ECLI:NL:RBMNE:2013:7502

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
30 december 2013
Zaaknummer
16/659778-13 en 21/001822-11 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof met bedreiging van een (nep)vuurwapen in Woerden

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2013 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die op 1 september 2013 in Woerden een straatroof heeft gepleegd. De verdachte heeft twee jongens, die hij die avond in een café had ontmoet, onder bedreiging van een (nep)vuurwapen beroofd van hun geld en I-phones. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 10 december 2013 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. J.O.A.N. de Vries. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan afpersing en diefstal met geweld, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van diefstal met geweld.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en de verdachte zorgvuldig gewogen. De aangevers hebben verklaard dat de verdachte hen onder bedreiging van een pistool heeft gedwongen hun zakken leeg te maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, te weten diefstal met bedreiging van geweld en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij spijt heeft betuigd.

Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], ter hoogte van € 799,00, en de verdachte is veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, maar de proeftijd verlengd met een jaar. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de rechters de zaak op een zorgvuldige en rechtvaardige manier hebben behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/659778-13 en 21/001822-11
(tul
)(P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
gedetineerd in het Huis van bewaring “Wolvenplein” te Utrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht. Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 1 september 2013 te Woerden een straatroof heeft gepleegd.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde afpersing heeft begaan en baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie vraagt vrijspraak van de ten laste gelegde diefstal met geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de ten laste gelegde afpersing bewezen kan worden, maar dat verdachte moet worden vrijgesproken van diefstal met geweld. De raadsvrouw heeft daartoe in het bijzonder aangevoerd dat uit de verklaringen van verdachte en van getuige [slachtoffer 1] niet van wegneming door verdachte blijkt. De verklaring van getuige [slachtoffer 2] acht de raadsvrouw niet betrouwbaar, nu hij (ook) over de toedracht van de afpersing anders dan verdachte en getuige [slachtoffer 1] verklaart.
De verdediging heeft ten aanzien van het gebruik van het balletjespistool aangevoerd dat verdachte dit pistool bij zich had uit zelfbescherming en dat hij dit pistool heeft gepakt omdat hij zich door aangevers geïntimideerd voelde. De verdediging heeft aan dit betoog geen expliciete juridische consequenties verbonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs [1]
Blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting heeft verdachte op 1 september
2013 in een café in Woerden de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontmoet. Zij
zijn op een gegeven moment samen naar buiten gelopen en naar een portiek achter het café
gegaan. Daar heeft verdachte zijn balletjespistool gepakt en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
onder bedreiging van dit pistool beroofd van hun geld en I-phones. Verdachte heeft daarbij
geroepen: “geef me je geld en je telefoon”. [2] Verdachte heeft bij de politie verklaard
dat hij ook heeft gezegd “nu ga je het mij geven”. [3]
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij en [slachtoffer 2] met verdachte
waren meegelopen omdat verdachte had gevraagd of ze iets van hem wilden kopen. Zij zijn
met hem een portiek in gegaan. Daar haalde verdachte opeens een pistool te voorschijn. [4]
Hij richtte dit afwisselend op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verdachte zei dat [slachtoffer 1] zijn
zakken leeg moest maken. Toen [slachtoffer 1] dat deed voelde hij koud ijzer in zijn nek. Hij
voelde dat het de loop van het pistool was. [slachtoffer 1] gaf zijn geld en zijn I-phone aan
verdachte. Verdachte doorzocht ook zijn zakken. Verdachte vroeg hetzelfde aan [slachtoffer 2]
. [slachtoffer 2] gaf zijn geld aan verdachte. Verdachte pakte [slachtoffer 2] vast en trok
hem naar zich toe. [slachtoffer 1] hoorde verdachte zeggen dat [slachtoffer 2] zijn zakken leeg
moest maken. [slachtoffer 2] gaf daarop zijn geld aan verdachte. [slachtoffer 1]
zag dat verdachte ook de zakken van [slachtoffer 2] doorzocht. Verdachte had het over
“skieten” (schieten). [5]
Aangever [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat verdachte een pistool
