ECLI:NL:RBMNE:2013:7536

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2013
Publicatiedatum
2 januari 2014
Zaaknummer
C-16-305246 - HA ZA 11-750
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en boete wegens schending van geheimhoudingsbeding in mededingingszaak

In deze zaak, uitgesproken op 30 december 2013 door de Rechtbank Midden-Nederland, is de besloten vennootschap European Merchant Services B.V. (hierna: EMS) in een civiele procedure opgekomen tegen de Europese naamloze vennootschap Equens S.E. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding en een boete wegens schending van een geheimhoudingsbeding. EMS vorderde schadevergoeding voor de negatieve effecten van de wachtrijprocedure die van 3 september 2007 tot 25 februari 2008 heeft geduurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat EMS in totaal 707 uren heeft besteed aan het contact met contractanten en PaySquare, alsook aan het aanpassen van processen en werkinstructies als gevolg van deze procedure. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 22.624,00, gebaseerd op een gemiddeld uurtarief van € 32,00. Daarnaast heeft de rechtbank Equens veroordeeld tot betaling van een boete van € 45.378,00 wegens schending van het geheimhoudingsbeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in het kader van mededingingsrecht en de gevolgen van onrechtmatig handelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/305246 / HA ZA 11-750
Vonnis van 30 december 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROPEAN MERCHANT SERVICES B.V.,
gevestigd te Diemen,
eiseres,
advocaat mr. F.J. Leeflang te Amsterdam,
tegen
de Europese naamloze vennootschap
EQUENS S.E.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaten dr. C. Jeloschek te Amsterdam, mr. J.C.M. van der Beek te Amsterdam.
Partijen zullen hierna EMS en Equens worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juli 2013,
  • de akte van 7 augustus 2013 zijdens EMS,
  • de antwoordakte van 4 september 2013 zijdens Equens en
  • de akte uitlating productie van 2 oktober 2013 zijdens EMS.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en bouwt voort op het tussenvonnis van 10 juli 2013. Bij dat vonnis heeft de rechtbank EMS in de gelegenheid gesteld het aantal uren dat haar medewerkers hebben besteed aan de negatieve effecten van de wachtrijprocedure, met name de vertragingen bij de ontkoppelingen, nader te specificeren. EMS heeft die nadere specificatie gegeven; Equens heeft daarop gereageerd.
2.2.
EMS heeft in haar nadere specificatie vijf urenposten opgenomen. De rechtbank bespreekt die posten hierna. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zij, omdat nauwkeurige vaststelling niet mogelijk is, het aantal door EMS bestede uren in dit verband schattenderwijs zal bepalen.
Post 1 - contact met contractanten door uitblijven koppeling
2.3.
In de periode dat de wachtrijprocedure gold, de periode van 3 september 2007 tot 25 februari 2008, heeft EMS 2348 contracten gesloten die elk op enig moment aan een betaalterminal zijn gekoppeld. EMS stelt dat vrijwel al die contracten in de wachtrij werden geplaatst en dat met alle 2348 contractanten zowel telefonisch contact als e-mailcontact is geweest over het uitblijven van de koppeling van het contract aan de betaalterminal. EMS gaat uit van 0,2 uur aan telefonisch contact en 0,3 uur aan e-mailcontact per contractant, derhalve 1174 uren (2348 maal 0,5 uur (0,2 plus 0,3 uur)) in totaal.
2.4.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat in de tijd dat de wachtrijprocedure gold EMS met een groot deel van haar nieuwe contractanten contact heeft gehad over het uitblijven van koppeling doordat PaySquare niet ontkoppelde. De daaraan door EMS bestede tijd is een negatief effect van de wachtrijprocedure.
2.5.
De rechtbank betwijfelt echter met Equens of dat in de door EMS gestelde omvang gebeurde. EMS heeft geen rekening gehouden met het feit dat een deel van de nieuwe contracten niet in de wachtrij zal zijn geplaatst omdat de betaalterminals waar die contracten op zagen voor de eerste keer aan een contract werden gekoppeld. In die gevallen kon EMS immers direct koppelen. Verder heeft EMS geen rekening gehouden met het feit dat een deel van de contractanten een aantal contracten met EMS zal hebben gesloten, zodat in die gevallen de contractanten niet voor elk nog te koppelen contract afzonderlijk contact met EMS zullen hebben opgenomen. Tot slot zullen niet alle contractanten over het uitblijven van koppeling contact met EMS hebben opgenomen.
