievelijk [eiseres] de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3.
[gedaagden] c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] legt aan haar primaire vordering ten grondslag enerzijds dat de auto een aanzienlijk hogere kilometerstand heeft dan op grond van de overeenkomst mocht worden verwacht en anderzijds dat na de koop van de auto is gebleken dat deze een kapotte stuurpomp had en dat dit defect reeds aanwezig was ten tijde van de koop.
4.2.
[gedaagden] c.s. is een professionele autohandelaar en [eiseres] is een particulier, zodat sprake is van consumentenkoop. De kantonrechter ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van non-conformiteit in de zin van artikel 7:17, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Hiervoor is bepalend of de zaak aan de koopovereenkomst beantwoordt, wat betekent dat deze de eigenschappen dient te bezitten die [eiseres] als koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Hierbij zijn tevens van belang de aard van de zaak en de mededelingen die [gedaagden] c.s. als verkoper over de auto heeft gedaan.
Non-conformiteit - kilometerstand
4.3.
[eiseres] stelt dat uit het registratiesysteem van NAP volgt dat de kilometerstand van de auto op 5 september 2009 174.383 bedroeg. Uit het daarbij overgelegde overzicht van de reparatiehistorie van de auto blijkt echter dat deze kilometerstand is geconstateerd op 5 september 2007, zodat de kantonrechter van deze datum zal uitgaan. [gedaagden] c.s. heeft de hoogte van deze eerdere kilometerstand niet betwist, zodat de kantonrechter deze als vaststaand zal aannemen. De afwijking van de overeenkomst - waarin een kilometerstand van 116.770 is opgenomen - bestond dus reeds op het moment van de aflevering van de auto. Het is bovendien aannemelijk dat de auto tussen de datum waarop deze kilometerstand is geconstateerd en de datum van de levering - bijna vijf jaar later - meer kilometers heeft gereden. Het daadwerkelijke aantal gereden kilometers zou dan aanzienlijk hoger kunnen zijn dan 174.383, hoewel de kantonrechter bij de beoordeling van het geschil van deze stand zal uitgaan.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat met de hogere kilometerstand bij de auto reeds sprake is van eigenschappen die [eiseres] op grond van de overeenkomst niet hoefde te verwachten. Daarbij is van belang dat uit vaste rechtspraak volgt dat de kilometerstand van een tweedehands auto in beginsel van doorslaggevend belang is voor de koper van die auto en dat bij een - aanmerkelijke - afwijking daarvan de geleverde auto niet beantwoordt aan de overeenkomst. Gesteld noch gebleken is dat in deze zaak de kilometerstand niet van essentieel belang was voor [eiseres], waarbij de kantonrechter nog in aanmerking neemt dat zij ervoor heeft gekozen een auto te kopen bij een bedrijf dat bij NAP is aangesloten.
4.5.
Dat de kilometerstand gelet op de leeftijd van de auto niet bepalend is voor de waarde van de auto, zoals [gedaagden] c.s. stelt, doet aan het voorgaande niet af. Immers, het enkele feit dat de kilometerstand op enig moment is teruggedraaid leidt er al toe dat die kilometerstand en daarmee de auto als zodanig daardoor onbetrouwbaar is geworden. Of [gedaagden] c.s. op de hoogte was van de afwijking in de kilometerstand is evenmin van belang, nu het risico daarvan naar verkeersopvattingen voor zijn rekening komt als professioneel verkoper. De kantonrechter overweegt daarbij nog dat [gedaagden] c.s. de mogelijkheid had de kilometerhistorie van de auto na te gaan in het NAP-systeem waar hij toegang tot had.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de afwijking van de kilometerstand van de auto – waarbij herstel niet mogelijk is – reeds voldoende reden voor ontbinding van de overeenkomst, die door [eiseres] buitengerechtelijk heeft plaatsgevonden op 4 september 2012. De primair gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden zal dan ook worden toegewezen. De door [eiseres] gestelde afwijking van de auto ten opzichte van de overeenkomst in de vorm van een kapotte stuurpomp behoeft dan ook geen bespreking.
Gevolgen ontbinding overeenkomst
4.7.