pakte en daarmee naar [slachtoffer 1] wees en het pistool ook tegen het achterhoofd van [slachtoffer 1]
drukte. Verdachte zei onder andere: “geef je geld” en riep meerdere malen: “Ik schiet
jullie kapot als je je geld niet geeft”. Verdachte hield het pistool beurtelings op [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] gericht. Nadat verdachte [slachtoffer 1] had gefouilleerd richtte verdachte zijn
pistool op [slachtoffer 2] en zei enkele keren dat [slachtoffer 2] zijn geld moest geven omdat
hij [slachtoffer 2] anders kapot zou schieten. [slachtoffer 2] heeft € 20,00 uit zijn broekzak
gepakt en aan verdachte gegeven. Toen [slachtoffer 2] weg wilde lopen trok verdachte hem
naar zich toe en doorzocht zijn zakken. Verdachte pakte de I-phone uit de zak van [slachtoffer 2]
. Gedurende die tijd bleef verdachte [slachtoffer 2] bedreigen met zijn pistool. [6]
Diefstal met bedreiging van geweld en afpersing
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij -onder bedreiging van het (nep)pistool- zijn geld aan verdachte heeft afgegeven en dat verdachte vervolgens zijn I-phone uit zijn zak heeft gepakt. Het wegnemen van de I-phone onder bedreiging van het (nep)pistool levert diefstal met bedreiging van geweld op. Het enkele feit dat [slachtoffer 2] op ondergeschikte punten (en met name over de aanloop naar het incident) anders dan [slachtoffer 1] verklaart, is voor de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] over de wijze waarop verdachte hem de I-phone afhandig heeft gemaakt, te twijfelen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte door bedreiging van geweld aangever [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van geld en van zijn I-phone, en aangever [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van geld, en voorts dat verdachte met bedreiging van geweld [slachtoffer 2] zijn I-phone heeft afgenomen. De gedragingen van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als diefstal met bedreiging van geweld en afpersing. De rechtbank acht de (impliciet) cumulatief tenlastegelegde feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde diefstal onder bedreiging van geweld en afpersing heeft begaan, maar niet dat hij dit samen met een ander heeft gedaan. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken voor zover dit het ‘medeplegen’ betreft.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 1 september 2013 te Woerden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een I-phone toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte:
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] heeft gericht, althans die [slachtoffer 2] (dreigend) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond, en
- meermalen tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd/geroepen: "geef je geld anders schiet ik jou/jullie kapot" en "en nu ga je het mij geven"
en
op 1 september 2013 te Woerden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een I-phone en geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] heeft gericht, en
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend metalen voorwerp, tegen de nek van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en daarbij
- meermalen tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd/geroepen: "geef je geld anders schiet ik jou/jullie kapot" en "en nu ga je het mij geven".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken, en afpersing, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zijn balletjespistool pakte, omdat hij door de aangevers werd geïntimideerd. Voor zover de verdediging hiermee een beroep heeft willen doen op noodweer, verwerpt de rechtbank dit beroep. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt in het geheel niet van een situatie zoals door verdachte omschreven, waarin sprake zou zijn geweest van doordrammen, laat staan van een intimidatie in de richting van verdachte. Integendeel, [slachtoffer 1] verklaart dat verdachte plotseling een pistool trok en hen bedreigde. Ook [A], de vriend van verdachte die ten tijde van de straatroof onder aan het portiek stond, verklaart niet over een dreigende of intimiderende situatie, gecreëerd door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De verdachte heeft hier zelf over verklaard dat met aangevers een discussie ontstond over de hoeveelheid en de prijs voor de cocaïne en de pillen die verdachte voor hen had geregeld. Hij werd deze woordenwisseling zat en toen knapte er iets in hem. Hij wilde zijn naam niet op het spel zetten en heeft hen toen bedreigd met het balletjespistool, aldus de verdachte. Gelet op het voorgaande is van een noodweersituatie waartegen verdachte zich mocht verdedigen, geenszins gebleken, zodat het beroep hierop wordt verworpen.