2.6.
Het bovenstaande in aanmerking nemend stelt de rechtbank het aantal contractanten waarmee EMS contact heeft gehad over het uitblijven van koppeling schattenderwijs vast op 1000. Het contact met die 1000 contractanten zal zich soms hebben herhaald en zal de ene keer meer tijd hebben gevergd dan de andere keer. De rechtbank acht het redelijk uit te gaan van een tijdsbesteding van gemiddeld 0,3 uur (18 minuten) per contractant die contact opnam. Dit betekent dat de eerste urenpost op 300 moet worden gesteld (1000 contractanten maal 0,3 uur).
Post 2 - contact met PaySquare door uitblijven ontkoppeling
2.7.
EMS stelt dat zij was genoodzaakt regelmatig contact met PaySquare op te nemen over de gevolgen van de wachtrijprocedure in zijn algemeenheid en over de nieuwe contractanten van EMS die PaySquare nog niet had ontkoppeld in het bijzonder. EMS gaat uit van 704 uren (2348 nieuwe contracten maal 0,3 uur) aan in dit verband bestede tijd.
2.8.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat EMS deze soort contacten met PaySquare heeft gehad. De daaraan door EMS bestede tijd is een negatief effect van de wachtrijprocedure.
2.9.
De rechtbank stelt de urenpost in dit verband schattenderwijs vast op 300; 100 uren voor contacten over de gevolgen van de wachtrijprocedure in zijn algemeenheid en 200 uren voor contacten over specifieke gevallen waarin PaySquare niet ontkoppelde. Wat betreft dit laatste deel gaat de rechtbank uit van relatief veel contacten op allerlei wijzen (via telefoon, e‑mail en/of fax) die, gelet op hun eenvoudige aard, elk weinig tijd in beslag zullen hebben genomen; de rechtbank schat het aantal contacten op 2000 en de per contact gemoeide tijd op 0,1 uur (6 minuten).
Post 3 - nieuw aanbod EMS na aanbod PaySquare
2.10.
EMS stelt dat zij ten minste 80 nieuwe merchants een nieuw aanbod heeft moeten doen, omdat PaySquare in die gevallen de tijd dat het contract met EMS in de wachtrij stond benutte om de merchant een aanbod te doen. Per merchant werd gemiddeld 0,3 uur besteed aan het berekenen van een nieuw aanbod, 0,2 uur aan het aanpassen van het contract en het versturen daarvan en 0,2 uur aan het aanpassen van tarieven in de processing tool. EMS gaat uit van 56 uren (80 maal 0,7 (0,3 plus 0,2 plus 0,2) uur).
2.11.
Equens stelt dat de noodzaak van EMS om een nieuw aanbod te doen geen verband hield met de wachtrijprocedure; ook zonder de wachtrijprocedure kon PaySquare de merchant een aanbod doen.
2.12.
De rechtbank overweegt dat PaySquare vanzelfsprekend ook zonder de wachtrijprocedure een aanbod aan merchants van EMS kon doen, maar dat de noodzaak van EMS om met een nieuw aanbod op een aanbod van PaySquare aan de merchant te reageren door de wachtrijprocedure aanmerkelijk groter was geworden. Het feit dat PaySquare de feitelijke overstap naar EMS tegenhield door niet te ontkoppelen, gaf PaySquare immers, zoals de rechtbank in haar tussenvonnis van 10 juli 2013 al overwoog, een grote voorsprong op EMS. De rechtbank acht de invloed van de wachtrijprocedure op de noodzaak voor EMS om met een nieuw aanbod te reageren dermate groot dat zij geen rekening houdt met de omstandigheid dat PaySquare een merchant van EMS ook zonder de wachtrijprocedure een nieuw aanbod had kunnen doen. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat de in dit verband door EMS bestede tijd een gevolg is van de wachtrijprocedure.