Nu partijen hun verplichtingen reeds zijn nagekomen leidt de ontbinding van de overeenkomst ertoe dat over een weer een verbintenis tot ongedaanmaking van de ontvangen prestaties ontstaat. [gedaagden] c.s. heeft zich in dat kader op het standpunt gesteld dat de ontbinding zich niet kan uitstrekken tot de met betrekking tot de inruilauto over en weer ontvangen prestaties, omdat deze voortvloeien uit een separate overeenkomst waarbij de betalingen inzake de inruilauto zijn verrekend met die inzake de auto. De kantonrechter ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of sprake is van één overeenkomst en zo ja, of sprake is van een totale of gedeeltelijke ontbinding daarvan.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat de tussen partijen gemaakte afspraken over zowel de auto als de inruilauto zijn samengevat op de factuur. Bovendien is sprake van samenhangende prestaties in die zin, dat niet is gebleken dat [eiseres] bereid zou zijn geweest de inruilauto tegen het overeengekomen bedrag aan [gedaagden] c.s. te verkopen indien zij niet tevens de auto van [gedaagden] c.s. had aangekocht. Wat over de inruilauto overeen is gekomen is dan ook afhankelijk van de aankoop van de auto en de afspraken tussen partijen daarover. Gelet op deze omstandigheden - de gezamenlijke factuur en de samenhangende prestaties - is de kantonrechter van oordeel dat tussen partijen (slechts) één overeenkomst tot stand is gekomen.
4.9.
De kantonrechter is verder van oordeel de afwijking van de auto ten opzichte van de overeenkomst de algehele ontbinding daarvan voldoende rechtvaardigt. Hierbij is van belang dat de uit de overeenkomst voortvloeiende prestaties met betrekking tot de inruilauto ondergeschikt zijn aan die met betrekking tot de auto en dat, zoals reeds overwogen, de verkoop van de inruilauto in samenhang moet worden bezien tot de aankoop van de auto. Voor een gedeeltelijke ontbinding - in die zin, dat deze slechts de prestaties met betrekking tot de auto en niet die met betrekking tot de inruilauto zou omvatten - is dan ook geen plaats.
4.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat met de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen ongedaanmakingsverbintenissen tot stand zijn gekomen met betrekking tot alle in het kader van de overeenkomst verrichte prestaties. Deze prestaties hebben zowel betrekking op de auto als op de inruilauto. De kantonrechter zal deze hierna behandelen, te beginnen met de verbintenissen inzake de inruilauto.
Verbintenis tot ongedaanmaking verkoop inruilauto
4.11.
[eiseres] is gehouden de koopprijs van de inruilauto aan [gedaagden] c.s. te retourneren. [eiseres] heeft gesteld dat deze prijs € 400,- bedraagt, terwijl [gedaagden] c.s. heeft gesteld dat de prijs € 150,- bedraagt en dat bij het sluiten van de overeenkomst een extra korting van € 250,- is verleend op de vraagprijs van € 3.900,- van de auto, om [eiseres] tegemoet te komen in haar wens € 400,- voor de inruilauto te ontvangen. Deze stellingen van [gedaagden] c.s. worden ondersteund door wat blijkt uit de factuur (zie rechtsoverwegingen 2.2. en 2.4.). De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] onder deze omstandigheden onvoldoende heeft gemotiveerd dat met betrekking tot de inruilauto inderdaad een verkoopprijs van € 400,- was afgesproken. Zij heeft tevens onvoldoende betwist dat die prijs € 150,- bedraagt, zodat de kantonrechter die koopprijs als vaststaand zal aannemen bij de terugbetalingsverplichting aan de zijde van [eiseres].
4.12.
[gedaagden] c.s. dient op zijn beurt de inruilauto aan [eiseres] terug te leveren. Nu deze echter is gesloopt na de levering daarvan aan [gedaagden] c.s., is dit feitelijk niet meer mogelijk. [gedaagden] c.s. schiet in zoverre tekort in zijn verbintenis tot ongedaanmaking. Nu dit tekortschieten aan hem toe te rekenen is, is [gedaagden] c.s. gehouden tot het voldoen van een vervangende schadevergoeding aan [eiseres].
4.13.
[gedaagden] c.s. heeft in dat kader gesteld dat [eiseres] geen schade heeft geleden, omdat zij, indien zij de inruilauto niet aan [gedaagden] c.s. had verkocht, zelf kosten had moeten maken voor het afmelden van de auto en het vervoer naar de sloop. Op basis van de stellingen van partijen en de overgelegde koopovereenkomst kan de kantonrechter echter slechts vaststellen dat tussen partijen een prijs overeen is gekomen met betrekking tot de inruilauto, zodat het vervolgens aan [gedaagden] c.s. was te beslissen wat hij met de op deze wijze verworven auto wenste te doen: doorverkopen of laten slopen. [gedaagden] c.s. heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd op grond van welke omstandigheden de door hem gemaakte sloopkosten - wat daar ook van zij - aan [eiseres] zouden zijn toe te rekenen.
4.14.