Ook overigens zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wegens afpersing zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met reclasseringstoezicht zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft twee jongens, die hij die avond had ontmoet in een café, in een portiek met bedreiging van een (nep)pistool van hun geld en I-phones beroofd. Nadat aangevers op zijn bevel hun zakken hadden leeggemaakt, heeft verdachte zelf nog hun zakken doorzocht. Dit alles onder bedreiging van een (nep)vuurwapen. Verdachte heeft daarbij slechts aan zijn eigen financieel gewin gedacht en geen oog gehad voor het gegeven dat dergelijk feiten bijdragen aan gevoelens van onveiligheid bij de twee nog jonge slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Het is een feit van algemene bekendheid dat straatroven langdurige psychische schade bij de slachtoffers aan kunnen richten.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de zogenaamde LOVS-richtlijnen. Voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging wordt in de oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden gehanteerd. Het feit dat sprake is van twee slachtoffers en van bedreiging met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, werkt strafverzwarend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 oktober 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke delicten is veroordeeld;
- een verdachte betreffend Pro Justitiarapport d.d. 6 december 2013;
- een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 9 december 2013, waaruit blijkt dat de reclassering het zorgelijk acht dat verdachte geweld (of het dreigen hiermee) inzet om zijn financiële doel te behalen, nu er sprake is van financiële problemen en het verdachte ontbreekt aan een volledige adequate dagbesteding. De reclassering acht begeleiding in een gedwongen kader nodig om aan gedragsverandering te kunnen werken en daarmee de kans op recidive te doen afnemen. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en andere voorwaarden het gedrag van de veroordeelde betreffende op het gebied van werk, scholing en schuldhulpverlening.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de nog jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat sprake was van een (kennelijk) ondoordachte en amateuristische actie, waarbij verdachte goed herkenbaar was en de pakkans derhalve groot. Ook heeft verdachte ter zitting spijt betuigd en zich bereid verklaard de geleden schade te vergoeden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding een gedeelte daarvan ter grootte van 4 maanden in voorwaardelijke vorm op te leggen. Dit voorwaardelijk deel maakt een verplichte begeleiding en/of behandeling door de Reclassering onder de hierna genoemde voorwaarden mogelijk. Voorts wordt met deze voorwaardelijke straf beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.199,00, bestaande uit € 399,00 materiële schade en € 800,00 immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering Van [slachtoffer 1] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de materiële schade op € 399,00. De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 400,00. Dit is een lager bedrag dan gevorderd, omdat de benadeelde partij heeft aangegeven dat de impact van het tenlastegelegde feit vooralsnog mee lijkt te vallen. Bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding kan geen rekening worden gehouden met schade die zich als gevolg van het feit in de toekomst wellicht nog zal voordoen.
De vordering kan dan ook tot een totaalbedrag van € 799,00 worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de schade voor dit deel thans nog niet kan worden gewaardeerd en behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 17 oktober 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland, in de zaak met parketnummer 21/001822-11, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 15 augustus 2012 van het Gerechtshof Leeuwarden, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 3 september 2012 aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank ziet hierin op zich aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten. Gelet echter op het feit dat verdachte voor deze strafzaak al een gevangenisstraf moet uitzitten en gelet op het feit dat er het nodige zal moeten gebeuren om verdachtes leven weer op orde te krijgen, acht de rechtbank het aangewezen dat de proeftijd wordt verlengd met een jaar.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 24c, 36f, 55, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken, en afpersing, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Veroordeelde moet zich onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stellen. Veroordeelde moet zich daartoe binnen 3 werkdagen na afloop van zijn detentie melden bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang als de reclassering dat gedurende deze periode nodig acht. Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde.
Veroordeelde wordt verplicht zich in te zetten voor en zijn volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van een adequate dagbesteding en
verleent indien nodig zijn volledige medewerking aan een arbeidsvaardigheidstraining,
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelde wordt verplicht zich in te zetten voor en zijn volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van een legaal inkomen uit loon of
uitkering en verleent indien nodig zijn volledige medewerking aan schuldhulpverlening,
zolang de reclassering dit nodig acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van
[slachtoffer 1]toe tot een bedrag van
€ 799,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] € 799,00 aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 16 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalings-verplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Tenuitvoerlegging parketnummer
Verlengt de proeftijd van de bij genoemd arrest van 15 augustus 2012 in de zaak met parketnummer 21/001822-11 opgelegde voorwaardelijke straf voor de duur van een jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 1 september 2013 te Woerden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) I-phone(s) en/of (een) geldbedrag(en), althans goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte:
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gericht, althans die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond, en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend / metalen voorwerp, op/tegen de nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (daarbij)
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd / geroepen:"geef je geld anders schiet ik jou/jullie kapot" en/of "en nu ga je het mij geven"
en/of
hij op of omstreeks 1 september 2013 te Woerden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer Iphones en/of geld, in elk geval van enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gericht, althans die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond, en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend / metalen voorwerp, op/tegen de nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (daarbij)
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd / geroepen:"geef je geld anders schiet ik jou/jullie kapot" en/of "en nu ga je het mij geven";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de politie Regio Utrecht (dossiernummer PL0971-2013197658 Z) bevinden, met doorgenummerde pagina’s 1-75. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2013.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 63.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina 21.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina 22.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pagina 26.