2.13.
De rechtbank schaart zich, gelet op de (overige) stellingen van partijen, wat betreft de derde urenpost achter de schatting van EMS. Deze urenpost is dus 56.
Post 4 - wel contract met EMS, maar niet gekoppeld
2.14.
EMS stelt dat zij ten tijde van de wachtrijprocedure met 374 merchants contracten heeft gesloten, maar dat deze contracten nimmer zijn gekoppeld omdat de merchants, in de tijd dat hun contracten met EMS in de wachtrij stonden, een aanbod van PaySquare aanvaardden. EMS stelt per merchant gemiddeld 1,3 uur aan tijd te hebben besteed, in totaal derhalve (afgerond) 486 (374 merchants maal 1,3 uur) uren.
2.15.
EMS heeft haar (door Equens betwiste) stelling dat zij met 374 merchants contracten heeft gesloten, maar dat deze contracten ten gevolge van de wachtrijprocedure niet zijn gekoppeld, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verwijst in dit verband naar haar overwegingen 4.2.30, 4.2.31 en 4.2.32 van het tussenvonnis van 10 juli 2103. Dit heeft tot gevolg dat deze urenpost op 0 moet worden gesteld.
Post 5 - aanpassen processen en werkinstructies
2.16.
EMS stelt dat zij door de wachtrijprocedure tijd heeft moeten besteden aan het anders inrichten van haar werkprocessen en het instrueren van haar (gemiddeld) 51 medewerkers op de afdeling Sales en op de afdeling Operations. EMS schat dat deze activiteiten 1 uur per medewerker, derhalve 51 uren in totaal hebben gekost.
2.17.
EMS heeft, anders dan Equens stelt, voldoende aannemelijk gemaakt dat ten tijde van de wachtrijprocedure gemiddeld 51 medewerkers op de twee afdelingen werkten. De rechtbank acht verder voldoende aannemelijk dat die medewerkers specifiek geïnstrueerd zijn in verband met de gevolgen van de wachtrijprocedure en dat die medewerkers werkprocessen hebben moeten aanpassen. De rechtbank acht de schatting van EMS van 1 uur per medewerker niet onredelijk. De rechtbank stelt deze urenpost dan ook op 51 (51 medewerkers maal 1 uur).
2.18.
Uit het voorgaande volgt dat medewerkers van EMS in totaal 707 uren (300 plus 300 plus 56 plus 51 uren) hebben besteed aan negatieve effecten van de wachtrijprocedure. Uitgaande van een gemiddeld uurtarief van € 32,00 (€ 76.800,00 gedeeld door 2.400 uren) is deze schadepost toewijsbaar tot een bedrag van € 22.624,00 (707 maal € 32,00).
2.19.
EMS vordert wettelijke rente over de schadevergoedingen. Het verzuim treedt in dit geval, omdat de schades zijn veroorzaakt door onrechtmatig handelen, gelet op artikel 6:83 aanhef en onder b. BW, direct in. Omdat het onrechtmatig handelen in dit geval plaatsvond in een periode, de periode waarin de wachtrijprocedure gold, zal de rechtbank een datum waarop verzuim is ingetreden fixeren. De rechtbank fixeert die datum op 1 december 2007, een datum in het midden van de periode, en gaat er daarbij van uit dat de schade gelijkmatig over de gehele periode is ontstaan.
2.20.
De rechtbank zal de gevorderde verklaringen voor recht afwijzen nu EMS daarbij geen belang heeft.
2.21.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Equens om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan EMS te betalen een bedrag van € 45.378,00 aan boete wegens schending van het geheimhoudingsbeding, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 31 maart 2011 tot de dag van betaling,
3.2.
veroordeelt Equens om aan EMS te betalen een bedrag van € 9.382,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 1 december 2007 tot de dag van betaling,
3.3.
veroordeelt Equens om aan EMS te betalen een bedrag van € 22.624,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 1 december 2007 tot de dag van betaling,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling, mr. R.J. Verschoof en mr. A.M. Verhoef en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2013. [1]

Voetnoten

1.HvS