[eiseres] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 1.500,-, overeenkomend met de dagwaarde van de inruilauto. Zij heeft daartoe een stuk overgelegd over de verzekeringswaarde van de auto, waarvan zij voornoemde dagwaarde afleidt. Zij stelt daarbij dat zij de auto bewust heeft verkocht voor een prijs die onder de dagwaarde ligt, in het kader van de aankoop van de auto die zij graag wilde hebben. [gedaagden] c.s. betwist dat de dagwaarde van de inruilauto € 1.500,- bedroeg. Ter comparitie heeft hij daartoe gesteld dat de inruilauto niet meer waard was dan het bedrag van € 150,- dat het autosloopbedrijf er ook voor heeft betaald. Verder is nog onderzocht of het economisch gezien de moeite waard was de auto op te knappen zodat deze APK-goedgekeurd zou kunnen worden, maar dit was niet het geval, aldus [gedaagden] c.s. Gelet op deze gemotiveerde betwisting is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat de inruilauto daadwerkelijk een dagwaarde had van € 1.500,-. Daarbij is nog van belang dat het door [eiseres] overgelegde stuk niet is gedateerd en dat hieruit niet volgt hoe de (verzekerings)waarde tot stand is gekomen.
4.15.
De kantonrechter zal de door [eiseres] geleden schade met betrekking tot de inruilauto naar billijkheid vaststellen op een bedrag gelijk aan de tussen partijen met betrekking tot de inruilauto overeengekomen verkoopprijs. Uit overweging 4.11. volgt dat deze prijs € 150,- bedraagt. De kantonrechter zal de in dit kader door [gedaagden] c.s. te betalen schadevergoeding dan ook vaststellen op dit bedrag.
Verbintenis tot ongedaanmaking koop auto
4.16.
[gedaagden] c.s. is gehouden de koopprijs van de auto aan [eiseres] te retourneren. Uit de factuur en de beoordeling daarvan door de kantonrechter in rechtsoverweging 4.11. volgt dat deze prijs € 3.650,- bedraagt (€ 3.900,- minus de door [gedaagden] c.s. verleende aankoopkorting van € 250,-).
4.17.
[eiseres] dient op haar beurt de auto aan [gedaagden] c.s. terug te leveren. Het is echter feitelijk onmogelijk de auto in dezelfde staat terug te leveren als waarin deze zich bevond op het moment van de levering op 15 juni 2012, omdat de auto sindsdien een periode door [eiseres] is gebruikt en ouder is geworden, maar ook vanwege reparaties die [eiseres] heeft doen uitvoeren. [eiseres] schiet in zoverre tekort in haar verbintenis tot ongedaanmaking die is ontstaan als gevolg van de ontbinding van de koopovereenkomst.
4.18.
[gedaagden] c.s. heeft in dat kader ter comparitie gesteld behalve de teruglevering van de auto door [eiseres] een aanvullende schadevergoeding van € 1.150,- passend te achten.
4.19.
De kantonrechter overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] de auto na de levering (daartoe gerechtigd) heeft gebruikt en na de ontbinding op
4 september 2012 gedurende een bepaalde periode ook is blijven gebruiken. Op grond van het bepaalde in artikel 7:10, derde lid, van het BW komt schade vanaf het tijdstip van de ontbinding voor rekening en risico van [gedaagden] c.s. Daarbij geldt dat [eiseres] als zorgvuldig handelend schuldenaar voor de auto zorg diende te dragen in de zin van artikel 7:10, vierde lid, van het BW. Gesteld noch gebleken is dat zij dat niet heeft gedaan, waarbij de kantonrechter in aanmerking neemt dat [eiseres] de auto heeft onderhouden door noodzakelijke reparaties uit te laten voeren. Voor de aan de ontbinding voorafgaande periode vanaf de levering van de auto op 15 juni 2012 geldt dat schade voor rekening en risico van [eiseres] komt, nu zij in die periode eigenaar was van de auto. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] c.s. ook onvoldoende heeft onderbouwd dat hij schade heeft geleden door het gebruik van de auto door [eiseres] in die periode. Hij heeft immers zelf aangegeven dat de kilometerstand niet de bepalende factor is bij het bepalen van de waarde van een auto van tien jaar oud, zodat niet is gebleken dat de auto in waarde is gedaald door de kilometers die [eiseres] er mee heeft gereden. Verder is gesteld noch gebleken dat de auto anderszins in staat of waarde is verminderd. Het voorgaande leidt ertoe dat [gedaagden] c.s. noch over de periode na de ontbinding, noch over de periode daarvoor, aanspraak kan maken op schadevergoeding.
4.20.
[eiseres] heeft ter comparitie nog aangevoerd dat zij gedurende de periode dat zij de auto heeft gebruikt kosten heeft moeten maken voor noodzakelijke reparaties. De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten niet zijn aan te merken als schade die op grond van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagden] c.s. door hem dient te worden vergoed. Immers, niet is gebleken dat deze kosten in causaal verband staan met het aan de ontbinding ten grondslag liggende feit dat de auto een hogere kilometerstand had dan [eiseres] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Het betreffen de kosten voor een APK-keuring en een nieuwe accu die redelijkerwijs te verwachten zijn bij een auto van tien jaar oud, ook als deze een kilometerstand heeft van 118.000. Dat betekent dat niet is gebleken dat [eiseres] deze kosten niet ook had moeten maken indien de auto wel aan de overeenkomst had beantwoord. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding door [gedaagden] c.s. in aanmerking.
4.21.
[eiseres] heeft ter comparitie verder gesteld dat zij, nu zij de auto sinds juni 2013 niet meer gebruikt, vanaf dat moment stallingskosten heeft moeten maken en dat die € 40,- per maand bedragen. [gedaagden] c.s. heeft dit niet betwist. De kantonrechter overweegt dat deze kosten zijn aan te merken als kosten gemaakt in het kader van Metskes rol als zorgvuldig handelend schuldenaar. Hiermee werd immers voorkomen dat, door de auto onbeheerd te laten, derden schade zouden veroorzaken toen [eiseres] de auto niet meer zelf gebruikte. Van belang daarbij is verder dat de stelling van [eiseres], dat [gedaagden] c.s. niet heeft willen meewerken aan het terugleveren van de auto, door [gedaagden] c.s. niet is betwist. Hij heeft aldus gehandeld in strijd met zijn verbintenis tot ongedaanmaking, zodat stalling noodzakelijk bleek. Op grond van artikel 6:74 van het BW is [gedaagden] c.s. daarom schadevergoeding verschuldigd voor de door deze tekortkoming bij [eiseres] ontstane schade. De kantonrechter zal de schadevergoeding naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 240,- over de periode van juni tot en met november 2013 (6 maanden x € 40,-).
Overige kosten
4.22.
[eiseres] vordert vergoeding van de kosten van € 83,- die zij heeft moeten maken om lid te worden van de ANWB. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de vervangende auto die [gedaagden] c.s. haar op 25 juni 2012 ter beschikking heeft gesteld onderweg stil is gevallen en dat zij genoodzaakt was het lidmaatschap af te sluiten om pechhulp te kunnen afnemen.
4.23.
Nu gesteld noch gebleken is dat daarover tussen partijen iets anders overeen is gekomen, komen kosten voor reparatie van de vervangende auto in beginsel voor rekening van [gedaagden] c.s. als eigenaar van die auto. Dat brengt echter wel met zich dat [eiseres] [gedaagden] c.s. ook in de gelegenheid had moeten stellen om de vervangende auto te repareren toen deze stil was komen te vallen. [gedaagden] c.s. heeft aangevoerd dat [eiseres] geen contact met hem heeft opgenomen en zonder overleg - kennelijk - tot het afsluiten van het ANWB-lidmaatschap is overgegaan. [eiseres] heeft dit niet betwist. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat zij onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij na het stilvallen van de vervangende auto [gedaagden] c.s. heeft benaderd en dat het afsluiten van het lidmaatschap desondanks noodzakelijk was. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
4.24.
[eiseres] vordert verder vergoeding van brandstofkosten die zij, zoals zij stelt, heeft moeten maken om vanuit haar woonplaats driemaal naar [gedaagden] c.s. te rijden om de stand van zaken rondom de (reparatie van de) auto te bespreken. [gedaagden] c.s. heeft betwist dat deze besprekingen hebben plaatsgevonden en dat [eiseres] speciaal vanuit haar woonplaats naar [gedaagden] c.s. is gereden. In het licht hiervan is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] haar stellingen onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd. Daartoe had het ten minste in de rede gelegen dat [eiseres] had aangegeven wanneer de besprekingen hebben plaatsgevonden. De vordering zal ook in zoverre worden afgewezen.
4.25.
[eiseres] vordert ten slotte vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt om een ander garagebedrijf te laten onderzoeken welke gebreken de auto vertoonde. Zij voert hiertoe aan dat enkele dagen nadat zij de auto na de reparatie van 25 juni 2012 bij [gedaagden] c.s. had opgehaald, het waarschuwingslampje opnieuw ging branden. [eiseres] had op dat moment geen vertrouwen meer in [gedaagden] c.s. en heeft de auto naar het andere garagebedrijf gebracht.
4.26.
De kantonrechter overweegt dat voor de vergoeding door [gedaagden] c.s. van deze onderzoekskosten bij de andere garage vereist is dat [eiseres] hem in gebreke heeft gesteld, hem een redelijke termijn heeft gegund voor reparatie en dit vervolgens is uitgebleven. Niet in geschil is dat [eiseres] [gedaagden] c.s. niet de mogelijkheid heeft geboden het gebrek aan de auto zelf te verhelpen, zodat de vordering in zoverre daarop afstuit. Dat de auto kort daarvoor eenzelfde gebrek vertoonde maakt nog niet dat [eiseres] [gedaagden] c.s. niet opnieuw in de gelegenheid had dienen te stellen het gebrek te verhelpen.
4.27.
Het voorgaande leidt ertoe dat partijen elkaar geldsommen verschuldigd zijn op grond van de uit de ontbinding van de overeenkomst voortkomende verbintenissen tot ongedaanmaking. De kosten die [gedaagden] c.s. jegens [eiseres] verschuldigd is zijn als volgt opgebouwd:
- koopprijs auto € 3.650,-
- schadevergoeding stallingkosten auto € 240,-
- vervangende schadevergoeding inruilauto
€ 150,-
Totaal € 4.040,-
De kosten die [eiseres] jegens [gedaagden] c.s. verschuldigd is bestaan uit de koopprijs van de inruilauto van € 150,-. Na verrekening van deze kosten is [gedaagden] c.s. aan [eiseres]
€ 3.890,- verschuldigd. De kantonrechter zal de vordering tot dit bedrag toewijzen.
4.28.
[eiseres] heeft vergoeding gevorderd van de wettelijke rente over de bedragen van
€ 1.000,- en € 2.500,- die zij in het kader van de overeenkomst aan [gedaagden] c.s. heeft voldaan, vanaf de data van die betalingen. Daarnaast vordert zij vergoeding van de wettelijke rente over het bedrag dat [gedaagden] c.s. haar aan vervangende schadevergoeding voor de inruilauto dient te voldoen, vanaf de levering van de inruilauto op 15 juni 2012. De kantonrechter zal de wettelijke rente, zoals gevorderd, toewijzen over € 3.650,-. Dit bedrag bestaat zowel uit betalingen die [eiseres] in het kader van de overeenkomst heeft voldaan, als uit de vervangende schadevergoeding met betrekking tot de inruilauto. De verbintenis tot (terug)betaling van deze bedragen is echter eerst ontstaan op 4 september 2012, de datum waarop de overeenkomst is ontbonden. Vervolgens is [gedaagden] c.s. pas nadat hij niet heeft gereageerd op de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 22 oktober 2012 in verzuim geraakt. De kantonrechter zal de wettelijke rente daarom toewijzen over met ingang van die datum.
4.29.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt voorts vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.30.
[gedaagden] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- in debet gestelde explootkosten € 69,60 (gerechtsdeurwaarder J.B. Gelderblom)
- betaalde explootkosten € 23,21
- informatiekosten € 9,08
- salaris gemachtigde € 400,00 (2 punten x tarief € 200,00)
- griffierecht
€ 75,00
Totaal € 576,89
Aangezien aan [eiseres] een toevoeging is verleend dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank Midden-Nederland.
4.31.
De nakosten, waarvan [eiseres] betaling vordert, zullen worden begroot op € 87,50 (0,5 punt x tarief € 175,00), te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis. In tegenstelling tot wat [eiseres] kennelijk heeft beoogd past de kantonrechter daarbij het liquidatietarief voor kantonzaken toe en niet het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven, dat in (overige) civiele procedures wordt toegepast. De wettelijke rente over de nakosten is enkel gevorderd in het lichaam van de dagvaarding maar niet in het petitum daarvan. De kantonrechter zal de vordering dan ook afwijzen, voor zover [eiseres] daarmee heeft beoogd dat deze mede ziet op de wettelijke rente over de nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst met [gedaagden] c.s. met betrekking tot de auto buitengerechtelijk heeft ontbonden;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 4.405,- met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over € 3.650,- vanaf 22 oktober 2012 tot de voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 576,89 (waarin begrepen € 400,00 aan salaris gemachtigde), waarvan een bedrag van € 69,60 te voldoen aan de griffier nadat [gedaagden] c.s. een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen;
5.4.
veroordeelt [gedaagden] c.s., onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 87,50 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van 5.1.;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 december 2013.